Devotionals 2019
‘Twijfel niet, maar wees gelovig’


33:28

‘Twijfel niet, maar wees gelovig’

Wereldwijde devotional voor jongvolwassenen • 13 januari 2019 • Brigham Young University–Hawaii

Ouderling Dale G. Renlund: Fijn dat jullie er zijn. We weten dat jullie het druk hebben. We bidden dat God jullie voor jullie offer zal zegenen. Ik dank jullie namens de Heer en zijn kerk voor jullie geloof en getrouwheid.

Zuster Ruth L. Renlund: Het is fijn om hier te zijn. Het koor heeft prachtig gezongen en tot de Geest van deze bijeenkomst bijgedragen. We zijn dankbaar voor de mensen op het podium en de rol die zij in jullie en ons leven spelen. We bewonderen hun goede voorbeeld als discipelen.

We hebben maandenlang nagedacht over het thema dat we willen bespreken: geloof en twijfel. In juni 2018 hebben we een gelijkenis verteld tijdens de jaarlijkse instructie-uitzending van het seminarie en instituut voor godsdienstonderwijs. We willen vandaag beginnen met diezelfde gelijkenis.

Ouderling Dale G. Renlund: Stel je voor dat je ergens op de oceaan met een boot bent gekapseisd. Je zwemt al urenlang met een zwemvest aan richting de dichtstbijzijnde kust. Ten minste, dat denk je, maar je weet het niet zeker. Je bent behoorlijk uitgedroogd. Je wordt dan ook steeds licht in het hoofd wanneer je weer een stukje gaat zwemmen. Je schat dat je nog zo’n dertig kilometer van de kust vandaan bent. Je vreest voor je leven, want zo ver kun je niet zwemmen. In de verte hoor je een lichte motor. Het geluid lijkt jouw kant op te komen. Je hoop op redding neemt zienderogen toe. Je ziet een vissersboot naderen.

Zuster Ruth L. Renlund: O, gelukkig, denk je, de kapitein ziet me! De boot stopt en een vriendelijke, verweerde visser helpt je aan boord. Je kruipt dankbaar naar een zitplaats in de boot en slaakt een zucht van verlichting. De visser geeft je een veldfles met water en wat crackers. Je eet en drinkt gretig. Je knapt echt op van het water en de crackers. Je bent erg opgelucht en blij. Je bent op weg naar huis.

Terwijl je bijkomt en je beter begint te voelen, let je wat beter op het een en ander om je heen. Het water uit de veldfles is wat muf, je had liever iets beters gehad – Evian of Perrier. De crackers waren lekker, maar het liefst had je fijne vleeswaren en daarna een chocoladecroissant gehad. Je merkt ook dat de vriendelijke visser versleten laarzen en een blauwe spijkerbroek aan heeft. De zweetband om zijn hoed zit vol vlekken en hij lijkt aan de dove kant.

Ouderling Dale G. Renlund: Je ziet ook dat de boot de nodige gebruikssporen heeft en dat er deuken in de voorsteven rechts zitten. De verf is hier en daar afgebladderd en versleten. Ook merk je dat de boot naar rechts trekt wanneer de grip van de visser op het roer verslapt. Je gaat je zorgen maken dat deze boot en deze kapitein je niet de nodige redding kunnen brengen. Je vraagt de visser naar de deuken en het roer. Hij zegt dat hij zich daar nooit erg druk om heeft gemaakt. Hij stuurt de boot immers al tientallen jaren dag in dag uit via dezelfde route van en naar de visgebieden. De boot heeft hem altijd veilig en wel naar de plek gebracht waar hij naartoe wilde.

Je staat versteld! Hoe kon hij zich nu geen zorgen maken over de deuken en het roer? En waarom viel het eten en drinken zo tegen? Hoe meer je op de boot en de visser let, hoe bezorgder je wordt. Je vraagt je af of je wel aan boord had moeten gaan. Je wordt steeds onrustiger. Uiteindelijk eis je dat de visser de boot stillegt en je terug het water in laat gaan. Je bent nog steeds meer dan twintig kilometer van de kust af, maar je kunt gewoon geen seconde langer in de boot blijven. De visser helpt je met enige droefheid terug de oceaan in. Je bent weer alleen.

