Bibliotheek
Wees niet bevreesd, geloof alleen.


Wees niet bevreesd, geloof alleen.

Een avond met ouderling Jeffrey R. Holland Toespraak tot medewerkers van de kerkelijke onderwijsinstellingen • 6 februari 2015 • Salt Lake Tabernakel

Mijn geliefde collega’s in de kerkelijke onderwijsinstellingen, dank u voor dit grote voorrecht om bij u te zijn. Dit is, zoals al doorklonk in de introductie, min of meer een thuiskomst voor mij. ‘Lang geleden, in een melkwegstelsel hier heel ver vandaan’,1 begon ik aan wat volgens mij een levenslange loopbaan in de kerkelijke onderwijsinstellingen zou zijn. Maar iemand heeft eens gezegd: ‘Als je je hemelse Vader aan het lachen wilt maken, vertel Hem dan je plannen.’ Mijn plannen — en de enige echte loopbaanplannen die ik ooit had — waren dat ik CES-leerkracht zou worden, dat ik mijn leven in een klaslokaal voor godsdienstonderwijs zou doorbrengen en zou sterven met een krijtje in mijn hand. Het doet mij genoegen te zeggen dat ik wel enkele jaren in de klas doorbracht, maar de algemene autoriteiten bleven de schade beperken door me eruit te halen. Maar weet in elk geval dat ik me nog steeds een van u voel, dat ik erg trots ben op wat u voor de jongeren en de jongvolwassenen van de kerk doet, en dat ik erg dankbaar ben voor de zegeningen die Pat en ik ontvingen toen we nog met u deel uitmaakten van CES — en ik besef dat ik vanavond niet alleen spreek tot de mensen in de Tabernakel in Salt Lake City, maar tot een wereldwijd publiek. Tjonge, deze instellingen zijn echt gegroeid! Pat en ik zullen altijd het gevoel hebben dat we ‘met u zijn’ — zij aan zij, schouder aan schouder — in dit allergrootste werk.

En het is in die geest dat ik ook even de tijd wil nemen om dank te zeggen aan het toenemende aantal mensen onder u die een roeping hebben aangenomen om CES op zoveel manieren en op zoveel plaatsen in de wereld te dienen. Leerkrachten, toezichthouders, administratieve medewerkers en allerlei andere mensen zijn nu onze seminaries, instituten, kerkscholen en instellingen voor hoger onderwijs tot zegen. Misschien verdient niemand in dat grote team ons ontzag en onze waardering meer dan de leerkrachten van het ochtendseminarie. Beste vrienden, er is in de hemel een troon voor u! Jaar in jaar uit (en voor sommigen van u is dat al tientallen jaren) bereidt u zich in de avond voor, zet de wekker voor ’s ochtends vroeg, kreunt als de wekker afgaat, en rijdt vervolgens in het donker ergens heen, of heet in uw zitkamer ongekamde, slaperige leerlingen in pyjama welkom. Wat doet u een heilig werk, en wat hebben u en uw voorgangers al gedurende twee derde eeuw een schild van geloof gegeven aan ochtendseminarieleerlingen. En onderschat nooit wat die leerlingen horen en voelen, hoe ze zich ook gedragen. God zegene u en hen om een van de opmerkelijkste voorbeelden van toewijding in deze kerk — een programma dat altijd indruk maakt op de leiders, ouders en bestuurders uit andere godsdiensten die van het ochtendseminarie afweten. Maar ik dwaal af. Ik dank u allen, waar u ook bent of wat u ook doet, of nu een —betaalde kracht of een vrijwilliger bent, lesgeeft aan middelbare-schoolleerlingen of studenten, of zelfs aan leerlingen van de basisschool, want ook van die leerkrachten hebben we er nog een paar.

