2003
Persoonlijke priesterschapsver-antwoordelijkheid
November 2003


Persoonlijke priesterschapsver-antwoordelijkheid

Als u wordt geordend tot een ambt in het priesterschap, dan krijgt u gezag. Maar macht krijgt u door dat gezag in rechtschapenheid uit te oefenen.

Geliefde broeders van de priesterschap, ook al komen wij uit vele landen, wij hebben, met de woorden van Paulus, ‘één Here, één geloof, één doop’.1 Maar de kracht van het geloof in ieder van ons wordt individueel ontwikkeld, niet gezamenlijk.

Denk bijvoorbeeld aan het geloof van een jongen van een jaar of acht die een operatie moest ondergaan wegens een acute blindedarmontsteking. Toen hij op de operatietafel lag, keek hij op naar de chirurg en zei: ‘Dokter, wilt u voor me bidden voordat u met de operatie begint?’

De chirurg keek de jongen verbaasd aan en zei: ‘Ik kan niet voor je bidden.’

Toen zei de kleine jongen: ‘Als u het niet doet, wacht dan even terwijl ik voor mezelf bid.’ De jongen ging op de operatietafel op zijn knieën zitten, vouwde zijn handen en begon te bidden. Hij zei: ‘Hemelse Vader, ik ben maar een kleine weesjongen. Ik ben erg ziek, en deze dokters gaan me opereren. Wilt u ze alstublieft helpen, zodat ze het goed doen? Hemelse Vader, als U me beter maakt, zal ik braaf zijn. Dankuwel dat U me beter maakt.’ Toen ging hij op zijn rug liggen, keek omhoog naar de dokters en verpleegsters, die tranen in de ogen hadden, en zei: ‘Nu ben ik klaar.’2

Hij werd lichamelijk geheel genezen, en zijn geestelijke kracht ontwikkelde zich. U, broeders, bent ouder, en u is het priesterschap verleend. In uw priesterschapsquorums vindt u gelegenheden om vriendschappen te ontwikkelen, dienstbaar te zijn en te leren. Maar de verantwoordelijkheid om macht in het priesterschap te ontwikkelen, is persoonlijk. Alleen als individu kunt u een sterk geloof in God en een voorliefde voor persoonlijk gebed ontwikkelen. Alleen als individu kunt u de geboden van God onderhouden. Alleen als individu kunt u zich bekeren. Alleen als individu kunt u in aanmerking komen voor de verordening van heil en verhoging. En als uw vrouw aan u verzegeld wordt, vergroot haar kracht en potentieel het uwe.

Ik maak deel uit van een fijn priesterschapsquorum. Wij hebben een fijne broederschap. We bidden samen en verrichten samen dienstbetoon. We onderwijzen en steunen elkaar, en hebben elkaar lief. De Twaalf hebben allemaal een andere achtergrond — het bedrijfsleven, het onderwijs, het rechtswezen en de wetenschap. Maar geen van ons is geroepen vanwege die achtergrond. In feite worden alle mannen die voor een verantwoordelijke priesterschapsfunctie geroepen worden, gekozen vanwege wie zij zijn en wie zij kunnen worden.3

Gedurende uw leven krijgt u een brede verscheidenheid aan taken en plichten. Vele zijn tijdelijk en worden losgelaten zodra u ontheven wordt. (U zult er geen bezwaar tegen hebben om ontheven te worden van een roeping om onkruid te wieden op de boerderij van de welzijnszorg.) Maar u wordt nooit ontheven van uw verantwoordelijkheid met betrekking tot de ontwikkeling van uzelf en uw gezin.

Als u wordt geordend tot een ambt in het priesterschap, dan krijgt u gezag. Maar macht krijgt u door dat gezag in rechtschapenheid uit te oefenen.