Zuster Ruth L. Renlund: In deze gelijkenis staat de boot voor de kerk, en de visser voor mensen die in de kerk dienen.1Het enige doel van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is onze hemelse Vader en Jezus Christus bij te staan in hun werk om het eeuwige leven van Gods kinderen tot stand te brengen.2Ze biedt ons het verbondspad, het pad om naar onze hemelse Vader terug te keren. Wie in de kerk dienen, zijn niet volmaakt, maar zijn een onmisbare hulp en aanmoediging op ons verbondspad.

Wat zeggen de boot en de visser over de kerk? Veranderen deuken en afbladderende verf op de kerk haar vermogen om de geautoriseerde verordeningen voor verlossing en verhoging te verschaffen, zodat wij als onze Vader in de hemel kunnen worden? Als de visser het roer met beide handen op koers moet houden, doet dat dan af aan zijn vermogen en dat van de boot om ons veilig en wel te brengen waar we heen willen? Je hoeft geen geordende ziener zoals mijn echtgenoot te zijn om te weten dat terug in het water gaan in plaats van in de boot blijven riskant is. Maar als we het grote geheel uit het oog verliezen, kunnen de kleine deuken en afbladderende verf onoverkomelijk lijken.

Elk lid heeft een eigen getuigenis van de waarheid van de herstelde kerk nodig. Zonder ware bekering, waaronder een machtige verandering van hart, ga je misschien onnodig op de metaforische crackers en afbladderende verf letten.

Tijdens de aprilconferentie van 2018 heeft president Russell M. Nelson gezegd: ‘U hoeft zich niet af te vragen wat waarheid is. [Zie Moroni 10:5]. U hoeft zich niet af te vragen wie u werkelijk kunt vertrouwen. U kunt door persoonlijke openbaring zelf een getuigenis ontvangen dat het Boek van Mormon het woord van God is, dat Joseph Smith een profeet is en dat dit de kerk van de Heer is. Wat anderen ook zeggen of doen, niemand kan u een getuigenis in uw hart en uw verstand over wat waar is, afnemen.’3Dat getuigenis is nu belangrijker dan ooit.

Ouderling Dale G. Renlund: Mijn getuigenis kreeg vorm toen ik in Göteborg (Zweden) woonde. Ik was 11 jaar. De zendingspresident had alle jonge mensen gevraagd om het Boek van Mormon te lezen. Ik nam de uitdaging aan en begon te lezen. Toen we een tijdje bezig waren, zei een van de raadgevers van de zendingspresident dat we moesten bidden over wat we lazen. Ik weet nog goed dat ik dat op een avond deed. Ik knielde naast het bed neer en begon een heel eenvoudig gebed om te weten of het Boek van Mormon waar is.

Ik hoorde geen stem, maar het was alsof God tegen me zei: ‘Ik probeer je al een hele tijd duidelijk te maken dat het waar is.’ Die ervaring veranderde mij, veranderde mijn leven. Ze zette een proces van geloof, een proces van op het verbondspad wandelen in werking. Ik probeerde meer te doen en beter mijn best te doen. In Göteborg heb ik geleerd hoe ik me moet bekeren. In Göteborg leerde ik mijn Verlosser kennen. In Göteborg begon ik op te kijken naar personen die hun roeping grootmaakten en zich voor de opbouw van het koninkrijk van God inzetten. Göteborg werd mijn ‘wateren van Mormon’.4

Zuster Ruth L. Renlund: Waar ben jij tot de kennis van je Verlosser gekomen? Welk gevoel was dat? Ben je dat vergeten, dan sporen wij je aan om dat gevoel weer op te roepen. Die kennis en die gevoelens zijn het begin van geloof.

Geloof is een keuze die ieder moet maken. Geloof is niet lichtzinnig wensen dat iets waar is en onszelf dan overtuigend inbeelden dat het zo is. Geloof is de zekerheid dat dingen bestaan die we niet in het vlees hebben gezien. Het is ook een beginsel dat tot actie aanzet.

‘Geloof is een vertrouwen in en op Jezus Christus, […] waardoor [iemand] kan worden behouden. […] Geloof wordt opgewekt door het evangelie te horen van bevoegde predikers die door God gezonden zijn [zie Romeinen 10:14–17]. Wonderen voeren niet tot geloof. Een sterk geloof wordt ontwikkeld door gehoorzaamheid aan het evangelie van Jezus Christus. Met andere woorden, geloof is het gevolg van rechtschapenheid [zie Alma 32:40–43].5Geloof komt niet door tekenen van God te eisen, maar door zijn geboden te gehoorzamen en te volgen.