Heb nog even geduld met me terwijl ik een ander erg belangrijk eerbetoon breng. Ik wil een speciaal dankbetoon brengen aan de huwelijkspartners waar ook ter wereld die ons in dit werk terzijde staan, zonder wie de kerkelijke onderwijsinstellingen niet zouden kunnen slagen. Mijn vrouw heeft een ernstige ziekte achter de rug en is nog herstellende, dus ze kan vanavond niet bij ons zijn, maar misschien maakt dat het des te passender om een eerbetoon te brengen aan haar en aan alle andere huwelijkspartners in de onderwijsinstellingen. Ik weet dat het een beetje een cliché is om te zeggen: ‘Ik weet niet hoe het mij zou zijn vergaan zonder haar’, maar in elk geval is dat volkomen waar na ruim vijftig jaar van haar leiding, haar liefde en haar niet-aflatende invloed op mij, en op de cruciale beslissingen die we samen hebben genomen, inclusief de beslissing om les te geven in de kerkelijke onderwijsinstellingen. Ik zeg over haar wat Mark Twain zijn Adam over Eva liet zeggen: ‘[Waar] zij ook was, dát was het [paradijs].”2

Dus, echtgenotes — en echtgenoten, indien van toepassing — bedankt voor uw toewijding, uw opoffering, uw voorbeeld en uw geloof. Echtgenoten — en echtgenotes, indien van toepassing — wacht niet tot u 74 jaar bent en medewerkers van CES toespreekt om uw lieveling te bedanken dat deze zo’n gezegend leven mogelijk heeft gemaakt. Behandel elkaar goed, wees gelukkig samen, en wees dankbaar voor zo’n voldoeninggevende manier om de kost te verdienen.

Toen de datum van deze spreekbeurt naderde, vroeg ik ouderling Paul Johnson en broeder Chad Webb enkelen onder u uit te nodigen om vragen of punten van zorg in te dienen, zodat ik kon weten wat u bezighoudt. Toen er reacties binnenkwamen, verbaasde het me hoe vaak er sprake was van angst, bezorgdheid of ongerustheid — overwegend de angsten en zorgen van cursisten, maar soms was het ook úw ongerustheid die werd geuit. Dus ik heb dat als thema voor vanavond gekozen, en mijn toespraak gaat over een voorval in het leven van de jonge Gordon B. Hinckley. U herinnert zich dit voorval allemaal. U hebt het verhaal waarschijnlijk aan uw cursisten verteld.

Toen de jonge ouderling Hinckley de zendelingenleeftijd bereikte terwijl de economische crisis van de jaren dertig zijn climax had bereikt, was de werkloosheid gestegen tot een verschrikkelijke 35 procent en gingen er maar weinig zendelingen het zendingsveld in. De jonge Gordon had net zijn bachelorsgraad gehaald en wilde heel graag verder studeren en daarna op de een of andere manier de kost gaan verdienen. Zijn moeder was onlangs overleden; zijn vader stond alleen voor de financiële druk van die tijd.

In deze zorgelijke omstandigheden kreeg Gordon een oproep om op zending te gaan naar Engeland — destijds het duurste zendingsgebied ter wereld, en zonder dat er een manier was om de kosten evenredig te verdelen, zoals we nu hebben. Toen hij zich klaarmaakte om te vertrekken, en al deze emoties en potentiële problemen hem dwarszaten, overhandigde zijn geliefde vader, Bryant S. Hinckley, hem stilzwijgend een kaartje waar hij vijf woorden op had geschreven: ‘Wees niet bevreesd, geloof alleen’, stond erop.3

Ik weet nog steeds niet waarom dat verhaaltje van twintig jaar geleden zo’n indruk op me heeft gemaakt, maar dat heeft het wel degelijk. Dus met die bondige raad uit Markus 5:36 in gedachten, vraag ik u en uw cursisten: ‘Wees niet bevreesd, geloof alleen’.4 Met onaangetast geloof in God, vraag ik u om volledig vertrouwen in uzelf op te roepen en volledig vertrouwen in uw cursisten op te bouwen door met overtuiging en optimisme te onderwijzen dat het evangelie van Jezus Christus de zekerste, veiligste, betrouwbaarste en lonendste waarheid in de hemel en op aarde, in tijd en eeuwigheid is. Ik vraag u om te onderwijzen dat niets — helemaal niets, niemand, geen enkele invloed — deze kerk zal weerhouden van het vervullen van haar zending en het bereiken van haar bestemming, die vanaf de grondlegging der wereld bekend was. Wij bevinden ons in de gegarandeerd veilige, onverbiddelijke, onverwoestbare bedeling van de volheid van het evangelie. Onze jongeren hoeven niet bang te zijn, of bezorgd over zichzelf of hun toekomst te zijn. Wat ze wél moeten doen, is geloven, en in het geweer komen om de tijd waarin wij leven de meest opmerkelijke te maken.

