2009
Thuis voor Kerstmis
december 2009


Boodschap van het Eerste Presidium

Thuis voor Kerstmis

Afbeelding
President Henry B. Eyring

Ik hoorde een bekend liedje over thuis zijn voor Kerstmis voor het eerst toen nog ik een klein jongetje was. Het was oorlogstijd en veel mensen waren ver van hun thuis en gezin — het was een duistere tijd voor mensen die bang waren dat ze misschien niet herenigd zouden worden met hun dierbaren. Ik herinner mij mijn gevoelens voor mijn thuis en familie toen ik op een dag tegen Kerstmis op weg naar school langs een huis liep en een kleine vlag met een gouden ster erop voor het raam zag hangen. Daar woonde een meisje dat ik van school kende. Haar broer, die niet veel ouder was dan ik, was in de oorlog gesneuveld. Ik kende zijn ouders en voelde met hen mee. Als ik van school naar huis liep, keek ik altijd uit naar het blije welkom dat mij daar wachtte.

Als ik in de kersttijd in onze woonkamer de radio aanzette, hoorde ik teksten en melodietjes die ik in gedachten nog steeds kan horen. Enkele regels van zo’n liedje dat ging over het verlangen om bij je familie te zijn, raakten mij zeer. Mijn ouders, broers en ik waren gelukkig samen, dus ik wist dat mijn verlangen uitging naar iets meer dan alleen het familieleven dat ik toen had. Het had te maken met een toekomstig leven, iets dat zelfs nog beter was dan ik al kende, beter dan ik me kon voorstellen.

De regel uit dat liedje die ik me herinner, luidt: ‘Ik ben thuis met Kerstmis, al is het maar in mijn dromen.’1 Het huis waar ik in die gelukkige jeugdjaren met mijn moeder en vader kerstbomen versierde, is er nog, en het is grotendeels ongewijzigd. Ik ging er enkele jaren geleden naartoe en klopte aan. Vreemden deden de deur open. Zij lieten mij binnen in de kamers waar de radio had gestaan en waar onze familie bij de kerstboom had gezeten.

Toen besefte ik dat mijn verlangen niet om een huis ging. Het ging erom dat ik bij mijn familie was, en het was een verlangen om mij door liefde en het licht van Christus omarmd te voelen, zelfs nog meer dan we thuis in mijn jeugd hadden gevoeld.

Verlangen naar eeuwige liefde

Waar ieder van ons naar verlangt, niet alleen met Kerstmis maar altijd, is zich met anderen in liefde verenigd te voelen, met de heerlijke verzekering dat dit eeuwig kan duren. Dat is de belofte vna het eeuwige leven, wat volgens God de grootste gave is die Hij zijn kinderen kan geven (zie LV 14:7). Die belofte wordt mogelijk gemaakt door de gaven die Hij middels zijn geliefde Zoon aan ons heeft gegeven: de geboorte, de verzoening en de opstanding van de Heiland. Door het leven en de zending van de Heiland hebben wij de verzekering dat wij in liefde voor eeuwig bij onze familieleden kunnen zijn.

Dat verlangen naar huis is ingeboren. Die heerlijke droom kan alleen maar uitkomen met groot geloof — groot genoeg voor de Heilige Geest om ons tot bekering te brengen, tot de doop en het sluiten en naleven van heilige verbonden met God. Dergelijk geloof eist van ons dat we de beproevingen van het sterfelijk leven moedig doorstaan. Dan kunnen onze hemelse Vader en zijn geliefde Zoon ons in het leven hierna welkom heten in dat thuis van onze dromen.

Zelfs in dit leven kunnen we de zekerheid krijgen dat die dag zal aanbreken en kunnen we een deel van de vreugde voelen die ons ten deel valt als we eindelijk thuiskomen. Als we met Kerstmis de geboorte van de Heiland vieren, krijgen we een bijzondere kans om die vreugde al in dit leven te ervaren.

De beloofde vreugde vinden

Velen van ons hebben dierbaren die zijn overleden. Wij worden misschien wel omringd door mensen die ons geloof in het evangelie willen vernietigen en de beloften van het eeuwig leven die de Heer heeft gedaan tenietdoen. Sommigen van ons worstelen met ziekte en armoede. Anderen hebben te maken met twisten in de familie, of hebben helemaal geen familie. Toch kunnen we het licht van Christus op ons laten schijnen en een beetje de beloofde vreugde voelen die voor ons in het verschiet ligt.

