Dienen in de kerk
We kozen ervoor te dienen
De auteur woont in Beieren (Duitsland).
Mijn man had kanker, maar we accepteerden zonder enige aarzeling de roeping om in de Frankfurttempel te dienen.
Op 12 december 1994 werden we door iemand in Salt Lake City (Utah, VS) opgebeld. Een vriendelijke stem zei ons dat president Thomas S. Monson, toenmalig tweede raadgever in het Eerste Presidium, met ons wilde spreken.
‘De president van de Frankfurttempel (Duitsland) wil u als zijn raadgever en uw vrouw als assistente van de tempelmater roepen’, zei president Monson tegen mijn man, Gerhard. President Monson zei vervolgens dat hij zich zorgen maakte over de gezondheid van mijn man.
Gerhard kampte al elf jaar met chronische lymfatische leukemie. Ondanks die beproeving had de Heer ons geroepen en we gingen zonder enige aarzeling op de roeping in.
Toen ik ter voorbereiding op mijn roeping mijn baas mijn ontslag aanbood, vroeg hij: ‘Blijft u als ik uw salaris verhoog?’
‘Nee, we gaan’, antwoordde ik en ik legde uit dat we de Heer beloofd hadden op zending te gaan. ‘We wilden pas over een paar jaar op zending gaan, maar ik weet niet of mijn man dan nog leeft.’
Toen Gerhard minder dan twee weken later zijn periodieke controle kreeg, zei de dokter: ‘Blijf hier; er is een grote kans dat u zult sterven.’
Zijn gezondheid was achteruitgegaan. We waren er kapot van en konden ons niet voorstellen hoe we onze roeping konden vervullen, maar we waren vol geloof, hoop en vertrouwen. We legden alles in de handen van de Heer. Als Hij een taak voor ons had, zou Hij het voor ons mogelijk maken om die uit te voeren.
Op 2 januari 1995 vertrokken we op zending. Ik besefte plots wat ik achterliet: mijn moeder, mijn kinderen, mijn kleinkinderen, mijn loopbaan, mijn huis en mijn tuin. Maar de daaropvolgende dag waren we in de Frankfurttempel, waar een donkere nacht een heldere nieuwe dag voor ons werd. Alle stress van ons dagelijkse leven verdween.
Op die heilige plek vonden we liefde, licht, hoop, vreugde, vertrouwen, warmte, geborgenheid, bescherming en de vrede die van onze Heiland afstraalt. We leerden mensen uit veel verschillende landen kennen. Hoewel ze een andere taal spraken, schiep de taal van de liefde een band tussen ons. Onze roeping in de tempel maakte ons erg gelukkig.
De geest van de tempel en de kracht van de Heer hielden mijn man 26 maanden op de been. Kort nadat we van onze tempelroeping ontheven waren, ging Gerhard op een dag naar het ziekenhuis voor zijn standaardbehandeling. Deze keer hielden de artsen hem daar. Een paar maanden later is hij naar zijn hemelse thuis teruggekeerd.
Als ik er nu op terugkijk, zie ik die jaren in de tempel als een geschenk uit de hemel — ik mocht aan mijn mans zijde in het huis van onze liefdevolle Vader dienen en zo de belofte van een gezamenlijke zending in vervulling laten gaan. Ik ben met heel mijn hart dankbaar voor die ervaring.