De beweging die twee eeuwen geleden in een bos in de staat New York begon, —blijft ongehinderd en onloochenbaar voortgaan als de steen die Daniël zag die zonder handen uit de berg gehouwen was.5 Dat schriftuurlijke koninkrijk zal triomferen en overwinnen. In tegenstelling tot alle eerdere tijdperken zal er in deze bedeling géén institutionele afval plaatsvinden; er zal geen verlies van priesterschapssleutels plaatsvinden; en openbaring van de stem Gods zal niet staken. Individuele personen zullen afvallig worden; ze zullen de hemel negeren, maar dit zal in deze bedeling niet meer collectief gebeuren. Wat is dat een veilige gedachte! Wat een tijd om in te leven! Wat een manier om angst of ongerustheid weg te nemen.

Het is dan ook geen wonder dat de profeet Joseph onderwees dat elke profeet, priester en koning in elk tijdperk ‘met vreugdevolle verwachting [heeft] uitgezien naar de tijd waarin wij nu leven; met hemelse en vreugdevolle verwachtingen hebben zij over onze tijd gezongen, geschreven en geprofeteerd; […] wij zijn het bevoorrechte volk dat God heeft gekozen om de heerlijkheid in de laatste dagen tot stand te brengen.’6

Ik vind die uitspraak, die elke CES-leerkracht in het publiek waarschijnlijk wel kent, prachtig. U hebt het waarschijnlijk voor uw eigen cursisten aangehaald. Ik hoop het. Het maakt mij geestdriftig en vol hemelse en vreugdevolle verwachting. Bovendien verootmoedigt het me dat God onze bedeling begunstigd heeft Wij zijn het die de genoemde ‘heerlijkheid in de laatste dagen’7 tot stand brengen. Er ligt veel op onze schouders, maar het wordt een heerlijke en succesrijke ervaring. Als u cursisten hebt die ongerust zijn, of als u ongerust bent, stel iedereen dan gerust met de verzekering dat de overwinning in deze laatste strijd al is aangekondigd. De overwinning staat al in de recordboeken — deze boeken, de Schriften!

We weten zeker dat als of wanneer alles in de laatste dagen fout- of doodgaat; als overheden, economieën, industrieën en instellingen afbrokkelen; als samenlevingen en culturen een moeras van chaos en onzekerheid worden; dan nog blijft het evangelie van Jezus Christus, en De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen die het aan de wereld uitdraagt, triomferend. Het blijft onbevlekt in Gods hand totdat de Zoon van God zelf komt om te heersen en te regeren als Heer der heren en Koning der koningen Niets staat meer vast. Niets is zekerder. Niets zou een beter tegengif voor bezorgdheid kunnen zijn. Zoals de profeet Joseph heeft gezegd, en zoals een hele generatie zendelingen vol vuur aanhaalt: Gods waarheid zal elk land overspoelen en weerklinken in elk oor. Geen onheilige hand kan [het] stuiten.’8 Dat geldt nog steeds.

De Heer heeft als voorwoord op de openbaringen in onze tijd heel ondubbelzinnig gezegd:

‘Deze geboden […] zijn waar en betrouwbaar, en de profetieën en beloften die erin staan, zullen alle worden vervuld.

‘Wat Ik, de Heer, heb gesproken, heb Ik gesproken, en Ik verontschuldig Mijzelf niet; en al gaan de hemelen en de aarde voorbij, mijn woord zal niet voorbijgaanmaar zal geheel worden vervuld. […]

Want zie, ja, zie, de Heer is God, […] en de waarheid blijft voor eeuwig en altijd.’9

En als we bij het wachten tot elke belofte en profetie wordt vervuld hindernissen op de weg tegenkomen, het zij zo. Zoals de opmerkelijke Eliza  R. Snow heeft geschreven:

‘Schuwt nimmer uw plichten,

hoe zwaar die ook schijnen,

maar volgt steeds uw Redder, uw Voorbeeld, uw Vriend!

