Mijn scriptie — en het Boek van Mormon — verdedigen
Scott Macdonald (Californië, VS)
Toen ik op de universiteit zat, moesten de studenten een scriptie schrijven. Iedere scriptie moest door twee hoogleraren worden goedgekeurd.
Voor mijn scriptie koos ik ervoor de oorlogen in het Boek van Mormon te onderzoeken en te analyseren. Ik sprak met een van de hoogleraren over mijn idee, en hij stemde ermee in om me te begeleiden. Hij noemde ook een andere hoogleraar die ik kon benaderen.
Ik sprak met de andere hoogleraar om het onderwerp van mijn scriptie uit te leggen. Zodra ik het Boek van Mormon noemde, veranderde zijn houding en begon hij de kerk te bekritiseren. Ik luisterde rustig totdat hij klaar was en toen legde ik in het kort uit dat hij volgens mij een verkeerde indruk van onze geloofsovertuiging had. Hij leek niet overtuigd, maar tot mijn verbazing stemde hij wel in om me te begeleiden.
Na bijna een jaar onderzoek en schrijven, leverde ik mijn scriptie ter goedkeuring in. Gedurende dat jaar was ik in principe toegelaten tot de faculteit der rechtsgeleerdheid, maar ik moest wel mijn scriptie afmaken om te kunnen afstuderen.
Binnen een week kreeg ik een e-mail van de hoogleraar die de kerk zo had bekritiseerd. Hij vroeg of ik bij hem op kantoor kon komen.
Toen ik daar aankwam, vroeg hij me de deur te sluiten en te gaan zitten. Hij ging bijna meteen in de aanval — niet tegen mijn scriptie maar tegen het Boek van Mormon. Zo rustig als ik maar kon, gaf ik mijn getuigenis van het Boek van Mormon.
Aarzelend vroeg ik hem of hij wel mijn scriptie wilde goedkeuren. Dat zag hij niet zitten.
Ik ging ontmoedigd naar huis en wist niet wat ik moest doen. Zonder de goedkeuring van deze man kon ik niet afstuderen en tot de faculteit der rechtsgeleerdheid worden toegelaten. Ik bad dat alles toch nog goed zou komen.
Toen ik mijn situatie aan de andere hoogleraar uitlegde, adviseerde hij me om de volgende dag naar de hoogleraar terug te gaan en hem nogmaals te vragen de scriptie goed te keuren.
De volgende ochtend zat ik buiten het kantoor van de hoogleraar te wachten. Ik was zenuwachtig en wist niet hoe hij zou reageren. Toen hij aankwam, deed hij zachtjes de deur open en gebaarde dat ik kon binnenkomen. Zonder een woord te zeggen pakte hij een pen en tekende mijn scriptie. Ik had zijn officiële goedkeuring. Hij legde niet uit waarom hij van gedachten was veranderd, maar hij glimlachte naar me toen ik afscheid nam.
Ik ben dankbaar dat ik de kans kreeg om mijn getuigenis te geven. Ik weet dat als wij voor ons geloof uitkomen, onze hemelse Vader ons zal sterken en zegenen.