2003
De bruggenbouwer
November 2003


De bruggenbouwer

Jezus Christus (…) heeft de bruggen gebouwd die wij moeten oversteken om ons hemels thuis te bereiken.

Vele jaren geleden las ik een boek met de titel The Way to the Western Sea, geschreven door David S. Lavender. Er staat een fascinerende beschrijving in van de heldhaftige reis van Meriwether Lewis en William Clark die hun befaamde expeditie door heel Noord-Amerika leidden om een route over land te ontdekken naar de Grote Oceaan.

Hun tocht was een nachtmerrie. Ze zwoegden, staken diepe ravijnen over en liepen veel. Onderweg droegen ze hun met voorraden beladen boten mee, op zoek naar de volgende beek of rivier om hun weg op het water te vervolgen.

Toen ik hun ervaringen las, dacht ik vaak: ‘Waren er maar moderne bruggen om de ravijnen of de ziedende baren te overbruggen.’ In gedachten zag ik schitterende bruggen uit onze tijd die deze taak met gemak vervullen: de prachtige en beroemde Golden Gate Bridge in San Francisco; de stevige havenbrug in Sydney (Australië); en andere bruggen in vele landen.

In werkelijkheid zijn wij allen reizigers, wij zijn ontdekkingsreizigers in het sterfelijk leven. Wij hebben hier geen eigen ervaring mee. We moeten tijdens onze levenstocht hier op aarde als het ware over diepe afgronden en roerige wateren heen.

Misschien was het zo’n sombere gedachte die de dichter Will Allen Dromgoole inspireerde tot zijn klassieke gedicht, ‘De bruggenbouwer’.

Een oude man, over een verlaten weg op reis,

Kwam op een avond, koud en grijs,

Bij een kloof, groot en breed en diep,

Waar traag een beek door liep.

De oude man stak hem over bij de zonsondergang;

Voor die trage beek was de man niet bang.

Maar eenmaal veilig aan de andere kant, keek

Hij om en bouwde een brug over de beek.

‘Oude man’, zei een medepelgrim summier,

‘Je verspilt je kracht door dit te bouwen hier.

Je reis eindigt vanavond, je bent doodop;

Je hoeft nooit meer deze kant op;

Je bent de kloof overgestoken, al werd de lucht grauwer —

Waarom zou je ’s avonds laat nog een brug bouwen?’

De bouwer hief zijn oude, grijze hoofd op:

‘Goede vriend, op het pad dat ik heb gevolgd’, merkte hij op,

Op dit pad loopt een groep mensen die Mij nakomt,

Een jongeling die deze kant op komt.

Deze kloof, die voor Mij niets heeft betekend,

Is voor die jongeman misschien halsbrekend.

Ook hij moet oversteken bij het schemerlicht.

Goede vriend, het is voor hém dat ik deze brug opricht.’1

De boodschap van dat gedicht heeft mij aan het denken gezet, en is mij tot troost geweest, want onze Heer en Heiland, Jezus Christus, was de Meesterarchitect en Bruggenbouwer voor u, voor mij, voor de hele mensheid. Hij heeft de bruggen gebouwd die wij moeten oversteken om ons hemels thuis te bereiken.

De zending van de Heiland was voorzegd. In Matteüs staat: ‘Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het die zijn volk zal redden van hun zonden.’2

Toen kwam het wonder van zijn geboorte, en het bezoek van de herders die zich naar de stal gehaast hadden, naar die moeder, naar dat kind. De wijzen uit het oosten volgden de ster en brachten het kleine kind kostbare geschenken.

Volgens de Schriften groeide Jezus op en ‘werd krachtig, en […] werd vervuld met wijsheid, en de genade Gods was op Hem’3 en Hij ‘ging rond, weldoende’.4

Welke bruggen bouwde Hij en stak Hij zelf over in zijn sterfelijk leven, waarmee Hij ons de weg wees? Hij wist dat het sterfelijk leven vol gevaren en moeilijkheden zou zijn. Hij zei: ‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht.’5

Jezus bouwde voor ons de brug van gehoorzaamheid. Hij was voortdurend een voorbeeld van gehoorzaamheid, want Hij onderhield de geboden van zijn Vader.