Want weet, dat beproeving, hoe scherp ook de pijnen,

voor kind’ren van God tot verhoging eens dient.’10

Die geest maakt korte metten met verwarring zoals het tweesnijdende zwaard van de Heer altijd doet.11

Dus als u het nog niet had gemerkt, ik ben optimistisch over de laatste dagen. Ik zou nergens meer in kunnen geloven dan ik geloof in God de eeuwige Vader; in zijn Zoon, Jezus Christus; in hun verlossende evangelie; en in hun door God geleide kerk. Dus wat zijn wij onze cursisten in dit opzicht verschuldigd? Wij zijn hun een vergelijkbaar getuigenis en een leven ‘vol goede moed’ verschuldigd.12 De Heiland heeft daar zo vaak om gevraagd, dat ik het persoonlijk als een gebod beschouw. Zorgen, angsten, pessimisme en ongerustheid kunnen iemands goede moed echter vernietigen — de uwe en die van mensen om u heen. Dus glimlach en geniet elke dag van uw leven! Denk eens na over deze uitspraak van die jonge, angstige zendeling die later vanuit een perspectief met vele, vele jaren ervaring sprak:

President Gordon B. Hinckley: ‘Laten wij niet bang zijn. Jezus Christus is onze leider, onze kracht en onze koning.

‘Dit is een tijd van pessimisme. Wij hebben een zending van geloof. Ik roep mijn broeders en zusters overal op om hun geloof te herbevestigen, om dit werk over de hele wereld voort te stuwen. U kunt de wereld sterker maken door uw levenswijze. Laat het evangelie uw zwaard en schild zijn. Ieder van ons maakt deel uit van het grootste werk op aarde.’13

‘Wat horen wij in het evangelie dat wij hebben ontvangen?’ heeft de profeet Joseph gevraagd. En toen legde hij uit waarom: ‘[Wij horen] een stem van blijdschap! […] Blijde boodschap en goed nieuws. […]

‘ Laat uw hart zich verheugen’, zei hij ‘en buitengewoon verblijd zijn.’14

Ik wil enkele concrete dingen noemen die u denk ik uw cursisten zou moeten leren waar ze blij mee zouden moeten zijn en waarvoor ze niet meer bang hoeven te zijn. Ik noem bijvoorbeeld trouwen, een gezin stichten en kinderen in de wereld brengen. Wij in de presiderende raden van de kerk horen maar al te vaak — en u misschien ook — dat veel van onze jongeren en jongvolwassenen doodsbenauwd voor het huwelijk zijn. In uitzonderlijke gevallen zijn ze bang dat de wereld op het punt staat om in bloedige rampen te vergaan — iets waar ze geen huwelijkspartner of kind in willen brengen. In minder ernstige, meer voorkomende gevallen zijn ze bang dat de wereld gewoon moeilijker wordt, dat het te moeilijk wordt om een baan te vinden, dat ze school moeten verlaten, schuldenvrij zijn, een baan hebben en een woning bezitten voordat ze een huwelijk overwegen.

Lieve help! Als ik die formule had gevolgd, zou ik nog steeds niet met mijn vrouw getrouwd zijn! Echt waar, bij ons huwelijk studeerden we allebei nog aan de BYU, konden zowel haar als mijn ouders ons niet financieel helpen, konden we ons nog niet indenken hoeveel vervolgstudie we nog in het verschiet hadden, en bezaten we op onze huwelijksdag samen driehonderd dollar! Nou is dat misschien niet de ideale manier om aan een huwelijk te beginnen, maar wat een huwelijk is het tot nu toe geweest, en wat zouden we gemist hebben als we zelfs maar een dag langer hadden gewacht toen we eenmaal wisten dat dit huwelijk de juiste beslissing was. Ja, we hebben ons opofferingen getroost; ja, er waren dagen, weken en maanden dat we geen rust hadden; en ja, we zijn vaak tot midden in de nacht bezig geweest. Maar ik bedenk niet graag wat we gemist zouden hebben als we ‘te rade [waren gegaan] bij onze angsten’15, waarvan president James E. Faust later tegen me zou zeggen dat we dat nooit moesten doen. Als we het nou eens eindeloos waren blijven uitstellen? Wat hadden we dan gemist?

Ik vind de beste definitie van liefde in het huwelijk nog steeds hoe James Thurber het eenvoudig heeft gezegd: ‘Liefde is wat je samen doormaakt.’16 Ik zal eeuwig dankbaar zijn voor wat Pat bereid was met mij door te maken — dat ze niet vond dat ik eerst afgestudeerd moest zijn en dat ik een auto, een woning en een loopbaan moest hebben voordat we konden trouwen.