Ouderling Dale G. Renlund: God wil dat we geloof hebben, zodat Hij ons kan zegenen.6Geloof is de sleutel die Gods barmhartigheid ontsluit. Iemand moet besluiten of hij of zij geloof wil hebben, en dan in geloof handelen voordat geloof kan toenemen. Alma zei: ‘Maar zie, indien u uw vermogens wilt opwekken en wakker schudden, ja, om mijn woorden te beproeven, en een sprankje geloof wilt oefenen – ja, al kunt u niet meer doen dan verlangen te geloven – laat dat verlangen dan in u werken totdat u zó gelooft dat u plaats kunt inruimen voor een deel van mijn woorden.’7Geloof kan alleen toenemen als we ervoor kiezen om geloof te hebben en ernaar te handelen.

Zuster Ruth L. Renlund: Ons verlangen naar geloof moet tot daden leiden. In veel opzichten tonen we ons geloof met onze voeten.

Dat beginsel staat in de belofte van het Boek van Mormon waar mijn man als 11-jarige op inging. ‘En wanneer u deze dingen ontvangt, spoor ik u aan God, de eeuwige Vader, in de naam van Christus te vragen of deze dingen niet waar zijn; en indien u vraagt met een oprecht hart, met een eerlijke bedoeling en met geloof in Christus, zal Hij de waarheid ervan aan u openbaren door de macht van de Heilige Geest.’8

Als je begint met de vraag: ‘Zouden deze dingen niet waar kunnen zijn?’ dan voert dat tot een geloof dat groeit als het wordt gevoed. ‘Zouden deze dingen niet waar kunnen zijn?’ is een vraag die veronderstelt dat het waar is. Als ik bijvoorbeeld zeg: ‘Gaan we niet van Honolulu naar de noordkust rijden?’, betekent dit dat we gaan rijden. De vraag die we van Moroni over het Boek van Mormon moeten stellen, is door geloof ingegeven en leidt dus tot meer geloof.

Beginnen we met de vraag: ‘Zou dit niet onwaar kunnen zijn?’ dan voert dat tot twijfel. En twijfel voert nooit tot geloof.

Ouderling Dale G. Renlund: Ik bezocht eens een ringconferentie. De ringpresident vroeg me met een man te spreken die ik Stephen zal noemen. Stephen was een trouw lid van de kerk geweest. Hij had een zending vervuld en was in de tempel getrouwd. Hij had jarenlang trouw gediend, maar begon de kerk in twijfel te trekken. Tijdens mijn onderhoud met Stephen gaf hij aan dat hij problemen had met het feit dat er vier versies van het eerste visioen van Joseph Smith waren. Joseph Smith moest het naar zijn idee dus wel verzonnen hebben.

Ik bracht Stephen in contact met iemand die deze vier versies tientallen jaren geleden had onderzocht. Stephen sprak met de onderzoeker. Toen ik Stephen daarna weer sprak, vroeg ik: ‘Hoe kijk je nu tegen het eerste visioen aan?’

Hij zei: ‘Ik heb er vrede mee omdat mijn vragen beantwoord zijn. Ik heb er geen moeite meer mee. Maar nu zit het meervoudig huwelijk dat in Nauvoo en na het manifest in 1890 werd gepraktiseerd me danig dwars. Dat houdt me echt bezig.’

Ik bracht Stephen in contact met iemand die hiervoor belangrijke, betrouwbare bronnen had onderzocht. Na dat gesprek nam ik contact op met Stephen en vroeg ik hoe het met hem ging.

Hij zei: ‘Wel, daar heb ik geen moeite meer mee. Ik begrijp wat er is gebeurd en mijn zorgen zijn weggenomen. Maar nu ben ik erg verontrust dat zwarte mensen een tijdlang het priesterschap niet konden krijgen.’

