Boodschap van het Eerste Presidium
De keuze om dankbaar te zijn
Onze Vader in de hemel gebiedt ons om in alles dankbaar te zijn (zie 1 Tessalonicenzen 5:18) en Hij wil dat wij dankzeggen voor de zegeningen die we ontvangen (zie LV 46:32). Wij weten dat al zijn geboden er zijn voor ons geluk. En we weten ook dat geboden overtreden tot ellende leidt.
Om dus gelukkig te zijn en ellende te vermijden, moeten we een dankbaar hart hebben. We hebben vast wel gezien dat er een verband is tussen dankbaarheid en geluk. Wij willen graag dankbaar zijn, maar het is niet zo makkelijk om te midden van beproevingen in alles dankbaar te zijn. Soms krijgen we te maken met ziekte, teleurstelling of verlies van dierbaren. Verdriet kan het moeilijk maken om onze zegeningen in te zien en de zegeningen die God nog voor ons in petto heeft naar waarde te schatten.
Onze zegeningen tellen is moeilijk omdat we de neiging hebben om het goede als vanzelfsprekend te beschouwen. Als we geen dak meer boven ons hoofd hebben, geen eten, geen hartelijkheid van vrienden of familie, dan beseffen we pas hoe dankbaar we ervoor hadden moeten zijn toen we het hadden.
Maar boven alles is het soms moeilijk voor ons om voldoende dankbaar te zijn voor de grootste gaven die we hebben gekregen: de geboorte van Jezus Christus, zijn verzoening, de belofte van de opstanding, de kans op een eeuwig leven met onze familieleden, de herstelling van het evangelie en de priesterschapssleutels. Alleen met de hulp van de Heilige Geest kunnen we beginnen aan te voelen wat die zegeningen voor ons en onze dierbaren betekenen. En dan kunnen we pas hopen in alles dankbaar te zijn, en God niet te mishagen met onze ondankbaarheid.
We moeten in gebed vragen of God ons door de kracht van de Heilige Geest onze zegeningen in wil laten zien, zelfs te midden van onze beproevingen. Hij kan ons door de kracht van de Geest laten inzien welke zegeningen we als vanzelfsprekend aannemen en ons helpen om er dankbaar voor te zijn. Waar ik het meeste aan heb gehad, is God in gebed te vragen: ‘Wilt U mij alstublieft leiden naar iemand die ik namens U kan helpen?’ Doordat ik God hielp om andere mensen tot zegen te zijn, ben ik mijn eigen zegeningen beter gaan herkennen.
Mijn gebed werd eens verhoord toen een echtpaar dat ik niet kende me vroeg om naar het ziekenhuis te gaan. Daar trof ik een baby’tje zo klein dat ze in mijn hand paste. Ze had in haar korte leven van slechts enkele weken al verscheidene operaties ondergaan. De artsen hadden de ouders gezegd dat er een ingewikkeldere operatie nodig was om het hart en de longen van dit kleine kindje van God levensvatbaar te maken.
Op verzoek van de ouders gaf ik de baby een zalving. De zegen vermeldde een belofte van een langer leven. En ik, die de zegen had uitgesproken, werd zelf gezegend met een dankbaarder hart.
Met de hulp van onze Vader kunnen wij er allen voor kiezen om dankbaarder te zijn. We kunnen Hem vragen om ons onze zegeningen duidelijker in te laten zien, wat onze omstandigheden ook zijn. Ik waardeerde die dag als nooit tevoren het wonder van mijn eigen werkende hart en longen. Ik sprak op weg naar huis mijn dank uit voor de zegens aan mijn kinderen, waar ik duidelijker van inzag dat het wonderen waren van de goedheid Gods en van goede mensen om hen heen.
Maar bovenal was ik dankbaar voor het bewijs dat de verzoening werkzaam was in het leven van die bezorgde ouders, en van mij. Ik had van hun gezicht de hoop en de reine liefde van Christus zien afstralen, zelfs in hun verschrikkelijke beproeving. En ik voelde het bewijs dat je kunt voelen als je God vraagt om je te onthullen dat de verzoening gevoelens van hoop en liefde kan opwekken.
Wij kunnen er allen voor kiezen om in gebed dank te zeggen en God om leiding te vragen zodat we andere mensen namens Hem kunnen dienen — vooral in deze tijd van het jaar, waarin wij de geboorte van de Heiland vieren. God de Vader heeft zijn Zoon gegeven en Jezus Christus heeft ons de verzoening gegeven, de grootste van alle gaven (zie LV 14:7).
Als we in gebed dankzeggen, kunnen we de omvang van die zegeningen en van al onze andere zegeningen inzien, zodat we een dankbaarder hart kunnen krijgen.