En we wilden kinderen zo gauw we konden, wat in ons geval niet zo makkelijk bleek te zijn als we dachten. In feite hadden we, als we niet hadden besloten om zo snel mogelijk kinderen te krijgen, net als sommige vrienden en sommigen onder u buiten uw schuld kunnen ondervinden dat het uw levenslot was om kinderloos te blijven. Het duurde drie jaar voordat ons eerste kind kwam, nog eens drie voor de volgende, en drie voor de derde. En daar bleef het bij. Een doodgeboorte van de vierde deed voor altijd de deur voor ons dicht, dus we hebben ons verheugd in de drie kinderen die we hebben kunnen opvoeden. Maar hoe zou ons leven eruit hebben gezien als we hadden gewacht, uitgesteld of ons nodeloos zorgen hadden gemaakt over de financiële kanten? Welk van onze kinderen zouden we teruggeven? Van welke herinneringen of liefde of lessen die we door ieder van hen hebben geleerd, zouden we ooit afstand kunnen doen? Ik durf er niet aan te denken.

Broeders en zusters, ik denk dat we onze cursisten in een vroeger stadium moeten leren welke plaats huwelijk en gezin in het grote plan van geluk innemen. Als we wachten tot ze op huwbare leeftijd zijn, lopen we achter de feiten aan. En ik hoef u niet te vertellen dat maatschappelijke trends, afnemende morele normen en de ‘ijdele inbeelding’17 van het populaire amusement geregeld volkomen tegen die lering indruisen.

Wij vinden het bijvoorbeeld alarmerend dat de afgelopen vijftig jaar de gemiddelde leeftijd waarop mannen trouwen, van 22 naar 28 is gestegen! Dat is het cijfer in de buitenwereld, niet in de kerk, maar we volgen uiteindelijk hoe dan ook de wereld in zoveel maatschappelijke trends. Voeg daar de uiteenlopende invloeden op jongeren aan toe, zoals de grotere beschikbaarheid van geboortebeperkende middelen, de zedenvernietigende opkomst van pornografie, het verval van de kerkgang, de allesoverheersende algemene trend om materiële goederen te vergaren, de opkomst van het postmoderne denken met zijn scepticisme en subjectiviteit, en dan ziet u de context voor de angst en bezorgdheid die een opkomende generatie kan plagen. Als er in hun leven zo’n wind waait, kunnen ze al bijna beschadigd raken voordat ze aan hun volwassen gehuwde leven beginnen.

En verder zijn zoveel jongeren die ik spreek bang dat als ze trouwen, ze een van de velen zullen zijn die gaan scheiden, dat er weer iemand als een dwaas in het huwelijkszwembad duikt om er vervolgens achter te komen dat er geen water in staat. Voeg daar het wantrouwen over het welslagen van het huwelijk aan toe, en de smakeloze, walgelijke en vaak duivelse manier waarop kuisheid, trouw en het gezinsleven zo vaak in films en op tv worden bespot, en dan ziet u wel wat het probleem is.

Wij hebben heel wat te doen om de reputatie van het huwelijk als een heilig instituut dat geluk oplevert in stand te houden. U kunt beginnen met in uw eigen leven te laten zien wat een zegen en een lonende ervaring een gelukkig huwelijk oplevert. Dit betekent niet dat u overdreven optimistisch over het huwelijk moet zijn: elk huwelijk vergt inzet, en dat geldt voor het uwe ook. Maar zoals altijd leren uw cursisten het meeste en beste van uw eigen leven. Laat ze in woord en daad zien dat uw huwelijk en uw gezin alles voor u betekenen, want zo zou het moeten zijn — zo móet het zijn. Help uw cursisten om in deze laatste dagen het concept van ‘Wees niet bevreesd, geloof alleen’18 op het huwelijk en het gezin toe te passen. Lucifer zal dat steeds moeilijker maken, maar tegelijkertijd wordt het ook steeds belangrijker.

