O bedenk, bedenk
‘O bedenk, bedenk’, smeekten de profeten uit het Boek van Mormon vaak.1 Ik wil u aansporen om manieren te zoeken om Gods goedertierenheid te herkennen en zich die te herinneren.
Ik ben het koor dankbaar voor hun uitzending van vanochtend, die over de Heiland ging, vooral ook omdat ik zag dat de tekst van een van de lofzangen, ‘This Is the Christ’, door president James E. Faust is geschreven. Toen ik naast broeder Newell plaatsnam, boog ik me naar hem over en vroeg: ‘Hoe gaat het met je kinderen?’ Hij zei: ‘Toen president Faust nog in die stoel zat, vroeg hij mij dat ook altijd.’ Dat verraste mij niet, omdat president Faust altijd een volmaakt voorbeeld was van de discipel die vandaag in Music and the Spoken Word werd beschreven. Ik heb altijd al als president Faust willen zijn. Misschien krijg ik daar de tijd nog voor.
Toen onze kinderen nog klein waren, begon ik het een en ander op te schrijven van wat er dagelijks gebeurde. Ik zal u vertellen hoe ik daarmee ben begonnen. Ik kwam laat thuis van een kerktaak. Het was donker. Mijn schoonvader, die vlak bij ons woonde, verraste mij toen ik naar de voordeur van mijn huis ging. Hij droeg een lading pijpen op zijn schouder, liep stevig door en had werkkleding aan. Ik wist dat hij bezig was geweest met een systeem om water uit een stroompje omhoog te pompen naar ons huis.
Hij glimlachte, zei zachtjes iets en haastte zich toen verder het donker in, om zijn werk voort te zetten. Denkend aan wat hij voor ons deed liep ik verder in de richting van het huis, en net toen ik bij de voordeur kwam, hoorde ik in gedachten – niet mijn eigen stem – deze woorden: ‘Ik geef je deze ervaringen niet voor jezelf. Schrijf ze op.’
Ik ging naar binnen. Ik ging niet naar bed. Hoewel ik moe was, pakte ik wat papier en begon te schrijven. En toen ik dat deed, begreep ik de boodschap die ik in gedachten had gehoord. Ik moest het opschrijven zodat mijn kinderen later konden lezen op welke manieren ik de hand van God had gezien in zijn zegeningen voor ons gezin. Opa hoefde niet te doen wat hij voor ons deed. Hij had het door iemand anders kunnen laten doen of had het helemaal niet hoeven doen. Maar hij diende ons, zijn familie, op de manier waarop verbondsdiscipelen van Jezus Christus dat altijd doen. Ik wist dat dat waar was. En dus schreef ik het op, zodat mijn kinderen er bij stil konden staan als ze dat op een dag nodig hadden.
Ik heb de afgelopen jaren elke dag een paar regels geschreven. Ik heb geen enkele dag overgeslagen, ongeacht hoe moe ik was of hoe vroeg ik de volgende dag moest beginnen. Maar voordat ik schreef, dacht ik na over deze vraag: ‘Heb ik vandaag de hand van God ons, onze kinderen of onze familie zien aanraken?’ Na verloop van tijd begon er iets te gebeuren. Als ik terugkeek op de dag, zag ik bewijzen van wat God voor een van ons had gedaan die ik in de drukte van de dag niet had herkend. Toen dat gebeurde – en het gebeurde vaak – besefte ik dat ik, door daar aandacht aan te besteden, God in staat had gesteld om mij te tonen wat Hij had gedaan.
Er welde in mijn hart meer op dan alleen dankbaarheid. Er groeide een getuigenis. Ik kreeg steeds meer zekerheid dat onze hemelse Vader onze gebeden hoort en verhoort. Ik werd dankbaarder voor de verzachting en verfijning die de verzoening van de Heiland, Jezus Christus, tot stand bracht. En ik kreeg er meer vertrouwen in dat de Heilige Geest ons alles in herinnering kan brengen – zelfs dingen die we niet opmerken of waar we geen aandacht aan besteden.
De jaren zijn voorbijgevlogen. Mijn zonen zijn nu volwassen. En zo nu en dan verrast een van hen me door te zeggen: ‘Pa, ik las in mijn exemplaar van het dagboek over die keer toen …’ En dan vertelt hij me dat lezen over wat er lang geleden gebeurd was hem geholpen heeft om iets op te merken dat God voor hem gedaan heeft.
Ik wil u aansporen om manieren te zoeken om Gods goedertierenheid te herkennen en zich die te herinneren. Dat zal uw getuigenis versterken. Misschien houdt u helemaal geen dagboek bij. Misschien deelt u wat u bijhoudt niet met uw dierbaren en medeleden. Maar het zal u en hen tot zegen zijn als u bedenkt wat de Heer heeft gedaan. Misschien herinnert u zich deze tekst die we soms zingen: ‘Tel dan al uw zegeningen één voor één, en gij zegt verwonderd: God liet nooit alleen!’2
Het is niet makkelijk om onze zegeningen te gedenken. Daar wij door een sluier zijn gegaan, kunnen we ons niet herinneren hoe het was toen we in de voorsterfelijke wereld bij onze hemelse Vader en zijn geliefde Zoon, Jezus Christus, woonden. Noch kunnen wij met onze ogen of alleen met ons verstand de hand van God in ons leven zien. Daarvoor hebben we de Heilige Geest nodig. En het is niet makkelijk om in deze slechte wereld het gezelschap van de Heilige Geest waardig te zijn.
