Bibliotheek
Les 31: 2 Nephi 11 en 16


Les 31

2 Nephi 11 en 16

Inleiding

In 2 Nephi 11 uit Nephi zijn liefde voor de woorden van Jesaja. Ook getuigde hij dat Jakob en Jesaja de ‘Verlosser [hadden] gezien, evenals ik Hem heb gezien’ (2 Nephi 11:2). 2 Nephi 16 vertelt hoe Jesaja werd gereinigd van zijn zonden en tot profeet werd geroepen toen hij ‘de Heer [zag] zitten op een […] troon’ (zie 2 Nephi 16:1, 5–8). Nephi en Jakob onderstreepten allebei hoe waardevol het is om Jesaja’s woorden op onszelf toe te passen (zie 1 Nephi 19:23; 2 Nephi 6:5; 11:2). De Heer verklaarde zelf: ‘Groot zijn de woorden van Jesaja’ (3 Nephi 23:1). 2 Nephi 11 bevat enige uitleg van Nephi waarom hij de profetieën van Jesaja in zijn kroniek heeft opgenomen, ter inleiding van de woorden van Jesaja die volgen in 2 Nephi 12–24. 2 Nephi 25 dient ter afsluiting van die hoofdstukken, waarin Nephi aangeeft hoe we Jesaja’s woorden kunnen begrijpen (zie les 35 in dit boek).

Onderwijstips

2 Nephi 11

Nephi verlustigt zich erin te getuigen dat verlossing door Jezus Christus komt

Laat drie cursisten elk een zin opschrijven over wat er in de vorige les heeft plaatsgevonden. Ze mogen niet onderling afstemmen of bespreken wat ze gaan opschrijven. Laat elk van de drie cursisten hun zin aan de klas voorlezen om de voordelen te illustreren als er meerdere getuigen zijn. Vraag de klas nadat de eerste cursist zijn of haar zin heeft voorgelezen of die een volledige weergave vormt van wat er in de vorige les heeft plaatsgevonden. Laat dan de tweede cursist zijn of haar zin voorlezen en vraag of die een volledige weergave vormt van wat er in de vorige les heeft plaatsgevonden. Stel dezelfde vraag nadat de derde cursist zijn of haar zin heeft voorgelezen.

  • Van welke voordelen is er sprake als er meerdere getuigen zijn?

Leg uit dat de Heer profeten roept als zijn getuigen aan de wereld. Laat de cursisten overwegen wat het voor hen heeft betekent om profeten van Jezus Christus te horen getuigen.

Zet de volgende uitspraak op het bord: Als we de getuigenissen van profeten aangaande Jezus Christus bestuderen, kunnen we ons geloof in Jezus Christus versterken en ons in Hem verheugen.

Vraag een cursist 2 Nephi 11:2–3 voor te lezen.

  • Wat maakten Nephi, Jesaja en Jakob volgens deze verzen mee waardoor zij bijzondere getuigen van Jezus Christus konden worden?

  • Waarom denk je dat het belangrijk is om een getuigenis aangaande Jezus Christus van meerdere profeten te hebben? (Zie ook Mosiah 13:33–35.)

Laat de cursisten in de eerste regel van elk vers in 2 Nephi 11:4–6 opzoeken welke woorden Nephi steeds herhaald.

  • Wat betekent het om zich in iets te ‘verlustigen’? (Leg indien nodig uit dat het woord verlustigen een gevoel aanduidt dat dieper is dan iets leuk vinden of ergens belangstelling voor hebben. Er spreekt een zekere vreugde en vervulling uit.)

Laat de cursisten 2 Nephi 11:4–7 lezen en vaststellen in welke dingen Nephi zich verlustigde. Deel de klas vervolgens op in koppels. Vraag de cursisten welke woorden in het bijzonder indruk op hen maken en waarom. Geef ze de gelegenheid te vertellen waarin zij zich verlustigen of waardoor zij zich kunnen verheugen in Jezus Christus.

Lees 2 Nephi 11:8 voor en laat de cursisten opzoeken waarom Nephi de woorden van Jesaja in zijn kroniek opnam.

  • Wat hoopte Nephi dat zijn volk en toekomstige lezers van het Boek van Mormon zouden ervaren als ze de woorden van Jesaja lezen?

Hierna staan enkele voorbeelden van redenen waarom Nephi de woorden van Jesaja in zijn kroniek opnam:

  1. Jesaja had evenals Nephi en Jakob de Heiland gezien (zie 2 Nephi 11:2–3; zie ook 2 Nephi 16:1–5 voor Jesaja’s beschrijving van een visioen waarin hij de Heiland zag).