Als wij in dat hemelse thuis bijeenkomen, bijvoorbeeld, worden wij omringd door mensen die vergiffenis hebben ontvangen voor al hun zonden en die elkaar vergeven hebben. Wij kunnen die vreugde deels nu al proeven, vooral als we de gaven van de Heiland aan ons gedenken en waarderen. Hij kwam in de wereld om het Lam Gods te worden, om de prijs te betalen voor alle zonden die de kinderen van zijn hemelse Vader in het sterfelijk leven begingen, opdat allen vergeven mochten worden. Met Kerstmis hebben we een sterker verlangen om de woorden van de Heiland indachtig te zijn en ze te overdenken. Hij heeft ons gewaarschuwd dat wij alleen vergeving kunnen ontvangen als wij anderen vergeven (zie Matteüs 6:14–15). Dat is vaak moeilijk, dus u zult om hulp moeten bidden. Die hulp om te kunnen vergeven, zult u meestal krijgen als u het inzicht krijgt dat u anderen net zo veel of meer hebt gekwetst dan zij u.

Als uw gebed om kracht tot vergeven verhoord wordt en u handelt ernaar, voelt u dat er een last van uw schouders wordt genomen. Een wrok koesteren is een zware last. Vergeeft u, dan voelt u de vreugde die vergiffenis met zich meebrengt. U kunt dit jaar met Kerstmis vergeving schenken en ontvangen. Het gevoel van geluk dat dit met zich meebrengt, is een glimp van wat wij samen kunnen voelen in het eeuwige thuis waarnaar wij verlangen.

De vreugde van het geven

Een andere glimp die we in de kersttijd makkelijker kunnen opvangen van dat toekomstige huis vol vreugde is het gevoel dat we krijgen als we gul geven. Dat krijgen we als we de behoeften van anderen belangrijker vinden dan die van onszelf en we voelen hoe gul God voor ons is geweest.

Het helpt om de goede daden te zien die anderen met Kerstmis doen. Hoe vaak bent u al met een geschenk naar iemands voordeur gegaan, in de hoop dat niemand u zag, om vervolgens te ontdekken dat er al meerdere anonieme geschenken lagen? Hebt u net als ik wel eens de ingeving gehad dat u iemand moest helpen, waarna u er achter kwam dat wat u werd ingegeven om te schenken precies was wat die persoon op dat moment nodig had? Dat is een heerlijke verzekering dat God al onze behoeften kent en op ons rekent om in de behoeften van mensen om ons heen te voorzien.

In de kersttijd stuurt God ons die boodschappen met meer vertrouwen, want Hij weet dat wij ernaar luisteren omdat ons hart beter is afgestemd op het voorbeeld van de Heiland en de woorden van zijn dienstknechten. In de kersttijd is het waarschijnlijker dat we net de woorden van koning Benjamin hebben gelezen en dat die ons hart geraakt hebben. Hij leerde zijn volk — en ons — dat de allesovertreffende gave van vergiffenis die wij ontvangen ons een overweldigend gevoel van weldadigheid tegenover andere mensen zou moeten geven:

‘En zie, zojuist nog hebt gij zijn naam aangeroepen en gebedeld om vergeving van uw zonden. En heeft Hij u tevergeefs laten bedelen? Neen, Hij heeft zijn Geest op u uitgestort en gemaakt dat uw hart met vreugde werd vervuld, en gemaakt dat u de mond werd gesnoerd, zodat gij niet kondt spreken, zo buitengewoon groot was uw vreugde.

‘En nu, als God, die u heeft geschapen, van wie gij afhankelijk zijt voor uw leven en voor alles wat gij hebt en zijt, u geeft wat gij ook in geloof vraagt dat goed is, in het vertrouwen dat gij zult ontvangen, o hoezeer behoort gij elkaar dan niet te geven van hetgeen gij bezit.

