2003
Bent u een heilige?
November 2003


Bent u een heilige?

Als wij heiligen willen zijn in onze tijd, moeten we ons verre houden van slecht gedrag en ondermijnende activiteiten die in de wereld wijd verspreid zijn.

Een aantal jaren geleden was ik in Atlanta (Georgia) als advocaat van een man die een zaak kocht. Na dagen van onderhandelen kwamen we tot een overeenkomst en tekenden de laatste papieren. Die avond nodigde een van de verkopers ons uit voor een diner om de overeenkomst te vieren. Toen ik aankwam, bood hij me een alcoholisch drankje aan, dat ik afsloeg. Toen vroeg hij: ‘Bent u een heilige?’ Ik begreep niet goed wat hij bedoelde, en hij herhaalde: ‘Bent u een heilige der laatste dagen?’ Ik antwoordde: ‘Jazeker’, en hij zei dat hij tijdens onze onderhandelingen mijn gewoonten had geobserveerd en geconcludeerd had dat ik lid van de kerk was, of last had van mijn maag. We grinnikten allebei. Hij vertelde toen dat hij maar één lid van de kerk persoonlijk gekend had: David B. Haight. Na de Tweede Wereldoorlog zaten ze allebei in Chicago in het bestuur van een grote winkelketen. Hij vertelde me hoeveel invloed ouderling Haight op hem had gehad, en dat hij het grootste respect voor hem had.

Terwijl ik terugvloog naar San Francisco, dacht ik na over wat er, vooral in twee opzichten, was gebeurd: ik verbaasde me over wat ik voelde toen me gevraagd werd of ik een heilige was, en ik was onder de indruk van de positieve invloed van het voortreffelijke voorbeeld (van ouderling Haight) op die goede man.

Wat houdt het in om een heilige te zijn? In de kerk van de Heer zijn de leden heiligen der laatste dagen, en zij trachten de Heiland na te streven, zijn leringen toe te passen en heilbrengende verordeningen te ontvangen om met God de Vader en onze Heiland, Jezus Christus in het celestiale koninkrijk te wonen.1 De Heiland heeft gezegd: ‘(…) dit is mijn evangelie; en gij weet, wat gij in mijn kerk moet doen; want de werken die gij Mij hebt zien doen, zult gij eveneens doen (…).’2

Het is niet makkelijk om heilige der laatste dagen te zijn. Dat was ook niet de bedoeling. Het uiteindelijke doel: wonen bij God de Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, is een bijna niet te bevatten voorrecht.

Een van de grootste beproevingen waarmee de kerk ooit te maken heeft gehad, was het martelaarschap van de profeet Joseph Smith, en de uiteindelijke verdrijving van de heiligen uit Nauvoo. Toen ze onder zeer ongunstige omstandigheden over de vlakten trokken, schreef William Clayton de prachtige lofzang ‘Komt, heil’gen, komt’. Het was een lofzang die hen aansprak en herinnerde aan hun heilige zending. Wie van ons wordt niet emotioneel, als we, denkend aan hun offer, moed en toewijding, zingen: ‘En sterven wij alvorens daar te zijn, blijde dag, ongehoord!’3

Die lofzang gaf troost, bemoediging en hoop in een tijd van grote moeilijkheden met schier onoverkomelijke obstakels. Het monterde hen op en wierp licht op het feit dat dit sterfelijk leven een reis is tussen het voorsterfelijke leven en het komende eeuwige leven — het grote plan van geluk. Broeder Claytons inspirerende lofzang gaat over offers en wat het werkelijk betekent om een heilige te zijn. Onze pioniers probeerden in hun tijd uit alle macht om heiligen te zijn.

Het Griekse woord voor ‘heilig’ betekent ‘apart gezet, onderscheiden en heilig’.4 Als wij heiligen willen zijn in onze tijd, moeten we ons verre houden van slecht gedrag en ondermijnende activiteiten die in de wereld wijd verspreid zijn.

We worden bedolven onder beelden van geweld en onzedelijkheid. Ongepaste muziek en pornografie worden steeds meer gedoogd. Drug- en alcoholgebruik neemt hand over hand toe. Er ligt minder nadruk op eerlijkheid en karakter. Men eist zijn recht, maar plicht, verantwoordelijkheid en verplichtingen worden veronachtzaamd. Het taalgebruik verruwt en we worden blootgesteld aan verachtelijke, vulgaire zaken. De tegenstander is meedogenloos in zijn pogingen om het plan van geluk te ondergraven. Als wij ons distantiëren van dat wereldse gedrag, hebben we de Geest bij ons en zijn we blij dat we rechtschapen heiligen der laatste dagen zijn.