Verantwoordelijkheid tegenover de Heer

Van de president van de kerk tot de nieuwste diaken hebben we allemaal een verantwoordelijkheid tegenover de Heer. Wij moeten getrouw zijn en leven naar ieder beginsel en iedere leerstelling die Hij ons heeft gegeven. Wij kunnen een openbaring of een gebod dat ons is toevertrouwd niet in gevaar brengen. Hij vertrouwt erop dat wij ‘helpen bij de opbouw van Gods koninkrijk en de vestiging van zijn gerechtigheid’.4

Eens legt ieder van ons verantwoording af tegenover de Heer.5 Uit een ernstig gesprek dat ik jaren geleden had met een dierbare vriend die aan het eind van zijn sterfelijk leven was gekomen, bleek een bewustzijn hiervan. Ik vroeg hem of hij klaar was om te sterven. Ik zal nooit zijn antwoord vergeten. Vol moed en overtuiging zei hij: ‘Ik ben klaar voor een oordeel over mijn leven.’

Toen de profeet Joseph Smith de dood in de ogen zag, zei hij: ‘Ik ga als een lam ter slachting; doch ik ben zo kalm als een zomermorgen; mijn geweten is vrij van schuld jegens God en alle mensen.’6

Nu is de tijd om u voor te bereiden op uw eigen ultieme beoordelingsgesprek. U zou u kunnen afvragen: ‘Betaal ik mijn tiende met een bereidwillig hart? Gehoorzaam ik het woord van wijsheid? Is mijn taalgebruik gevrijwaard van smerige uitdrukkingen en vloekwoorden? Ben ik in zedelijk opzicht rechtschapen? Ben ik oprecht dankbaar voor de verzoening waardoor mijn opstanding en eeuwig leven mogelijk worden gemaakt? Kom ik mijn tempelverbonden na waardoor dierbaren voor eeuwig aan mij verzegeld worden?’ Als u daar in alle eerlijkheid ja op kunt zeggen, bent u macht in het priesterschap aan het ontwikkelen.

De gave van de Heilige Geest kan iets toevoegen aan die macht. In de Schriften staat geschreven over mensen die de Heilige Geest hadden ontvangen, maar het niet wisten.7 Laat u dat niet overkomen. Ontwikkel die gave en kom in aanmerking voor deze belofte van God: ‘Spreekt de gedachten uit, die Ik in uw hart zal doen opklimmen, en gij zult voor de mensen niet worden beschaamd; want het zal u op het juiste uur, ja, op het juiste ogenblik worden ingegeven, wat gij moet zeggen.’8

Persoonlijke verantwoordelijkheid en priesterschapsmacht

Het gezag van het priesterschap is in vele bedelingen aanwezig geweest, zoals die van Adam, Noach, Henoch, Abraham, Mozes, het midden des tijds, de Jaredieten, de Nephieten, en anderen. Alle vorige bedelingen waren qua tijd beperkt, daar elk in afval eindigde. Ze waren bovendien beperkt tot een klein deel van de planeet aarde. Maar onze bedeling — de bedeling van de volheid der tijden — wordt qua tijd of plaats niet beperkt. Wereldwijd leidt het tot een volledige en volmaakte eenheid — bedelingen, sleutels, machten en heerlijkheden uit de tijd van Adam tot aan de huidige tijd aaneenschakelend.9

Het Aäronisch priesterschap is op 15 mei 1829 hersteld door Johannes de Doper. Kort daarna werd het Melchizedeks priesterschap hersteld door Petrus, Jakobus en Johannes.10 Andere hemelse boodschappers brachten bepaalde priesterschapssleutels. Moroni bezat de sleutels van het Boek van Mormon.11 Mozes bracht de sleutels van de vergadering van Israël en het leiden van de tien stammen.12 Elias bracht de sleutels van de herstelling van alle dingen,13 waaronder het verbond van Abraham.14 En Elia overhandigde de sleutels van de verzegelbevoegdheid.15