Zuster Ruth L. Renlund: Helaas had Stephen ervoor gekozen om een eeuwige twijfelaar te zijn. Hij schepte meer behagen in twijfel dan in kennis,9 en hij woelde de grond waar hij in geloof in had geplant weer om.10Als er één zorg werd weggenomen, kwam er wel weer een andere om de hoek kijken. Hoe hard iemand ook probeerde om die vragen te beantwoorden, hij vond steeds weer een ander onderwerp dat hem zorgen baarde. Hij keek naar de deuken in de boot en niet naar het vermogen van de boot om hem naar de zegeningen van de verzoening van Jezus Christus te leiden. In het geval van Stephen was het kerkelijk gezien een mollenspel. Je kent dat wel, het spel waarbij een mol zijn kopje boven het bord uitsteekt, en telkens als je het een tik met het hamertje geeft, steekt een andere mol de kop op.

Wetenschappelijke informatie kan tijdelijk antwoord bieden op een verstandelijk probleem, maar meer informatie lost het probleem niet op. In zijn brief aan de inwoners van Korinthe zei Paulus: ‘Maar de natuurlijke mens neemt de dingen van de Geest van God niet aan, want ze zijn dwaasheid voor hem. Hij kan ze ook niet leren kennen, omdat ze geestelijk beoordeeld worden.’11Geloof in Jezus Christus en een getuigenis door de Geest zijn ook essentieel.

Veel mensen hebben vragen en twijfels gehad, en hebben geworsteld om geestelijk op de been te blijven, maar zijn toch trouw op het verbondspad gebleven. In gebed hebben ze vaak hetzelfde antwoord als ouderling Neil L. Andersen gekregen, toen hij zich decennia geleden afvroeg of hij klaar was voor het zendingsveld. Toen hij bad, kreeg hij dit gevoel: ‘Je weet niet alles, maar je weet genoeg!’12Soms, of zelfs meestal, zal de Heer ons antwoorden: ‘Je weet genoeg om op het verbondspad te blijven en mijn geboden te onderhouden.’

Toen Nephi werd gevraagd of hij de goedgunstigheid van God kende, antwoordde hij: “Ik weet dat [God] zijn kinderen liefheeft; toch ken ik niet de betekenis van alle dingen.’13 Hij wist genoeg. We zullen in dit leven niet de betekenis van alle dingen te weten komen, maar we weten genoeg. Onze toekomst wordt bepaald door de mate waarin we ons rudimentair geloof laten groeien en ernaar handelen.

Ouderling Dale G. Renlund: Twijfel is nooit een voorbode van geloof, net zomin als licht door duisternis wordt veroorzaakt. Petrus kreeg toen hij in het water wegzakte nadat hij geprobeerd had erop te lopen niet te horen: ‘O Petrus, had je maar meer twijfel.’ Nee, hij kreeg te horen: ‘Kleingelovige, waarom hebt u getwijfeld?’14

In de Lectures on Faith worden de verschillen tussen geloof en twijfel uitgelegd: ‘Waar twijfel en onzekerheid heersen, is er geen geloof. Dat kan er dan ook niet zijn. Want twijfel en geloof kunnen niet tegelijkertijd in iemand verkeren. Daarom kunnen mensen die twijfelen en bang zijn geen onwankelbaar vertrouwen hebben. En als er geen onwankelbaar vertrouwen is, is het geloof zwak. En als het geloof zwak is, zal de persoon niet in staat zijn om alle tegenstand, ellende en beproevingen te weerstaan die hij het hoofd moet bieden om een erfgenaam van God en een mede-erfgenaam van Jezus Christus te worden. En hij zal lusteloos worden, en de tegenstander zal macht over hem hebben en hem vernietigen.’15

Dit gebeurde ook met Stephen. Hij liet twijfel en onzekerheid in hem de overhand krijgen. Na verloop van tijd had hij de kracht niet meer om de moeilijkheden die op een lid van de kerk afkomen, het hoofd te bieden. Hij werd vermoeid van geest en zijn geloof verdween.

Zuster Ruth L. Renlund: Vragen hebben over de kerk en bepaalde leerstellingen is normaal, het ligt aan de basis van evangeliestudie. Joseph Smith begreep dat toen hij las: ‘Als iemand van u in wijsheid tekortschiet, laat hij die dan vragen aan God, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt, en ze zal hem gegeven worden.’16

Maar de tekst gaat verder: ‘Maar laat hij er in geloof om vragen en daarbij niet twijfelen.’17

Met andere woorden: vraag het aan God en twijfel er niet aan dat Hij antwoord kan geven. De tekst gaat verder: ‘Immers, wie twijfelt, lijkt op een golf van de zee, die door de wind voortgestuwd en op- en neergeworpen wordt. Want zo iemand moet niet denken dat hij iets ontvangen zal van de Heere. Hij is een dubbelhartig man, onstandvastig in al zijn wegen.’18

Voor het soort antwoord dat Joseph Smith zocht of dat wij tekortschieten, moeten we God met een gelovig hart en een gelovige geest benaderen, met het verlangen dat de dingen van God ons bekendgemaakt zullen worden.