Toen Hij door de Geest naar de wildernis werd geleid om verzocht te worden door Satan, was Hij zwak van het vasten. Satan was in topvorm toen hij Hem verleidingen bood. De eerste was om aan de lichamelijke behoeften van de Heiland te voldoen, zijn honger te stillen. Hierop antwoordde de Heiland: ‘Er staat geschreven: Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat.’6

Vervolgens bood Satan Hem macht. De Heiland reageerde als volgt: ‘Er staat ook geschreven: Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken.’7

Uiteindelijk werd de Heiland rijkdom en aardse heerlijkheid geboden. Zijn antwoord luidde: ‘Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.’8

De apostel Paulus werd door de Heer geïnspireerd om zowel voor onze tijd als voor de zijne te verklaren: ‘Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij ertegen bestand zijt.’9

Laten we er niet omheen draaien — zoals Ted Koppel van het ABC-programma Nightline heeft gezegd: ‘Wat Mozes van de berg Sinaï mee naar beneden nam, waren niet de tien suggesties, [maar de tien] geboden!’10

Het volgende gesprek tussen Mark Twain en een vriend getuigt van de subtiele humor die kenmerkend is voor de schrijver. De rijke vriend zei tegen Twain: ‘Voordat ik sterf, wil ik een pelgrimsreis naar het Heilige Land ondernemen. Ik wil naar de top van de berg Sinaï klimmen en de tien geboden hardop voorlezen.’

Twain antwoordde: ‘Waarom blijf je niet thuis en onderhoud je ze gewoon!’

De tweede brug van de Meester die wij over moeten steken, is de brug van dienstbaarheid. De Heiland is ons voorbeeld van dienstbaarheid. Hoewel Hij als Zoon van God op aarde kwam, hielp Hij de mensen om Zich heen nederig. Hij was uit de hemel gekomen om als sterfelijk mens op aarde te leven en Gods koninkrijk te vestigen. Zijn heerlijke evangelie heeft het denken van de wereld veranderd. Hij zegende de zieken, liet de verlamden lopen, de blinden zien, de doven horen. Hij wekte zelfs de doden tot leven.

In hoofdstuk 25 van Matteüs vertelt de Heiland ons het volgende over de getrouwen die aan zijn rechterhand zullen zijn bij zijn triomfale wederkomst:

Dan zal de Koning tot hen (…) zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af.

‘Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven, Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest, naakt en gij hebt Mij gekleed, ziek en gij hebt Mij bezocht; Ik ben in de gevangenis geweest en gij zijt tot Mij gekomen.

‘Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Here, wanneer hebben wij U hongerig gezien en hebben wij U gevoed, of dorstig en hebben wij U te drinken gegeven?

‘Wanneer hebben wij U als vreemdeling gezien en hebben U gehuisvest, of naakt en hebben U gekleed?

‘Wanneer hebben wij U ziek of in de gevangenis gezien en zijn tot U gekomen?

‘En de Koning zal hun antwoorden en zeggen: Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan.’11

Ouderling Richard L. Evans heeft eens gezegd: ‘Wij kunnen niet alles doen voor iedereen, overal, maar we kunnen wél iets doen voor iemand, ergens.’12

Ik wil u vertellen over een onverwachte en ongewone gelegenheid tot dienstbaarheid. Ik kreeg een telefoontje van een kleindochter van een oude vriend. Ze vroeg: ‘Herinnert u zich Francis Brems, uw zondagsschoolleraar?’ Ik zei dat ik me hem herinnerde. Ze vervolgde: ‘Hij is nu 105 jaar. Hij woont in een klein verpleeghuis, maar komt nog elke zondag met de familieleden bijeen en geeft een zondagsschoolles. Afgelopen zondag kondigde opa aan: “Lieve mensen, ik ga deze week dood. Willen jullie alsjeblieft Tommy Monson bellen en hem dat vertellen. Hij weet wel wat hij moet doen.”’

Ik bezocht broeder Brems meteen de volgende ochtend. Ik kon niet met hem praten, want hij was doof. Ik kon geen boodschap opschrijven die hij kon lezen, want hij was blind. Wat moest ik doen? Men vertelde mij dat zijn familie met hem communiceerde door de vinger van zijn rechterhand te pakken en dan op de palm van zijn linkerhand de naam van de persoon te spellen, gevolgd door een boodschap. Ik volgde die procedure en nam zijn vinder en spelde in de palm van zijn hand T-O-M-M-Y M-O-N-S-O-N. Broeder Brems werd enthousiast, pakte mijn handen, en legde ze op zijn hoofd. Ik wist dat hij graag een priesterschapszegen wilde hebben. De chauffeur die me naar het verpleeghuis had gereden, assisteerde me, en we legden onze handen op het hoofd van broeder Brems en gaven hem de gewenste zegen. Naderhand stroomden de tranen uit zijn blinde ogen. Hij pakte onze handen vast en we lazen wat hij met zijn lippen zei. De boodschap was: ‘Hartelijk bedankt.’

Die week overleed broeder Brems, precies zoals hij had voorspeld. Ik kreeg een telefoontje en kwam met de familieleden bijeen om de begrafenis te regelen. Ik ben zo dankbaar dat ik die kans om dienstbaar te zijn niet had uitgesteld.