  2. Nephi verlustigde zich erin van Christus te getuigen, en Jesaja getuigde eveneens van Christus (zie 2 Nephi 11:4, 6; zie ook 2 Nephi 17:14 en 19:6–7, twee voorbeelden van Jesaja’s profetieën aangaande de Heiland).

  3. Nephi verlustigde zich in de verbonden des Heren (zie 2 Nephi 11:5). Jesaja’s profetieën hielden verband met de verbonden van de Heer. Hij profeteerde bijvoorbeeld aangaande het tempelwerk in de laatste dagen (zie 2 Nephi 12:1–3).

Leg uit dat de cursisten in deze en de volgende drie lessen de woorden van Jesaja in 2 Nephi 12–24 gaan bestuderen en bespreken. Moedig ze aan in deze hoofdstukken op zoek te gaan naar waarheden die hun getuigenis van de Heiland en hun vreugde in Hem zullen sterken. Geef de cursisten in overweging hun familie en vrienden over enkele lievelingsverzen uit deze hoofdstukken te vertellen.

2 Nephi 16

Jesaja wordt als profeet geroepen

Leg uit dat nu eerst 2 Nephi 16 wordt behandeld omdat Jesaja daarin het visioen beschrijft waarin hij tot profeet werd geroepen. Vertel de cursisten als toelichting op dit visioen dat Jesaja in zijn geschriften onder meer symbolische taal gebruikt. De Schriften staan vol symbolen, zinnebeelden en figuurlijke uitdrukkingen. Wijs erop dat Nephi in een eerder vers verklaarde: ‘Alle dingen die de mens vanaf het begin der wereld door God zijn gegeven, zijn een zinnebeeld van [Jezus Christus]’ (2 Nephi 11:4). Het gebruik van symbolen en zinnebeelden is één manier waarop de verlossende zending van de Heer in de Schriften uiteengezet wordt.

Zet de volgende woorden op het bord:zomen, serafs (engelen) met ieder zes vleugels, rook, gloeiende kool.

Vraag de cursisten waar ze bij het zien of horen van die woorden aan moeten denken. Leg na een korte bespreking uit dat Jesaja deze woorden gebruikte in de beschrijving van zijn roeping tot profeet van God. (Probeer de cursisten inzicht te geven in wat Jesaja ermee bedoelde. Ga niet overmatig diep in op de betekenis van symbolische taal. Laat de cursisten liever zien hoe Jesaja’s boodschap op hun betrekking heeft.)

Vraag een cursist 2 Nephi 16:1 voor te lezen. (In de voetnoten bij dit hoofdstuk staat nuttige informatie ter verduidelijking van de Schriftteksten die in deze les behandeld worden. Zie ook Jesaja 6.)

Leg uit dat in dit vers het woord zomen de zoom of de rokken van een kleed of mantel aanduidt.

Vraag een cursist 2 Nephi 16:2–3 voor te lezen. Leg uit dat serafs engelen zijn die in de tegenwoordigheid van God verblijven.

  • Wat zouden de zes vleugels van de serafs kunnen voorstellen? (U kunt de cursisten desgewenst Leer en Verbonden 77:4 laten lezen voor enige toelichting. Vleugels zijn een voorstelling van de macht om zich te bewegen en te handelen.)

  • Welke woorden geven de houding van de serafs jegens de Heer aan?

  • Wanneer heb je die houding zelf ook jegens God gevoeld?

Laat een cursist 2 Nephi 16:4 en Openbaring 15:8 voorlezen. Laat de klas zoeken naar de betekenis van de woorden ‘vervuld met rook’. (Maak de cursisten indien nodig duidelijk dat de rook de tegenwoordigheid, macht en heerlijkheid van de Heer voorstelt.) Geef de cursisten in overweging Openbaring 15:8 in de kantlijn bij 2 Nephi 16:4 te schrijven.

Vraag een cursist 2 Nephi 16:5 voor te lezen. Laat de klas letten op woorden die aangeven hoe Jesaja zich voelde in de tegenwoordigheid van de Heer. (Verwijs de cursisten ook naar de voetnoot bij dit vers.)