Daarom is het al vanaf het begin van de wereld zo’n probleem dat Gods kinderen Hem vergeten. Denk eens aan de tijd van Mozes, toen God manna gaf en zijn kinderen op wonderbaarlijke en zichtbare wijzen leidde en beschermde. Maar toch waarschuwde de profeet het volk dat zo gezegend was, zoals profeten altijd al hebben gedaan en altijd zullen blijven doen: ‘Wees op uw hoede en neem uzelf zeer in acht! Anders vergeet u de dingen die uw ogen gezien hebben, en anders wijken ze uit uw hart alle dagen van uw leven.’3
En de opdracht om te gedenken is altijd het moeilijkst geweest voor hen die rijkelijk gezegend zijn. Zij die God trouw zijn, worden beschermd en gedijen. Dat komt doordat ze God dienen en zijn geboden onderhouden. Maar die zegeningen brengen ook de verleiding met zich mee om te vergeten hoe ze eraan gekomen zijn. Het is zo makkelijk om het idee te krijgen dat de zegeningen niet door onze liefdevolle God zijn verstrekt, van wie we afhankelijk zijn, maar dat we ze door eigen kracht hebben verkregen. De profeten hebben zich telkens weer beklaagd:
‘En aldus kunnen wij zien hoe vals, en ook hoe onbestendig, het hart van de mensenkinderen is; ja, wij kunnen zien dat de Heer in zijn grote, oneindige goedheid hen zegent en voorspoedig maakt die hun vertrouwen in Hem stellen.
‘Ja, en wij kunnen zien, juist wanneer Hij zijn volk voorspoedig maakt, ja, door de opbrengst van hun velden en van hun kleinvee en runderen, en door goud en door zilver en door allerlei kostbaarheden van iedere soort en bewerking; en wanneer Hij hun leven spaart en hen uit de handen van hun vijanden verlost; wanneer Hij het hart van hun vijanden verzacht, zodat zij hun niet de oorlog verklaren; ja, kortom, wanneer Hij alles doet voor het welzijn en het geluk van zijn volk; ja, dat is wanneer zij hun hart verstokken en de Heer, hun God, vergeten en de Heilige onder de voeten treden – ja, en wel wegens hun gemak en hun buitengewoon grote voorspoed.’
En de profeet zegt verder: ‘Ja, hoe vlug om zich in hoogmoed te verheffen; ja, hoe vlug om te roemen en allerlei ongerechtigheid te bedrijven; en hoe traag zijn zij om aan de Heer, hun God, te denken, en hun oor naar zijn raadgevingen te neigen, ja, hoe traag om te wandelen in de paden van wijsheid!’4
Helaas is welvaart niet de enige reden dat mensen God vergeten. Het kan ook moeilijk zijn om Hem te gedenken wanneer ons leven slecht loopt. Als we worstelen, en velen doen dat, met grote armoede, of als onze vijanden de overhand krijgen, of als ziekte niet te genezen is, kan de vijand van onze ziel zijn kwade boodschap brengen dat er geen God is of dat Hij wel bestaat, maar niet om ons geeft. Dan heeft de Heilige Geest het moeilijk om de vele zegeningen in herinnering te brengen die we al ons hele leven, sinds onze kinderjaren, en in moeilijke tijden, van de Heer krijgen.
Er is een eenvoudige behandeling voor de verschrikkelijke ziekte waardoor we God, zijn zegeningen en zijn boodschappen aan ons vergeten. Jezus Christus heeft die zijn discipelen beloofd toen Hij op het punt stond gekruisigd te worden, op te staan en uit hun midden in heerlijkheid opgenomen te worden naar zijn Vader. Zij waren bezorgd en wilden weten hoe ze zouden kunnen volharden als Hij niet meer bij hen was.
Dit is de belofte. Ze ging destijds in vervulling voor hen en kan in vervulling gaan voor ieder van ons:
‘Deze dingen heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik bij u verblijf.
‘Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb.’5
De manier om van een herinnering tot een getuigenis te komen, en dat in stand te houden, is de Heilige Geest tot onze metgezel te maken. Het is de Heilige Geest die ons laat inzien wat God voor ons heeft gedaan. Het is de Heilige Geest die de mensen die wij dienen kan laten inzien wat God voor hen heeft gedaan.