Wij, heiligen, moeten geen wereldse afgoden aanbidden. President Hinckley heeft uiting gegeven aan zijn verlangen dat ‘iedereen iets van het goede des levens mag hebben’ maar hij heeft ook gewaarschuwd: ‘Bezetenheid van rijkdom verziekt en vernietigt.’5

In 1630 heeft John Winthrop aan boord van de Arbella zijn medepassagiers verteld over een visioen van het nieuwe land (Amerika). Het is bekend geworden als de toespraak over ‘De stad op een berg’. In het laatste deel verwijst Winthrop naar Deuteronomium 30 en waarschuwt hij voor afgodendienst met de nadruk op ‘genot en winstbejag’.6 In het recente verleden heeft president Kimball gezegd dat huizen, boten, status, titels en dergelijke zaken afgoden kunnen worden die ons weglokken van de liefde en ons werk voor God.7

De profeet Moroni heeft in verband met onze tijd gewaarschuwd voor de liefde voor geld en materie, en gezegd dat we daar meer van houden ‘dan van de arme en de behoeftige, en van de zieke en de lijdende.’8

Willen we goede heiligen zijn, dan moeten we anderen helpen en gehoor geven aan de aansporing van de Heiland om God en onze naasten lief te hebben.

Afzondering van het kwaad van de wereld moet samengaan met heiligheid. Een heilige houdt van de Heiland en volgt Hem in heiligheid en overgave.9 Die heiligheid en overgave bewijzen we door onze toewijding en opoffering. President Hinckley heeft ons geleerd: ‘Zonder opoffering is er geen ware aanbidding van God.’10 Opoffering is de opperste test van het evangelie. Het betekent dat we tijd, talenten, energie en aardse bezittingen toewijden aan de voortgang van Gods werk. Leer en Verbonden 97 vers 8 eindigt met: ‘(…) Allen (…) die (…) gewillig zijn hun verbonden door opoffering na te komen — ja, iedere opoffering, die Ik, de Here zal eisen — worden door Mij aangenomen.’

Heiligen die gehoor geven aan de boodschap van de Heiland worden niet misleid door afleidende en destructieve bezigheden, en zijn voorbereid om passende offers te brengen. Het belang van opoffering voor wie heiligen willen zijn, wordt aangetoond door het zoenoffer van de Heiland, wat centraal staat in het evangelie.11

Terugkomend op de oorspronkelijke vraag van mijn kennis in Atlanta: ‘Bent u een heilige?’ stel ik u drie vragen die tot zelfonderzoek kunnen leiden.

Ten eerste: komt onze levenswijze overeen met wat we geloven, en zouden onze vrienden en kennissen, net als de vriend van ouderling Haight, zien dat we ons van het kwaad van de wereld hebben gedistantieerd?

Ten tweede: leiden werelds genot, winstbejag en dergelijke zaken ons af van navolging, aanbidding en dienen van de Heiland?

Ten derde: brengen we, om God te dienen en heilig te zijn, offers die stroken met onze verbonden?

Wat een zegen is het om een heilige der laatste dagen te zijn. Ik hou van de tekst in de laatste twee zinnen van de lofzang ‘O volk van Zion’.

O volk van Zion, wees uw God

met vreugde toegewijd,

want eer en macht en heerlijkheid

is Hem in eeuwigheid!12

Ik getuig dat we, als we het kwaad en destructieve zaken vermijden en opofferingen brengen om te dienen, blij zullen zijn dat we toegewijde heiligen der laatste dagen zijn, en dat we, volgens de belofte in de Schriften, vrede in deze wereld en eeuwig leven in de komende wereld zullen ontvangen.13 In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie 2 Nephi 9:18.

  2. 3 Nephi 27:21.

  3. Lofzang 15.

  4. Daniel H. Ludlow, ed., Encyclopedia of Mormonism, 5 delen (1992), 3:1249.

  5. Gordon B. Hinckley, ‘Gij zult niet begeren’, De Ster, februari 1991, p. 6.

  6. ‘A Model of Christian Charity’, in Robert L. Ferm, red., Issues in American Protestantism (1969), p. 11.

  7. Zie The Miracle of Forgiveness (1969), p. 40–41.

  8. Mormon 8:37.

  9. Zie Wm. Grant Bangerter, ‘What It Means to Be a Saint’, Ensign, mei 1987, p. 11.

  10. Teachings of Gordon B. Hinckley, [1997], p. 565.

  11. Zie Alma 34:8–16.

  12. Lofzang 28.

  13. LV 59:23.