Enkelen onder u maakten ook opmerkingen over andere verontrustende problemen van onze tijd — problemen die andere angsten met zich meebrengen en het geloof van onze jongeren soms heel erg aanvallen. Een van u formuleerde het als volgt: ‘Het wordt steeds moeilijker om in de leer van de kerk te onderwijzen zonder leerlingen tegen ons in het harnas te jagen die een tolerante houding ten aanzien van de denkbeelden van de wereld hebben aangenomen. Hoe blijven we dicht bij de leer zonder onze cursisten tegen ons in het harnas te jagen?’

Allereerst wil ik zeggen dat de manier waarop we de leer presenteren veel eerder mensen tegen ons in het harnas jaagt dan de leer zelf. Onze leer is niet nieuw; het is niet alsof de cursisten niet precies weten wat ons standpunt is inzake vrijwel elke trendy overtreding die ze kunnen tegenkomen. Dus wat een goede en attente leerkracht of leider of ouder doet, is zorgen dat onze vastberadenheid om rechtschapen te zijn niet overkomt als zelfingenomenheid, want onze cursisten zullen het verschil merken. Daarom zeg ik dat onze manier, onze methode, onze houding en ons mededogen, zodra ze door onze cursisten begrepen worden, ons in staat zullen stellen om zo direct en standvastig te zijn in onze verkondiging van Gods geboden als we moeten.

Verder wil ik u vragen nooit te aarzelen om in ware leer te onderwijzen alleen omdat u bang bent iemand tegen u in het harnas te jagen. Zoals er in afdeling 50 van de Leer en Verbonden staat, als we met de Geest in waarheid onderwijzen en de cursisten de waarheid door de Geest ontvangen, ‘begrijpen hij die predikt en hij die ontvangt elkaar en beiden worden opgebouwd en verblijden zich tezamen’.19

In zo’n discussie hebt u vast wel eens cursisten horen zeggen wat ik ze heb horen zeggen, zoals: ‘Ik weet hoe we geacht worden te leven, maar moeten we andere mensen die norm of dat gedrag of die overtuiging opleggen?’ Uiteraard is het antwoord ‘Nee, we leggen niemand gedragsnormen of overtuigingen op.’ Maar deze kerk, en wij als CES-leerkrachten in de kerk, staan onder een verbond om gedragsnormen bij te brengen, het zekere pad aan te wijzen, de veilige koers aan te geven, en een waarheidsbanier voor de volken op te richten.

Elke leerkracht in dit gehoor herinnert zich het legendarische verhaal van broeder Karl G. Maeser die met een groep zendelingen over de Alpen trok door een eenvoudige serie paaltjes te volgen die op cruciale punten langs het pad waren geplaatst om de veilige route aan te geven. Die paaltjes zagen er niet bijzonder uit — ze waren allemaal onregelmatig van vorm, sommige verweerd en versleten, geen van alle waren ze om over naar huis te schrijven — maar de plaatsing, de route die ze aangaven en de stilzwijgende boodschap die hun aanwezigheid gaf, betekende het verschil tussen leven en dood. De les die broeder Maeser die dag leerde, was dat die paaltjes op de presiderende autoriteiten van de kerk leken — sommige waren lang, andere kort, het was een een stelletje doodgewone deelnemers aan een schoonheidswedstrijd — maar als je hun pad volgde, bevond je je op een veilig pad20 Wat ik vanavond duidelijk wil maken, is wat ware leer (en dat is waar de algemene autoriteiten in onderwijzen) dag in dag uit voor ons allen betekent. Iemand moet die leerstellige paaltjes uitzetten. Iemand moet zeggen: ‘Hier is de waarheid, en hier is veiligheid.’ Iemand moet reizigers op de smalle en vaak gevaarlijke paden de weg wijzen, zeker als ze daar voor de eerste keer gebruik van maken, zoals voor de meeste van onze middelbare scholieren en studenten geldt. In De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen maakt u een bijzonder belangrijk deel uit van de ‘iemanden’ die God heeft gevraagd om het heilspad aan te geven.

Dus wij moeten met vaardigheid en mededogen aan die individuele cursist, of aan de maatschappij, vertellen waar die veilige route te vinden is, dat soms smalle pad van waarheid, die vaste rotssteen waarop ze niet kunnen omvallen. En een cursist kan niet op die vaste ondergrond staan als hij of zij niet weet waar die is, en zij kunnen dat alleen weten als ouders, leiders en leerkrachten zoals u ze ernaar toe leiden en de route met hen afleggen.