  • Wat denk je dat Jesaja bedoelde toen hij zei: ‘Ik ga ten onder, want ik ben een man onrein van lippen’? (In Jesaja 6:5 is ten onder gaan gebruikt als vertaling voor een Hebreeuws woord dat ‘afgesneden’ betekent. Onreine lippen wil zeggen dat Jesaja zich bewust was van zijn eigen zonden en die van zijn volk. Jesaja gaf uiting aan zijn gevoel van onwaardigheid om in de tegenwoordigheid van de Heer te zijn.)

Geef de cursisten even de tijd om te overdenken waarom Jesaja zich zo gevoeld zou hebben. Leg uit dat meerdere profeten hun gevoelens van onbekwaamheid hebben geuit toen ze geroepen werden. President Spencer W. Kimball heeft het telefoongesprek beschreven waarin president J. Reuben Clark jr. van het Eerste Presidium hem te kennen gaf dat hij tot het Quorum der Twaalf was geroepen:

‘“O, broeder Clark! Ik toch niet? U bedoelt mij toch zeker niet? Het moet een vergissing zijn. Ik moet u verkeerd verstaan hebben.” Onderwijl zakte ik naast de stoel op de grond neer. […]

‘“O, broeder Clark! Dit lijkt onmogelijk. Ik ben zo zwak en nietig en beperkt en onbekwaam.”’ (Edward L. Kimball en Andrew E. Kimball jr., Spencer W. Kimball: Twelfth President of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints [1977], p. 189.)

Maak de cursisten duidelijk dat Jesaja, een rechtschapen man, het gevoel had dat hij ‘ten onder’ ging en ‘onrein’ was in de tegenwoordigheid van de Heer. Wie van ons zou zich staande voor God niet onwaardig voelen?

Zet de volgende waarheid op het bord:Wij kunnen door de verzoening van Jezus Christus van onze onwaardigheid gereinigd worden.

Laat zo mogelijk een stukje houtskool of verbrand hout zien. Vraag ze hoe het eruit zou zien als het net uit het vuur werd gehaald?

  • Wat zou er met iemand gebeuren die een hete kool aanraakt?

Lees 2 Nephi 16:6–7 voor. Vraag de cursisten mee te lezen en te letten op wat Jesaja met de gloeiende kool overkwam. (Verwijs de cursisten ook naar de voetnoten bij deze verzen.)

  • Wat was volgens 2 Nephi 16:7 de betekenis toen de engel Jesaja’s lippen symbolisch met een gloeiende kool aanraakte? (Leg eventueel uit dat de gloeiende kool een symbool van reiniging is. Toen de engel in Jesaja’s visioen zijn lippen met de kool aanraakte, werd daarmee voorgesteld dat de Heer Jesaja van zijn onwaardigheid reinigde en hem zijn zonden vergaf.)

Laat de cursisten stilstaan bij momenten waarop ze de reinigende macht van de verzoening van Jezus Christus hebben ervaren.

Vraag de cursisten 2 Nephi 16:8–13 door te lezen. Laat een cursist samenvatten wat de Heer over Jesaja’s bediening onder het volk zei. (Leg indien nodig uit dat de Heer Jesaja vertelde dat de opstandige Israëlieten zijn prediking grotendeels zouden negeren, maar dat hij door moest gaan met prediken tot ‘het [land] volkomen woest is’. Met andere woorden, de Heer zet zijn verlossende zending door middel van zijn dienstknechten genadig voort ‘zolang de tijd duurt, of de aarde bestaat, of er op het oppervlak daarvan één mens bestaat die moet worden gered’ [Moroni 7:36].)

Leg uit dat Jesaja een krachtige getuige van de Heer Jezus Christus en zijn evangelie werd. Getuig dat de Heiland echt bestaat en ons van onze zonden kan vergeven. Getuig ook dat wij getuigen van de Heiland kunnen zijn als we de kracht van de verzoening ervaren.

Toelichting en achtergrondinformatie

2 Nephi 16:2–3. Hebben engelen vleugels?

‘Een engel van God heeft nooit vleugels.’ (Joseph Smith, History of the Church, deel 3, p. 392.) Waarom beschreef Jesaja engelen dan met vleugels? Ouderling Bruce R. McConkie heeft uitgelegd dat de beschrijving symbolisch is: ‘Het feit dat deze heilige wezens in Jesaja’s ogen vleugels lijken te hebben, is eenvoudigweg om hun “macht om zich te bewegen, te handelen enz.” te symboliseren, wat ook het geval is met de visioenen die anderen ontvangen hebben. (LV 77:4.)’ (Mormon Doctrine, 2de editie [1966], p. 703.)

Afdrukken