‘En als gij de mens oordeelt die, om niet om te komen, bij u smeekt om hulp uit uw bezit, en gij hem veroordeelt, hoeveel rechtvaardiger zal dan uw veroordeling zijn voor het onthouden van uw bezit, dat niet u, maar God toebehoort, aan wie ook uw leven toebehoort; en toch smeekt gij niet om hulp, noch bekeert gij u van hetgeen gij hebt gedaan.

‘Ik zeg u, wee die mens, want zijn bezit zal met hem verloren gaan; en nu, ik zeg deze dingen tot hen die rijk zijn wat de dingen van deze wereld betreft’ (Mosiah 4:20–23).

U hebt al de vreugde gevoeld van het geven en ontvangen van aalmoezen. Die vreugde is in dit leven een glimp van wat wij in het hiernamaals voelen als we hier door onze vrijgevigheid ons geloof in God tonen. De Heiland is daarin ons grote voorbeeld. In de kersttijd denken we er weer over na wie Hij is en hoe weldadig Hij voor ons is geweest door als onze Heiland in de wereld te komen.

Als de Zoon van God, geboren uit Maria, had Hij de macht om alle verleiding tot zonde te weerstaan. Hij leidde een volmaakt leven opdat Hij het oneindige offer kon worden, het onbevlekte Lam dat al vanaf de grondlegging van de wereld was beloofd (zie Openbaring 13:8). Hij heeft de kwelling ondergaan van de schuldenlast van al onze zonden en die van alle kinderen van onze hemelse Vader opdat wij vergiffenis mochten ontvangen en rein naar huis mochten terugkeren.

Die gave aan ons had een prijs zo hoog dat wij die niet kunnen bevatten. Het was een gave die Hij zelf niet nodig had: Hij had geen vergiffenis nodig. De vreugde en dankbaarheid die wij nu wegens zijn gave voelen, wordt alleen maar groter, en zal eeuwig duren, en we zullen Hem er in ons hemelse thuis voor eren en aanbidden.

In de kersttijd worden wij aangemoedigd om aan Hem en zijn oneindige weldadigheid te denken. Denken wij daaraan, dan zijn wij beter in staat de ingeving te krijgen dat iemand onze hulp nodig heeft en daarnaar te luisteren. Dan zien wij de hand Gods zich uitstrekken naar onszelf als Hij iemand stuurt om ons op te beuren, zoals Hij zo vaak doet. Er schuilt vreugde in het geven en ontvangen van de weldadige geschenken waartoe God mensen met name rond Kerstmis inspireert.

Gezegend met zijn licht

En er is nóg een hemelse glimp die we met Kerstmis makkelijker kunnen opvangen. Het is licht. Onze hemelse Vader gebruikte licht om de geboorte van zijn Zoon, onze Heiland, aan te kondigen (zie Matteüs 2; 3 Nephi 1). Er werd een nieuwe ster zichtbaar op beide halfronden van de aarde. Die leidde de wijzen naar het Kindje in Betlehem. Zelfs de slechte koning Herodes herkende dat teken. Hij was er bang voor omdat hij slecht was. De wijzen verheugden zich in de geboorte van Christus, het Licht en het Leven van wereld. Drie dagen licht zonder duisternis was het teken dat God de nakomelingen van Lehi gaf om de geboorte van zijn Zoon aan te kondigen.

In de kersttijd gedenken we niet alleen het licht dat de geboorte van Christus aan de wereld aankondigde, maar ook het licht dat van Hem uitgaat. Veel getuigen hebben bevestigd dat dit licht bestaat. Paulus heeft getuigd dat hij het zag op weg naar Damascus:

‘(…) zag ik […] een licht, schitterender dan de glans der zon, van de hemel mij en hen, die met mij reisden, omstralen;

‘en toen wij allen ter aarde vielen, hoorde ik een stem tot mij spreken in de Hebreeuwse taal: Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij? Het valt u zwaar tegen de prikkels achteruit te slaan.

‘En ik zeide: Wie zijt Gij, Here? En Hij zeide: Ik ben Jezus, die gij vervolgt’ (Handelingen 26:13–15).

De jonge Joseph Smith getuigde dat hij voorafgaand aan de herstelling een heerlijk licht zag in een bos bij Palmyra (in de staat New York):

‘Ik zag recht boven mijn hoofd een lichtkolom, de helderheid van de zon overtreffend, die geleidelijk neerdaalde tot zij op mij viel.