Een vaste rotssteen als fundament? De veilige weg? ‘Het is op de rots van onze Verlosser, die Christus is, de Zoon Gods’21 dat ieder van ons, jong of oud, zijn fundament moet bouwen. Waarom? Waarvoor? Omdat ‘wanneer de duivel zijn krachtige winden zendt, ja, zijn pijlen in de wervelwind, ja, wanneer al zijn hagel en zijn hevige storm u zullen striemen (en uw leerlingen en uw samenleving en uw verwachtingen en dromen), die geen macht over u zullen hebben om u neer te sleuren in de afgrond van ellende en eindeloos wee, wegens de rots waarop gij zijt gebouwd, die een vast fundament is; en als de mensen op dat fundament bouwen, kunnen zij niet vallen.’22

Die kracht, broeders en zusters, versterkt ons standpunt in elke kwestie aangaande leer, geschiedenis of kerkelijke gebruiken die zo vaak de kop opsteken in dit werk. U hebt de vragen gehoord. Ze zijn niet nieuw. Ze doken voor het eerst op in de buurt van Palmyra, toen de veertienjarige Joseph vertelde over zijn hemelse visioen, en ze blijven in de een of andere vorm tot op de dag van vandaag de kop opsteken. We hebben onlangs ongeveer een dozijn van dergelijke kwesties behandeld in artikelen, en daarbij wilden we in het geloofskader niet alleen correct maar ook transparant zijn. We hebben nog niet op alle evangelievragen een antwoord, maar —ooit— komen ze wel.

Intussen heb ik een vraag. Welke denkbare historische of leerstellige of procedurele kwestie zou er ooit in welke groep ook kunnen opduiken die ooit iemands vurige geestelijke overtuiging van het genadige heilsplan van de Vader zou kunnen overschaduwen of tenietdoen; de geboorte van zijn eniggeboren Zoon, diens zending, verzoening en opstanding; de herstelling van het priesterschap; goddelijke openbaring, zowel persoonlijke als algemene; de zielsverrijkende geest en motiverende kracht van het Boek van Mormon; de ontzagwekkende majesteit van de tempelbegiftiging; en iemands persoonlijke ervaring met wonderen; enzovoorts, enzovoorts? Wat een vraag! Het is mij volkomen onduidelijk hoe die majestueuze, eeuwige fundamentele waarheden die zo centraal staan in de grootsheid van de hele evangelieboodschap opzij geschoven of volledig verworpen kunnen worden door mensen die zich druk maken over onderdelen van het geheel die van veel minder belang zijn. Wat mij betreft is dat, om het maar met de woorden toegeschreven aan Edith Wharton te zeggen, net als vastzitten in ‘het dikke deel van dunne dingen’.

Ik erken grif dat veel mensen die eerlijk van hart zijn met volkomen legitieme vragen zitten. Ik erken ook grif dat iedereen wel de een of andere onbeantwoorde evangelievraag heeft. Niettemin hopen we voor zowel scepticus als gelovige, en iedereen die daar tussenin zit, dat ootmoed, geloof en de invloed van de Heilige Geest altijd deel uit zouden maken van elk zoeken naar waarheid, dat fundamentele waarheden bij dat zoeken altijd de referentiepunten zouden zijn, en dat alle andere kwesties die misschien nog opgelost moeten worden, onderzocht worden ‘door studie en ook door geloof’.23 Als puntje bij paaltje komt, moeten we allemaal onderscheid maken tussen de belangrijke en minder belangrijke elementen van ons getuigenis. Voor mij zijn enkele van de grote steunpilaren de eerder genoemde majestueuze waarheden, de manier waarop zij het onvervangbare middelpunt van mijn leven zijn, en het besef dat ik gewoonweg niet zonder ze, of zonder de zegeningen die ik heb ontvangen of de beloften die we allemaal in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen hebben gekregen, zou kunnen leven.

Dus als we het dan toch over vragen hebben, schrijf deze van de apostel Paulus eens op het schoolbord van uw verstand, en prent het uw cursisten in: ‘Want wat is het, al zijn sommigen ongelovig […]? Zal hun ongelovigheid het geloof van God te niet doen?’24 Het antwoord daarop is ‘nee’! Van mijn leven niet! Van mijn levensdagen niet! Niet voor mij en mijn huis! Niemands ongeloof heeft of kan —ooit— mijn geloof in God, mijn liefde voor Christus, mijn toewijding aan deze kerk en dit werk van de laatste dagen ‘te niet doen’. De waarheid van dit werk in de laatste dagen is geldig en blijft geldig zolang de zon schijnt en het water van rivieren naar de zee stroomt, en voor eeuwig daarna. Loop die zegeningen niet mis!

