2003
Priesterschap, sleutels en macht om te zegenen
November 2003


Priesterschap, sleutels en macht om te zegenen

Verwacht wordt dat rechtschapen Melchizedeks-priesterschapsdragers de hun toevertrouwde macht gebruiken om anderen, en allereerst hun gezin, tot zegen te zijn.

Een van de opmerkelijke bewijzen van de herstelling is het getuigenis van Joseph Smith en Oliver Cowdery omtrent de manier waarop het priesterschap en de bestuurlijke macht daarvan op aarde werden teruggebracht. In beide gevallen werden het priesterschap en de sleutels ervan hersteld door goddelijke boodschappers die ze in vroeger tijden hadden gedragen. Johannes de Doper bracht het Aäronisch priesterschap terug met de sleutels van bekering en doop.1 Petrus, Jakobus en Johannes hebben niet alleen het Melchizedeks priesterschap hersteld, maar ook de ‘sleutels van het koninkrijk’.2 Mozes en Elia keerden terug met de sleutels van de ‘vergadering’ en de ‘verzegeling’.3 De beschrijvingen van de terugkeer van het priesterschap zijn zo opmerkelijk omdat ze precies overeenkomen met het vroegere, bijbelse patroon van de herstelling van het priesterschap. Denk bijvoorbeeld aan de herstelling en overdracht van de priesterschapsmacht in de tijd van de Heiland.

Tegen het einde van zijn bediening beloofde de Heiland aan Petrus de ‘sleutels van het koninkrijk’4 omdat Hij wist dat Hij weldra weg zou gaan en dat de apostelen priesterschapssleutels nodig hadden om na zijn hemelvaart het werk te leiden. Matteüs schrijft dat Hij, om de sleutels over te dragen, ‘Petrus, Jakobus en Johannes (…) een hoge berg [op leidde]’ waar Jezus ‘veranderde voor hun ogen’ en Mozes en Elia ‘hun verschenen’.5 Kort daarna zei de Heiland dat de apostelen de sleutels hadden om de bediening te leiden.6 De profeet Joseph Smith heeft gezegd: ‘De Heiland, Mozes en Elia hebben op de berg de sleutels aan Petrus, Jakobus en Johannes overgedragen toen zij voor zijn ogen veranderd werden.’7

Hetzelfde patroon dat volgens Matteüs gevolgd is bij de herstelling van het priesterschap, wordt in onze bedeling toegepast. Apostelen en profeten aan wie de Heer in eerdere bedelingen sleutels had gegeven, zijn naar de aarde teruggekeerd aan het begin van deze bedeling.

In tegenstelling daarmee geloofden destijds de predikanten in de omgeving van Palmyra, die niet begrepen welke grote afval had plaatsgevonden, dat het priesterschap op een heel andere manier werd ontvangen. Zij geloofden dat de macht om te prediken toekwam aan gelovigen die meenden daartoe geroepen te zijn. Zij begrepen niet dat ze het priesterschap moesten ontvangen door handoplegging van iemand die daartoe de bevoegdheid bezat.8 Ook begrepen zij het doel en de noodzaak van priesterschapssleutels niet.

Het priesterschap is de macht en het gezag van God, overgedragen aan de mens. Priesterschapssleutels zijn het recht om het gebruik van die macht te sturen. De president van de kerk bezit de sleutels die nodig zijn om de hele kerk te besturen. Zijn raadgevers in het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen dragen eveneens de sleutels van het koninkrijk, en staan onder leiding van de president. Ringpresidenten, bisschoppen, en tempel-, zendings- en quorumpresidenten krijgen sleutels om in de kerk hun werkgebied te leiden. Hun raadgevers dragen geen sleutels, maar ze ontvangen wel ‘gedelegeerd gezag, afhankelijk van hun roeping en taak.’9

Het priesterschap en priesterschapssleutels geven toegang tot de zegeningen van de verzoening. Door de macht van het priesterschap worden mensen gedoopt tot de bekering van zonden, die mogelijk is gemaakt door de barmhartige daad van de Heiland. Een Melchizedeks-priesterschapsdrager kan de Heilige Geest verlenen. Door de gave van de Heilige Geest worden de leden gereinigd met vuur, geleid tot de waarheid, getroost, geheiligd en op vele manieren gezegend als deelhebbers aan de vruchten van de verzoening. Door de verzegelbevoegdheid kunnen man, vrouw en kinderen voor eeuwig aan elkaar verbonden en in de komende wereld verhoogd worden — alweer een zegen van de Heiland.

Verwacht wordt dat rechtschapen Melchizedeks-priesterschapsdragers de hun toevertrouwde macht gebruiken om anderen, en allereerst hun gezin, tot zegen te zijn. Het is een grote zegening van de herstelling dat een tot het Melchizedeks priesterschap geordende vader het recht heeft om zijn vrouw en kinderen te zegenen als hij daartoe geïnspireerd wordt en als zij dat willen.

Lang geleden is er in ons gezin iets gebeurd wat een onuitwisbare indruk heeft achtergelaten omtrent het belang en de waarde en de kracht van een vaderlijke zegen. Wat wij daaruit geleerd hebben, kan belangrijk voor u zijn.

Toen onze oudste kinderen de basisschoolleeftijd hadden bereikt, besloten mijn vrouw en ik dat elk kind aan het begin van het schooljaar een zegen zou krijgen. Dat zou dan gebeuren tijdens de gezinsavond, vlak voordat het schooljaar begon. We herinneren ons vooral het jaar waarin onze oudste zoon, Michael, naar groep vijf ging. Die zomer had hij bij Little League honkbal gespeeld. Hij hield van die sport. Tijdens de gezinsavond, net voor het begin van het schooljaar, kondigde Michael aan dat hij geen zegen nodig had. Hij had zijn eerste seizoen bij Little League gespeeld, en zegens waren voor jongere kinderen.