Ouderling Dale G. Renlund: We vinden het volgende citaat van ouderling John A Widtsoe mooi. Hij was een apostel in deze bedeling. Ik parafraseer: Twijfel heeft geen waarde, tenzij die leidt tot onderzoek in de juiste bronnen. De halsstarrige twijfelaar, tevreden met zichzelf, niet bereid om de nodige inzet te tonen, om de prijs van goddelijke ontdekking te betalen, vervalt uiteindelijk tot ongeloof en zinkt weg in duisternis. Zijn twijfels groeien als giftige paddenstoelen in de schimmigheid van zijn mentale en geestelijke binnenkamers. Hij verruilt uiteindelijk, blind als een mol in zijn nest, verstand voor dwaasheid en arbeid voor luiheid. Hij wordt een luie wetenschapper. Twijfelen is niet verkeerd, tenzij het een doel op zich wordt. De twijfel die zichzelf versterkt en daardoor, met halsstarrige luiheid, meer twijfel veroorzaakt, is slecht.’19

Ouderling Widtsoes woorden gaan nog steeds op. Halsstarrige twijfel voert niet naar kennis van de Heiland, Jezus Christus en zijn verzoening. We komen er niet echt door te weten dat we een barmhartige, liefdevolle hemelse Vader hebben die het grote heilsplan heeft ontwikkeld. We kunnen achter de waarheid van dit werk in de laatste dagen komen. We moeten dan wel voor geloof kiezen, niet voor twijfel, en voor onze antwoorden naar betrouwbare bronnen gaan.

Zuster Ruth L. Renlund: Alma sprak hier ook over. Hij zei: ‘En daarom ontvangt hij die zijn hart verstokt, een kleiner deel van het woord; en hij die zijn hart niet verstokt, hem wordt een groter deel van het woord geschonken, totdat het hem wordt gegeven de verborgenheden van God te kennen totdat hij die ten volle kent. En zij die hun hart verstokken, hun wordt een kleiner deel van het woord gegeven, totdat zij niets weten van zijn verborgenheden; en dan worden zij gevangengenomen door de duivel en door zijn wil ter vernietiging afgevoerd.’20

Zou je iemand die blut is en schulden heeft om financieel advies vragen?

Ouderling Dale G. Renlund: Zou je een kwakzalver die slangenolie verkoopt om medisch advies vragen?

Zuster Ruth L. Renlund: Aan wie zou je advies vragen over je forehand, een amateur of Roger Federer?

Ouderling Dale G. Renlund: Zou je dan voor je eeuwig welzijn vertrouwen op mensen die geestelijk failliet zijn en de grond waar ze in geloof in hadden geplant weer omwoelden,21 of die met de woorden van Jeremia ‘[Christus], de bron van levend water, hebben […] verlaten, om zich bakken uit te hakken, lekkende bakken, die geen water houden’?22Die mensen hebben de bron van levend water de rug toegekeerd en zouden willen dat je vertrouwt op iets wat geen water kan houden.

Zuster Ruth L. Renlund: Broeders en zusters, jullie kunnen weten dat er een Levende Christus is.23Het internet kan Schriftstudie en de woorden van levende profeten en apostelen niet vervangen. Voed je geloof door antwoorden op je vragen te zoeken in betrouwbare bronnen.

Ouderling Dale G. Renlund: Als we te weten willen komen of iets waar is of niet, kunnen we de methode van de profeet Mormon volgen:

‘Daarom, alle dingen die goed zijn, komen van God; en wat slecht is, komt van de duivel; […]

‘Doch zie, wat van God is, nodigt uit en verlokt om voortdurend goed te doen; daarom is alles wat uitnodigt en verlokt om goed te doen en God lief te hebben en Hem te dienen, door God ingegeven. […]

 ‘Het is u gegeven te oordelen, zodat u goed van kwaad kunt onderscheiden; en opdat u het met volmaakte kennis zult weten, is de wijze van oordelen even duidelijk als het verschil tussen het daglicht en de donkere nacht.