‘Zodra die verscheen, voelde ik mij bevrijd van de vijand die mij gebonden hield. Toen het licht op mij rustte, zag ik twee Personen, wier glans en heerlijkheid elke beschrijving tarten, boven mij in de lucht staan. Een van Hen sprak tot mij, mij bij de naam noemend, en zei, wijzend op de ander: Dit is mijn geliefde Zoon. Hoor Hem!’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:16–17.)

Zulk licht is ook te zien in ons hemelse thuis. Het zal ons dan vreugde geven. Maar zelfs in dit leven bent u gezegend met een deel van die heerlijke ervaring, door het licht van Christus. Ieder die in de wereld wordt geboren, ontvangt de gave van dat licht (zie Moroni 7:16). Denk eens aan de ervaringen die u hebt gehad waardoor u een getuige bent dat het licht van Christus echt bestaat en dat het waardevol is. U zult aan de hand van de volgende geruststellende schrifttekst inzien dat u door dat licht bent geleid:

‘En hetgeen niet opbouwt, is niet van God, en is duisternis.

‘Hetgeen van God is, is licht; en wie licht ontvangt en in God blijft, ontvangt meer licht; en dat licht wordt steeds helderder tot de volle dag toe.’

‘En (…) Ik zeg het opdat u de waarheid zult verstaan, opdat u de duisternis uit uw midden verdrijven zult’ (LV 50:23–25).

In een wereld die zo wordt verduisterd door slechte beelden en oneerlijke boodschappen bent u gezegend om makkelijker flitsen van licht en waarheid te herkennen. U hebt zelf ondervonden dat het licht helderder wordt als u het blijmoedig ontvangt. Het wordt steeds helderder tot de volmaakte dag dat we ons bevinden in de tegenwoordigheid van de Bron van het licht.

Dat licht is met Kerstmis makkelijker te onderscheiden. Omdat we dan meer geneigd zijn om God te vragen wat we moeten doen en in de Schriften te lezen zijn we beter in staat om ons in dienst van de Heer te begeven. Als we vergeven en vergiffenis voelen, als we de handen opbeuren die slap neerhangen (zie LV 81:5), worden we zelf ook opgebeurd en komen we dichter bij de Bron van het licht.

U zult zich herinneren dat in het Boek van Mormon een heerlijke tijd wordt beschreven waarin de getrouwe discipelen van de Heiland zijn licht uitdroegen aan anderen (zie 3 Nephi 19:24 25). Wij vieren Kerstmis met lichtjes. Onze aanbidding van de Heiland en onze dienstbaarheid namens Hem brengt licht in ons leven en in het leven van de mensen om ons heen.

We kunnen vol vertrouwen een doel stellen om dit kerstfeest helderder te maken dan het vorige, en elk volgend kerstfeest nóg helderder. De beproevingen van het sterfelijk leven mogen dan in hevigheid toenemen, voor ons hoeft het duister niet erger te worden als we ons oog alleen richten op het licht dat op ons valt als we de Meester volgen. Hij zal ons leiden en ons helpen op het pad dat omhoog voert naar het thuis waarnaar wij verlangen.

Er zijn keren geweest, vaak met Kerstmis, dat we ten dele hebben gevoeld wat we zullen ervaren als we eindelijk thuiskomen bij de Vader die ons liefheeft en onze gebeden beantwoordt, en bij de Heiland die ons leven heeft verlicht en ons heeft opgebeurd.

Ik getuig dat u door Hem de verzekering kunt krijgen dat u niet alleen met Kerstmis naar huis kunt gaan, maar dat u voor eeuwig kunt wonen bij familieleden die u en elkaar liefhebben.

Noot

  1. James ‘Kim’ Gannon, ‘I’ll Be Home for Christmas’ (1943).

Foto-illustratie Steve Bunderson; De geboorte van Jezus Christus, © Gemaldegalerie, Dresden (Duitsland)/A.K.G. Berlin/Superstock; foto hulst Lana Leishman

Del Parson, Christus’ geboorte aan de herders verkondigd

Illustratie Paul Mann

Afdrukken