U weet het een en ander van sleutels. U hebt misschien wel een huissleutel of autosleutel op zak. Maar priesterschapssleutels zijn ongrijpbaar en onzichtbaar. Zij ‘zetten’ het gezag van het priesterschap ‘aan’. Sommige sleutels verlenen zelfs de macht om in de hemel te binden wat op aarde gebonden wordt.16

Joseph Smith verleende priesterschapssleutels aan alle leden van de Twaalf.17 Die sleutels zijn overgedragen op de opeenvolgende leiders. Momenteel bezit president Gordon B. Hinckley het gezag van elke herstelde sleutel die ‘allen, die te eniger tijd sedert het begin der schepping een bedeling hebben ontvangen’18 bezaten.

Als we die leerstellige geschiedenis in gedachten houden, is het duidelijk dat men het priesterschap niet kan kopen. In de Schriften staat: ‘Niemand matigt zichzelf die waardigheid aan, doch men wordt ertoe geroepen door God, zoals immers ook Aäron.’19

Dat u het priesterschap draagt, betekent dat u er persoonlijk voor verantwoordelijk bent om uw roeping groot te maken. Maak gebruik van elke gelegenheid om iets te doen waarmee u uw macht in het priesterschap kunt ontwikkelen. Volg in uw uiterlijke verzorging het voorbeeld van de levende profeten. Als u dat doet, geeft u stilzwijgend aan dat u het belang van het ‘heilige priesterschap naar de orde van de Zoon Gods’ echt begrijpt.20

Broeders, als u de kans krijgt om het Melchizedeks priesterschap te gebruiken, denk dan na wat u moet doen. Als u iemand anders de handen oplegt, spreekt u geen gebed uit, want daar is uiteraard geen gezag voor nodig. U hebt het gezag om aan te stellen, te ordenen, te zegenen en in de naam van de Heer te spreken.21 Denk aan zijn beloften: ‘Wie gij ook zegent, zal Ik zegenen’22 en ‘Ik zal u van mijn Geest mededelen (…) hierdoor zult gij alles weten (…) wat rechtvaardig is, en indien gij met vertrouwen in Mij gelooft, dat gij het zult ontvangen.’23

Jongemannen, om je roeping in het Aäronisch priesterschap groot te maken, moet je je best doen om:

  • Kennis van het evangelie van Jezus Christus te verkrijgen.

  • Goed te leven zodat je op zending kunt gaan.

  • Zedelijk rein te blijven en zo in aanmerking komen om naar de heilige tempel te gaan.

  • Een opleiding te volgen.

  • Je aan de kerknormen te houden en te zorgen dat je je toekomstige vrouw verdient.

Hoe kun je die vijf doelen onthouden? Dat is makkelijk. Kijk maar eens naar je hand. Laat je wijsvinger naar de Schriften wijzen. Haal daar grotere kennis van het evangelie van Jezus Christus uit en leef dan naar zijn leringen. Laat je middelvinger je eraan herinneren dat je goed moet leven om op zending te kunnen gaan. Laat je ringvinger je herinneren aan je huwelijk, begiftiging, verzegeling en de ander zegeningen van de tempel. Laat je pink je eraan herinneren dat je de godsdienstige verantwoordelijkheid hebt om een opleiding te volgen.24 Laat je duim omhoog wijzen en je eraan herinneren dat je de normen van de kerk hoog houdt en ervoor zorgen dat je je eeuwige metgezellin verdient. Als je die vijf doelen haalt, zal dat je tot zegen zijn.