‘Want zie, de Geest van Christus wordt aan ieder mens gegeven, opdat hij goed van kwaad zal kunnen onderscheiden; welnu, ik toon u de wijze van oordelen; want alles wat uitnodigt om goed te doen en overreedt om in Christus te geloven, wordt door de macht en gave van Christus uitgezonden; daarom kunt u met volmaakte kennis weten dat het van God is.

Maar alles wat de mens overreedt om kwaad te doen en niet in Christus te geloven en Hem te verloochenen en God niet te dienen, daarvan kunt u met volmaakte kennis weten dat het van de duivel is.’24

Het is dus eenvoudig. Als een keuze je ertoe brengt om goed te doen en in Christus te geloven, komt deze van God. Als de keuze je verlokt om kwaad te doen en Christus te verloochenen, is deze van de duivel. Als je je op het verbondspad begeeft, kun je weten dat dingen die je van dat pad afleiden, die je overreden om niet in Christus te geloven, verkeerd zijn. Dingen die je overreden om in God te geloven, Hem lief te hebben en zijn geboden te onderhouden, zijn van God. Je zult geestelijk belangrijke ervaringen mislopen als je kiest voor aanhoudende twijfel en daarbij naar de antwoorden van ongelovigen en niet-getrouwen luistert.25

Zuster Ruth L. Renlund: Terug naar onze gelijkenis. Zij die ervoor kiezen om aan boord van de oude boot met deuken en afbladderende verf te blijven, zijn degenen die beseffen dat de boot hen heeft gered en hen veilig naar de kust zal brengen. Met andere woorden, zij begeven zich op het verbondspad en blijven op het verbondspad. Als zij tot het einde toe volharden, gaat de belofte van eeuwig leven in vervulling. Dat is de grootste gave die God kan geven. Door dit proces leren we Jezus Christus kennen en komen we te weten dat Hij werkelijk bestaat en leren we zijn liefde en ontferming kennen.

In de Leer en Verbonden staat: ‘Aan sommigen wordt het door de Heilige Geest gegeven te weten dat Jezus Christus de Zoon van God is, en dat Hij gekruisigd is voor de zonden van de wereld. Aan anderen wordt het gegeven in hun woorden te geloven, opdat ook zij het eeuwige leven zullen hebben als zij getrouw blijven.’26Zie je dat de beloning dezelfde is voor wie weet en wie gelooft? Het eeuwige leven is voor de getrouwen.

Ouderling Dale G. Renlund: Ik werd in april 2009 als algemeen autoriteit in de kerk gesteund. Ik zou in oktober 2009 in de algemene conferentie spreken. Ik was erop gebrand dat mijn vader naar de conferentie kon luisteren. Hij had zijn hele leven hard gewerkt als timmerman en bouwvakker. Op zijn 92ste had hij dan ook veel last van zijn rug. Hij kon niet naar het Conferentiecentrum komen. Een zus van mij zorgde ervoor dat hij de bijeenkomst thuis in Salt Lake City op de televisie kon volgen.

Ik zocht hem na de conferentie thuis op om te zien wat hij van mijn toespraak vond. Hij was een man van weinig woorden en niet echt scheutig met complimenten.

Ik zei: ‘Pa, heb je de conferentie gezien?’

Hij zei: ‘Ja.

Ik zei: ‘Pa, heb je mijn toespraak gehoord?’

Hij zei: ‘Ja.

Ik zei: ‘Nou, pa, wat vond je ervan?’

Hij zei: ‘O, het ging wel. Ik was bijna trots.’

Maar toen hoorde ik dat hij die avond door iets anders in beslag was genomen. Hij wilde me heel graag over een droom vertellen die hij de nacht ervoor had gehad. Hij was geen dromer. Zijn gedachten waren nooit hoogdravend. Ik heb hem nooit op een leugen betrapt. Hij was altijd onverbloemd eerlijk. Hij zei: ‘Ik droomde dat ik doodging en de Heiland Jezus Christus zag. Hij nam me in zijn armen en zei dat mijn zonden vergeven waren. En Dale, dat was zo’n fijn gevoel.’ Meer zei hij niet en ik wilde er ook niet verder naar vragen. Hij stierf twee maanden later toen Ruth en ik in Madagaskar waren.