Onze hemelse Vader heeft ons een eenvoudige manier gegeven om de Heilige Geest te ontvangen – niet één keer, maar voortdurend, in het tumult van ons dagelijks leven. Die manier staat in de avondmaalsgebeden beschreven: we beloven de Heiland altijd indachtig te zijn. We beloven zijn naam op ons te nemen. We beloven om zijn geboden te onderhouden. En ons wordt beloofd dat we dan zijn Geest bij ons zullen hebben.6 Die beloften werken op wonderbaarlijke wijze samen om ons getuigenis te sterken. En na verloop van tijd ook om door de verzoening onze aard te veranderen, als wij ons deel van de belofte nakomen.
Het is de Heilige Geest die getuigt dat Jezus Christus de geliefde Zoon van onze hemelse Vader is die ons liefheeft en wil dat wij met Hem in familieverband het eeuwig leven hebben. Met zelfs maar dat begin van een getuigenis, hebben wij het verlangen om Hem te dienen en zijn geboden te onderhouden. Als we daarin volharden, krijgen we de gaven van de Heilige Geest om ons krachtig te maken in ons dienstbetoon. We gaan de hand van God duidelijker zien – zo duidelijk dat we Hem na verloop van tijd niet alleen gedenken, maar dat we Hem gaan liefhebben en dat we door de kracht van de verzoening meer zoals Hij worden.
Misschien vraagt u zich af: ‘Maar hoe komt dat proces op gang in iemand die niets van God afweet en beweert totaal geen geestelijke ervaringen te hebben?’ Iedereen heeft geestelijke ervaringen gehad, maar heeft ze misschien niet herkend. Iedereen krijgt de Geest van Christus als hij of zij in de wereld komt. Hoe die Geest werkt, staat in het boek Moroni:
‘Want zie, de Geest van Christus wordt aan ieder mens gegeven, opdat hij goed van kwaad zal kunnen onderscheiden; welnu, ik toon u de wijze van oordelen; want alles wat uitnodigt om goed te doen en overreedt om in Christus te geloven, wordt door de macht en gave van Christus uitgezonden; daarom kunt u met volmaakte kennis weten dat het van God is.
‘Maar alles wat de mens overreedt om kwaad te doen en niet in Christus te geloven en Hem te verloochenen en God niet te dienen, daarvan kunt u met volmaakte kennis weten dat het van de duivel is; want op die wijze gaat de duivel te werk, want hij overreedt geen enkel mens om goed te doen, neen, niet één; en zijn engelen evenmin; en evenmin zij die zich aan hem onderwerpen. […]
‘Daarom smeek ik u, broeders, zorgvuldig onderzoek te doen in het licht van Christus, opdat u goed van kwaad kunt onderscheiden; en wanneer u al het goede aangrijpt en het niet veroordeelt, zult u zeker een kind van Christus zijn.’7
Dus zelfs voordat mensen bij de bevestiging als lid van de kerk het recht op de gaven van de Heilige Geest krijgen, en zelfs voordat de Heilige Geest voorafgaand aan de doop de waarheid aan hen bevestigt, kunnen ze al geestelijke ervaringen hebben. De Geest van Christus heeft hen al sinds hun kinderjaren uitgenodigd om het goede te doen en heeft hen gewaarschuwd voor het kwaad. Zij hebben herinneringen aan die ervaringen, ook al herkennen ze de bron ervan niet. Maar ze zullen het zich weer herinneren als ze het woord van God horen van de zendelingen of van ons. Ze zullen zich het gevoel van vreugde of verdriet weer herinneren als ze de waarheden van het evangelie leren. En door die herinnering aan de Geest van Christus wordt hun hart verzacht, waardoor de Heilige Geest tot hen kan getuigen. Dat leidt ertoe dat ze de geboden willen onderhouden en de naam van Christus op zich nemen. En als ze dat in de wateren van de doop doen en ze daarna, tijdens de bevestiging, uit de mond van een bevoegde dienstknecht van God de woorden ‘Ontvang de Heilige Geest’ horen, neemt hun vermogen om God altijd te gedenken toe.
Ik getuig dat de warme gevoelens die u hebt gehad terwijl u naar de waarheid luisterde die tijdens deze conferentie werd gesproken, van de Heilige Geest kwamen. De Heiland, die beloofde dat de Heilige Geest zou komen, is de geliefde, verheerlijkte Zoon van onze hemelse Vader.
Vanavond en morgenavond kunt u hierover bidden en nadenken, en kunt u zich afvragen: Heeft God een boodschap gestuurd die alleen voor mij bestemd was? Heb ik zijn hand in mijn leven of in dat van mijn kinderen gezien? Ik ga dat doen. En daarna sla ik die herinnering op de een of andere manier op tot de tijd dat ik en mijn dierbaren eraan herinnerd moeten worden hoezeer God ons liefheeft en hoezeer wij Hem nodig hebben. Ik getuig dat Hij ons liefheeft en dat Hij ons zegent – meer dan de meesten onder ons tot nu toe hebben ingezien. Ik weet dat dit waar is, en het geeft mij vreugde om Hem te gedenken. In de naam van Jezus Christus. Amen.