En u, dragers van het Melchizedeks priesterschap, dient in aanmerking te komen voor de hoogste graad van het celestiale koninkrijk. ‘Om de hoogste te verwerven, moet een man deze staat in het priesterschap aanvaarden (namelijk het nieuw en eeuwig huwelijksverbond); en indien hij dit niet doet, kan hij deze niet verwerven.’25

U eert dat verbond als u uw vrouw eert. De hoogste prioriteit van een echtgenoot behoort de zorg voor zijn vrouw te zijn. Wees haar trouw. Sta nooit toe dat u uw oog op porno laat vallen of dat u verdorven taal gebruikt. De keuzes die u nu doet, beperken zelfs uw keuzevrijheid in de toekomst. U kunt niet uw keuzevrijheid gebruiken en tegelijkertijd vermijden uw verantwoordelijkheid op u te nemen of rekenschap af te leggen voor iedere keus.

Vergeet nooit ‘dat de rechten van het priesterschap onafscheidelijk met de machten des hemels zijn verbonden, en dat de[ze] machten […] niet bestuurd noch aangewend kunnen worden, dan alleen volgens de grondbeginselen van gerechtigheid.’26 Als wij die macht misbruiken om onze zonden te bedekken, onze trots te voeden, ijdele ambitie na te jagen, of anderen in welke mate van ongerechtigheid dan ook te bedwingen, raken we zowel het gezag als de macht van het priesterschap kwijt.27

Broeders, wees zachtaardig en dienstbaar, lankmoedig, vriendelijk, zachtmoedig, en heb ongeveinsde liefde, zuivere kennis en naastenliefde voor iedereen.28 Dan zal de ‘leer van het priesterschap […] als de dauw des hemels in uw ziel nederdalen.’29

Weet dat wij ieder van u liefhebben en dat we u dankbaar zijn. Wij danken u voor uw geloof, uw inzet en uw ondersteunende kracht. Mogen u, uw dierbaren en uw nageslacht gezegend worden door uw rechtschapen streven naar macht in het priesterschap.

God leeft. Jezus is de Christus. Hij leidt zijn kerk door zijn profeten en apostelen. Dat getuig ik, in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Efeziërs 4:5.

  2. George Albert Smith, Sharing the Gospel with Others, verzameld door Preston Nibley (1948), blz. 144–145.

  3. Zie Matteüs 20:16; 22:14; 1 Petrus 2:9; Openbaring 17:14; Alma 13:3, 6, 9; 3 Nephi 12:1; LV 3:10; 52:1; 95:5; 121:34, 40–46.

  4. Naar de Bijbelvertaling van Joseph Smith, Matteüs 6:38.

  5. Zie Hebreeën 13:17; Alma 5:18; 11:43; LV 72:13–16.

  6. LV 135:4.

  7. Zie 3 Nephi 9:20.

  8. LV 100:5–6.

  9. Zie LV 128:18.

  10. Zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:72; LV 27:8, 12.

  11. Zie LV 27:5.

  12. Zie LV 110:11.

  13. Zie LV 27:6.

  14. Zie LV 110:12.

  15. Zie Joseph Smith, Teachings of the Prophet Joseph Smith, samengesteld door Joseph Fielding Smith (1976), p. 337–338; zie ook LV 27:9; 110:13–16; 128:21.

  16. Zie Matteüs 16:19; 18:18; LV 124:93; 127:7; 128:8, 10; 132:46.

  17. Zie Joseph Fielding Smith, Doctrines of Salvation, verzameld door Bruce R. McConkie, 3 delen, deel 3, p. 154–156.

  18. LV 112:31; zie ook LV 128:18.

  19. Hebreeën 5:4.

  20. LV 107:3; zie ook de Bijbelvertaling van Joseph Smith, Hebreeën 7:3; Alma 13:1.

  21. Zie LV 1:20, 38; 84:19–22; 26–27; 107:18–20; 124:39–46; 133:6.

  22. LV 132:47.

  23. LV 11:13–14.

  24. Zie LV 130:18–19.

  25. LV 131:2–3; ronde haakjes staan in het origineel.

  26. LV 121:36.

  27. Zie LV 121:37.

  28. Zie 2 Tessalonicenzen 1:3; LV 121:41–42.

  29. LV 121:45.