Nu ik dat zo zeg, voeg ik daar nogmaals het getuigenis aan toe van de jonge instituutscursist van studentenleeftijd die later de president van de kerk werd. Dat wordt gevolgd door het getuigenis van zijn fantastische opvolger, onze eigen geliefde president Thomas S. Monson.

President Gordon B. Hinckley: ‘God staat aan het roer. Twijfel daar nooit aan. Als we tegenspoed krijgen, doet Hij een deur open waar geen uitweg lijkt te zijn. […]

‘Laat u door geen enkele ontevreden stem storen. Laat de critici u geen zorgen maken. Zoals Alma lang geleden heeft gezegd: “En vertrouwt evenmin iemand als uw leraar of uw prediker, tenzij het een man Gods is, die in zijn wegen wandelt en zijn geboden onderhoudt” (Mosiah 23:14).

De waarheid bevindt zich in deze kerk. […] Zoals de psalmist heeft geschreven: “Zie, de Bewaarder van Israël sluimert noch slaapt” (Psalmen 121:4).

‘Hij die onze Heiland is, sluimert noch slaapt terwijl Hij over zijn koninkrijk waakt.’25

President Thomas S. Monson: ‘Ik getuig tot u dat de zegeningen ons beloofd onmetelijk zijn. Hoewel de onweerswolken samenpakken en de regen op ons neerklettert, zullen onze kennis van het evangelie en onze liefde voor onze hemelse Vader en onze Heiland ons troost en steun geven, en vreugde brengen in ons hart, als wij oprecht wandelen en de geboden onderhouden. Er is dan niets in deze wereld dat ons kan verslaan.

Geliefde broeders en zusters, wees niet bang. Wees goedsmoeds. De toekomst is net zo stralend als uw geloof.’26

Met overtuiging in mijn hart en eeuwige dankbaarheid in mijn ziel voor de waarheid van het herstelde evangelie van Jezus Christus, wil ik besluiten met mijn eigen herhaling van de raad die God ons in de Schriften meer dan honderd keer heeft gegeven — om niet bang maar goedsmoeds te zijn. Dat is mijn boodschap aan u, en de boodschap die ik u vraag over te brengen aan uw cursisten.

‘Voorwaar, […]: Gij zijt kinderkens, en gij hebt nog niet begrepen welke grote zegeningen de Vader […] voor u heeft bereid.’27

‘Vreest niet, […], want u bent de mijnen, en Ik heb de wereld overwonnen; en u behoort tot hen die mijn Vader Mij gegeven heeft.’28

‘Gij kunt nu niet alle dingen verdragen; niettemin, weest goedsmoeds, want Ik zal u voortleiden. Van u is het koninkrijk en van u zijn de zegeningen daarvan, en van u zijn de rijkdommen der eeuwigheid.’29

‘Welnu, Ik ben in uw midden,  en Ik ben de goede herder, en de steenrots Israëls. Wie op deze rots bouwt, zal nimmer vallen.

‘En de dag komt dat u mijn stem zult horen en Mij zien, en weten dat Ik ben.’30

Die zegening, geuit door de Heiland van de wereld, herhaal ik vanavond, en ik spreek die over ieder van u uit alsof mijn handen op uw hoofd lagen. Met God als mijn getuige aangaande de goddelijke aard van dit werk, ben ik zijn getuige ervan. Dit is de waarheid. In deze kerk zijn u en ik betrokken bij het steeds meer bespoedigde verlossingswerk van het evangelie van Jezus Christus. De leer is er, de verordeningen zijn er, de openbaringen zijn er, de toekomst is er. Het is het enige zeker en veilige pad dat Gods kinderen kunnen volgen, ook zijn CES-leerkrachten en hun cursisten. Ik verheug me in het voorrecht om zij aan zij met u voort te gaan op zulke zekere, vaste, heilige grond. ‘Wees niet bevreesd, geloof alleen.’31 In de naam van Jezus Christus. Amen.