2009
Waarom moet ik hier zijn?
december 2009


Waarom moet ik hier zijn?

Megan Robinson, Utah (V.S.)

Een week vóór Kerstmis 2007 stelde men bij twee van mijn kinderen keel- en oorontstekingen vast. Jacob (5) jengelde de hele weg naar de apotheek toen we zijn medicijn gingen halen. En Beth (19 maanden) liet me maar niet los.

Toen we bij de apotheek aankwamen, bleek er een lange rij te staan. Terwijl Jacob aan mijn been trok en klaagde over zijn oor, wurmde Beth zich uit mijn armen. Ik dacht dat ze bij me zou blijven, maar zodra ze vrij was, rende ze rechtstreeks op een bejaarde man af die bij de rij op een bankje zat.

De man keek naar de grond, met zijn handen voor zijn gezicht. Ik riep Beth, want ik wilde de rij niet verlaten, maar ze ging toch op de man af en boog zich voorover om grijnzend en giechelend naar zijn gezicht te kijken.

Ik stuurde Jacob om haar te halen. Hij pakte haar hand en probeerde haar bij de man weg te trekken, maar ze weigerde mee te gaan. Toen begon ze tegen het voorhoofd van de man te duwen om hem zijn hoofd op te laten tillen. Ik begon inmiddels geërgerd te raken, maar Beth deed haar schoenen, waarvan de veters los waren, uit en legde die bij de man op schoot. Hij ging rechtop zitten en glimlachte.

‘Beth!’ riep ik.

‘Het hindert niet’, zei de man vermoeid. ‘Ik strik haar veters wel.’

Ik werd een beetje zenuwachtig toen hij Beths schoenen aandeed. Toen hij klaar was, sloeg hij zijn armen om haar heen en kuste haar op het hoofd. Hij liet haar niet meteen gaan, dus ik verliet gauw de rij om mijn dochter uit de handen van deze vreemdeling te redden.

Toen ik dichterbij kwam, merkte ik dat hij tranen in zijn ogen had. Ik maakte me zorgen en ging naast hem zitten.

‘Ik moet u iets vertellen’, zei hij terwijl hij recht voor zich uit staarde. ‘Nog geen maand geleden is mijn vrouw overleden en ongeveer een uur geleden ben ik er achter gekomen dat ik ongeneeslijk ziek ben met kanker. Ik kwam hier om medicijnen te halen, en ik heb over mijn leven na zitten denken en me afgevraagd of ik het onvermijdelijke misschien een handje moet helpen. Ik dacht niet dat ik Kerstmis en de pijn van de kanker zou kunnen verdragen zonder mijn lieve vrouw.’

Hij zei dat hij had gebeden en God had gevraagd: ‘Als ik hier om de een of andere reden moet zijn, dan kunt u me dat beter nu laten weten, want anders ga ik naar huis om er een eind aan te maken.’ Nog voordat hij ‘amen’ had gezegd, begon Beth hem lastig te vallen en hem ‘opa’ te noemen.

‘Nu weet ik waarom ik hier nog langer moet zijn’, zei hij. ‘Ik moet blijven voor mijn kleinkinderen. Ze hebben me nodig.’

Ik sloeg mijn armen om hem heen en kon het niet helpen, ik weende. Toen ging ik onze medicijnen halen. Beth, die slechts enkele momenten daarvoor nog zo ziek had geleken, kuste de man op de wang en huppelde weg met Jacob en mij. Ze wuifde en zei: ‘Dag opa.’

Ik vroeg hem niet hoe hij heette, maar ik zal nooit vergeten dat een klein meisje dat een oude man lastig valt een antwoord op een gebed kan zijn.

Afdrukken