Mijn vader is op 24-jarige leeftijd in Larsmo (Finland) lid van de kerk geworden. Hij heeft zijn leven daarna geleefd overeenkomstig het licht en de kennis die hij ontvangen had. Hij deed alles wat hem ooit gevraagd werd. Hij kwam in aanmerking voor die gave van de Geest: te weten dat Jezus de Christus is en dat Hij voor de zonden van de wereld, en voor zijn zonden, gekruisigd is. Die gave is niet afhankelijk van iemands geslacht of priesterschapsambt. Het is onze beloning als we voor geloof kiezen en als we voor het verbondspad kiezen.27

Zuster Ruth L. Renlund: Hoe kunnen we dan ons geloof ontwikkelen en het sterk houden? Daar is werk voor nodig. Heb je in een wiskundeles zoals analyse weleens gezien hoe de docent een vraagstuk oplost? Wordt zijn of haar kennis automatisch op jou overgedragen door ernaar te kijken? Helaas niet. Om kennis te verwerven, dezelfde kennis als de docent, moet je zelf wiskundige vraagstukken oplossen. Je moet studeren en oefenen tot je de werkwijzen, de vergelijkingen en de symbolen beheerst.

Geloof zoeken en geloof versterken vereist evenveel werk. Iemand met een groot geloof kan ons inspireren, maar daardoor wordt zijn of haar geloof niet op ons overgedragen. We moeten zelf de Schriften en de woorden van hedendaagse profeten bestuderen. We moeten bidden en hard werken aan onze communicatie met onze hemelse Vader, in de naam van Jezus Christus. Het is cruciaal om elke week waardig aan het avondmaal deel te nemen en te bedenken hoe genadig God is geweest om ons zijn Zoon te geven zodat Hij onze zonden kon verzoenen. Met deze persoonlijke, individuele blijken van toewijding bouwen en onderhouden we ons geloof.

Ouderling Dale G. Renlund: De eerste taak die ik als lid van het Quorum der Twaalf kreeg, was de afdeling kerkgeschiedenis mededelen dat ik ouderling Jeffrey R. Holland als adviseur voor hun afdeling zou vervangen. U kunt zich wel voorstellen dat ze met ‘geween en geweeklaag en tandengeknars’28 aanhoorden dat hun geliefde adviseur vervangen zou worden. De papieren zakdoekjes waren niet aan te slepen.

Ik heb als onderdeel van mijn taak als adviseur van de afdeling kerkgeschiedenis alle delen van The Joseph Smith Papers gelezen.Ik heb ook het eerste deel en een stukje van het tweede deel van de nieuwe verhalende geschiedenis van de kerk, getiteld Heiligen gelezen.29Alles lezen wat Joseph Smith ooit heeft geschreven of naar verluidt heeft gezegd, heeft mijn getuigenis van zijn rol als profeet alleen maar versterkt. God heeft hem geroepen om zijn werk op aarde te herstellen.

Joseph Smith is zijn getuigenis altijd trouw gebleven. Hij was consequent. Hij gedroeg zich altijd als iemand die onze hemelse Vader en Jezus Christus had gezien, en Moroni, Johannes de Doper, Petrus, Jakobus en Johannes, Mozes, Elias en Elia. Hij gedroeg zich als iemand die de gouden platen in bezit had en die oude teksten door de gave en macht van God vertaald had. Hij gedroeg zich als iemand die openbaring van Jezus Christus zelf ontving. Hij gedroeg zich als iemand die het priesterschapsgezag en de sleutels van het heilige apostelschap ontvangen had.

Ik weet op manieren die krachtiger en betrouwbaarder zijn dan wat mijn vijf zintuigen kunnen waarnemen en uitdrukken, dat Joseph Smith zag wat hij beweerde te hebben gezien. Hij heeft het Boek van Mormon door de gave en macht van God vertaald en het priesterschap met de bijbehorende sleutels voor het heil van het mensdom ontvangen. Ik weet dat dit waar is. Ik weet dat die sleutels nu op aarde zijn en dat president Nelson Joseph Smiths rechtmatige opvolger op aarde is.