Zuster Bateman en ik waren stomverbaasd. We drongen er bij hem op aan en zeiden dat een zegen zijn huiswerk ten goede kon komen. Het kon hem bescherming bieden. Het zou de band met zijn broertjes, zusjes en vriendjes ten goede komen. Aansporing en overreding mochten niet baten. Hij was te oud. We geloofden in het beginsel keuzevrijheid en drongen een jongen van acht geen zegen op. Alle kinderen, behalve Michael, kregen dat jaar een zegen.

Het schooljaar verliep normaal. Michael en de andere kinderen maakten het goed op school en als gezin hadden we een goede onderlinge band. Toen brak de maand mei aan, en voor Little League begon het honkbalseizoen. Na de laatste schooldag riep Michaels trainer het team bij elkaar voor een oefenwedstrijd. Michael keek er vol verwachting naar uit. Nog even, dan kwam zijn droom uit. Hij zou de eerste vanger zijn. Het honkbalveld was maar een paar straten van ons huis af. De jongens liepen met de trainer naar het veld en staken daarbij een drukke weg over. Na de training gingen de jongens met de trainer op weg naar huis. Michael rende met een vriendje voor de trainer en de anderen jongens uit. Toen ze bij die drukke weg kwamen, vergat Michael te kijken en hij schoot voor een auto met een zestienjarige bestuurder die voor het eerst reed. Kunt u zich voorstellen hoe die jongeman schrok? Hij trapte op de rem en gooide het stuur om in een poging om de jongen te ontwijken. Helaas werd Michael geraakt door de zijkant van de bumper. Hij viel op de weg.

Kort daarna kregen mijn vrouw en ik een telefoontje van de politie. Michael was er slecht aan toe, en in een ambulance op weg naar het ziekenhuis. Ze zeiden dat we ons moesten haasten. Voordat we weggingen, belde ik een vriend om te vragen of hij naar het ziekenhuis kon komen om bij een zalving bij te staan. Die rit van twintig minuten was de langste van ons leven. We baden vurig voor het leven van onze zoon, en om de wil van de Heer te weten.

Toen we de auto parkeerden bij de spoedopname, zagen we een agent naar buiten komen met een huilende jongeman. De agent herkende ons en stelde de jongeman aan ons voor als de bestuurder van de auto. We waren genoeg op de hoogte om onze armen om hem heen te slaan en te zeggen dat we wisten dat het niet zijn schuld was. Toen gingen we het ziekenhuis in om Michael te zoeken. Toen we zijn kamer binnenkwamen, waren de doktoren en verpleegkundigen druk met hem bezig. Mijn vriend was gekomen en we vroegen of we twee of drie minuten met hem alleen konden zijn. Mijn broeder in het priesterschap zalfde hem, en ik verzegelde de zalving. Toen ik mijn handen op Michaels hoofd legde, kreeg ik een gevoel van troost en vrede, de woorden kwamen, en er werden beloften gedaan. Toen werd hij snel naar de operatiekamer gebracht.

De maand daarna lag Michael in het ziekenhuis, zijn hoofd omzwachteld en met zijn been in een rekverband. Elke woensdag kwamen zijn teamgenoten van Little League hem na de wedstrijd verslag uitbrengen. Elke woensdag liepen er tranen langs Michaels wangen als de jongens de wedstrijd navertelden. Na vier weken in het rekverband kreeg Michael gips, vanaf zijn borst tot aan zijn tenen. Twee of drie keer gingen we met hem naar een wedstrijd van zijn vriendjes. Na nog eens vier weken werd het gips vervangen door gipsverband vanaf zijn heupen tot aan zijn tenen. Twee dagen voordat de school begon, werd het laatste gips verwijderd. Vraagt u zich nog af wie er het eerste om een zegen vroeg toen ons gezin de volgende avond bij elkaar kwam voor de zegens voor het schooljaar? Een jongen van negen, wat ouder en een stuk wijzer, stond vooraan.

In de loop der jaren hebben onze kinderen begrepen dat een priesterschapszegen niet altijd ongelukken voorkomt, maar ze weten ook dat ze door het priesterschap op meer dan één manier beschermd worden. Nu krijgen onze kleinkinderen priesterschapszegens. De traditie wordt in de tweede en derde generatie voortgezet. Wij geloven dat dit gebruik, net als het gezin, in stand zal blijven tot in de eeuwigheid.

Ik ben heel dankbaar dat een jongen van veertien, Joseph Smith, een bos betrad om te vragen welke kerk de juiste was. Ik ben eeuwig dankbaar voor het antwoord dat hij kreeg, en voor de daaropvolgende herstelling van het priesterschap en de sleutels ervan door Johannes de Doper, Petrus, Jakobus, Johannes en andere heilige boodschappers. Ik bid dat wij die grote macht gebruiken om al Gods kinderen tot zegen te zijn, te beginnen met ons eigen gezin. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie LV 13; Geschiedenis van Joseph Smith 1:68–72.

  2. Zie LV 27:12–13.

  3. Zie LV 110:11–16.

  4. Zie Matteüs 16:19.

  5. Matteüs 17:1–3.

  6. Zie Matteüs 18:18; LV 7:7.

  7. Teachings of the Prophet Joseph Smith, samengesteld door Joseph Fielding Smith (1976), p. 158.

  8. Zie Milton V. Backman jr., Christian Churches of America: Origins and Beliefs, herziene uitgave (1976, 1983), p. 54–55.

  9. Handboek kerkbestuur, boek 2: leidinggevenden in priesterschap en hulporganisaties (1998), p. 161.