De brug van dienstbaarheid nodigt ons uit om hem geregeld over te steken.

Ten laatste heeft de Heer voor ons de brug van gebed gebouwd. Hij gaf ons de opdracht: ‘Bid altijd, en Ik zal mijn Geest op u uitstorten, en groot zal uw zegen zijn.’13

Ik wil nu voorlezen wat een moeder mij geschreven heeft over het gebed. Ze schreef:

‘Soms vraag ik me af of ik wel invloed heb op het leven van mijn kinderen. Vooral omdat ik als alleenstaande moeder twee baantjes heb om de touwtjes aan elkaar te kunnen knopen, kom ik soms in een puinhoop thuis, maar ik geef nooit de hoop op.

‘Mijn kinderen en ik keken naar een tv-uitzending van de algemene conferentie en u had het over het gebed. Mijn zoon zei: “Mama, dat heb je ons al geleerd.” Ik zei: “Hoe bedoel je?” En hij antwoordde: “Nou, je hebt ons leren bidden en hebt ons laten zien hoe dat moet. Maar toen ik laatst naar je kamer ging om iets te vragen, zag ik je op je knieën bidden tot je hemelse Vader. Als Hij belangrijk voor jou is, dan wordt Hij belangrijk voor mij.”’

Ze besluit de brief met: ‘Ik denk dat je nooit te weten komt wat voor invloed je hebt totdat een kind je zelf ziet doen wat je geprobeerd hebt hem te leren.’

Geen enkel verslag van een gebed raakt mij zo sterk als dat van het gebed dat Jezus in de Hof van Getsemane uitsprak. Ik ben van mening dat Lucas het zeer goed onder woorden brengt:

‘Hij (…) ging (…) naar de Olijfberg. En ook zijn discipelen volgden Hem.

‘En toen Hij aan die plaats gekomen was, zeide Hij tot hen: Bidt, dat gij niet in verzoeking komt.

‘En Hij zonderde zich van hen af, ongeveer een steenworp ver, knielde neder en bad deze woorden:

‘Vader, indien Gij wilt, neem deze beker van Mij weg; doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede!

‘En Hem verscheen een engel uit de hemel om Hem kracht te geven.

‘En Hij werd dodelijk beangst en bad des te vuriger. En zijn zweet werd als bloeddruppels, die op de aarde vielen.’14

Na verloop van tijd kwam de tocht naar het kruis. Wat een lijden maakte Hij daar door toen Hij zijn moeizame weg aflegde en zijn eigen kruis droeg. Aan het kruis sprak Hij de woorden: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.’15

Uiteindelijk zei Jezus: ‘Het is volbracht! En Hij boog het hoofd en gaf de geest.’16

Die gebeurtenissen, en zijn heerlijke herrijzenis, voltooiden de laatste brug in onze trilogie: de brug van gehoorzaamheid, de brug van dienstbaarheid en de brug van gebed.

Jezus de bruggenbouwer heeft de kloof overbrugd die we de dood noemen. ‘Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.’17 Hij heeft voor ons gedaan wat wij niet voor onszelf konden doen; daarom kan de mens de bruggen oversteken die Hij heeft gebouwd — naar het eeuwige leven.

Ik besluit met mijn eigen vrije weergave van het gedicht ‘De bruggenbouwer’:

‘U bent de kloof overgestoken, al werd de lucht grauwer —

Waarom zou U ’s avonds laat nog een brug bouwen?’

Op dit pad loopt een groep mensen die Mij nakomt,

Een grote menigte die deze kant op komt.

Deze kloof, die voor Mij niets heeft betekend,

Is voor hen misschien halsbrekend.

Ook zij moeten oversteken bij het schemerlicht.

Goede vriend, het is voor hén dat Ik deze brug opricht.’

Dat wij de wijsheid en de vastberadenheid mogen hebben om de bruggen over te steken die de Heiland voor ieder van ons heeft gebouwd, is mijn oprechte gebed. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. James Dalton Morrison, red., Masterpieces of Religious Verse (1948), p. 342.

  2. Matteüs 1:21.

  3. Lucas 2:40.

  4. Handelingen 10:38.

  5. Matteüs 11:28–30.

  6. Matteüs 4:4.

  7. Matteüs 4:7.

  8. Matteüs 4:10.

  9. 1 Korintiërs 10:13.

  10. Toespraak ter gelegenheid van de aanvang van het schooljaar aan de Duke University, 10 mei 1987.

  11. Matteüs 25:34–40.

  12. Richard Evans’ Quote Book (1971), p. 51.

  13. LV 19:38.

  14. Lucas 22:39–44.

  15. Lucas 23:34.

  16. Johannes 19:30.

  17. 1 Korintiërs 15:22.