Wat wij als deuken en afbladderende verf op de oude boot beschouwen, kan vanuit een eeuwig perspectief weleens door God zo zijn gepland en goedgekeurd. De Heer heeft de hand in de deuken en de afbladderende verf gehad, of Hij gebruikt die voor zijn eigen doeleinden. Ik weet voor mijzelf dat de Heer, Jezus Christus, leiding geeft aan zijn werk op aarde. Zijn hedendaagse dienstknechten kennen Hem goed.

Zuster Ruth L. Renlund: Ik ben dankbaar dat ik daar mijn getuigenis aan kan toevoegen dat ik weet dat Jezus Christus onze Heiland is. Als we geloof oefenen, zonder te twijfelen, in zijn zoenoffer en de vruchten van zijn verzoening, worden we voor eeuwig gezegend. Ik ben dankbaar dat Hij zijn kerk heeft hersteld, met alle zegeningen die Gods kinderen nu ter beschikking staan.

Ouderling Dale G. Renlund: Jezus Christus leeft. Hij is de Heiland van de wereld. Ik getuig van zijn ontferming, liefde en toegewijde zorg voor alle kinderen van God. Ik getuig van zijn weergaloze zoenoffer voor jullie en voor mij. Ik heb de Heiland leren kennen. Ik ken zijn grote verlangen om wonden te genezen en gebroken harten te helen.

Ik smeek Gods grootste zegeningen over jullie af. Ik bid dat jullie geloof in Jezus Christus zullen ontwikkelen. ‘Twijfel niet, maar wees gelovig.’30Ik moedig jullie aan jullie geloof in Christus te laten groeien door studie van de Schriften en de woorden van hedendaagse profeten, door gebed en communicatie met jullie hemelse Vader, en door jullie elke week gewetensvol voor te bereiden en aan het avondmaal deel te nemen. God zal jullie zegenen voor die persoonlijke, individuele blijken van toewijding, en voor jullie hulp en bediening van jullie medemensen. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie M. Russell Ballard, ‘Blijf in de boot en houd u vast!’, Liahona, november 2014, 89–92; en Gérald Caussé, ‘Het draait om mensen’, Liahona, mei 2018, 111–113. Daarin staat: ‘President Russell M. Nelson heeft de kerk eens met een mooie auto vergeleken. We vinden het geweldig als onze auto schoon is en glanst. Maar een auto hoeft geen aantrekkelijke machine te zijn; hij moet de inzittenden vervoeren.’

  2. Zie Mozes 1:39.

  3. Russell M. Nelson, ‘Openbaring voor de kerk, openbaring voor onszelf’, Liahona, mei 2018, 95.

  4. Mosiah 18:30.

  5. Gids bij de Schriften, ‘Geloof’, scriptures.lds.org.

  6. Zie Alma 32:22.

  7. Alma 32:27.

  8. Moroni 10:4.

  9. Naar de uitspraak in De hel van Dante: ‘Ik schep meer behagen in twijfel dan in kennis’, geciteerd in Michel de Montaigne, ‘On the Education of Children’.

  10. Vrij naar een citaat toegeschreven aan Elisabeth Elliot (1926–2015). Amerikaanse christelijke schrijfster en spreekster, geboren in België.

  11. 1 Korinthe 2:14.

  12. Neil L. Andersen, ‘U weet genoeg’, Liahona, november 2008, 13.

  13. 1 Nephi 11:17.

  14. Mattheüs 14:31.

  15. Lectures on Faith [1985], 71.

  16. Jakobus 1:5.

  17. Jakobus 1:6.

  18. Jakobus 1:6–8.

  19. Zie John A. Widtsoe, Evidences and Reconciliations [1960], 31–33.

  20. Alma 12:10–11.

  21. Vrij naar een citaat toegeschreven aan Elisabeth Elliot.

  22. Jeremia 2:13.

  23. Zie Alma 30:13–16.

  24. Moroni 7:12–13, 15–17.

  25. Zie Neil L. Andersen, ‘Geloof is geen toeval, maar een keuze’, Liahona, november 2015, 65–68.

  26. Leer en Verbonden 46:13–14.

  27. Zie Leer en Verbonden 88:67–68.

  28. Alma 40:13.

  29. Zie Steven E. Snow, ‘Heiligen: de geschiedenis van De Kerk van Jezus Christus in de laatste dagen’, Liahona, februari 2018, 58–59.

  30. Mormon 9:27.