Bibliotheek
Les 34: 2 Nephi 21–24


Les 34

2 Nephi 21–24

Inleiding

Veel profetieën van Jesaja in het Boek van Mormon gaan over de laatste dagen. Hij profeteerde aangaande de herstelling van het evangelie, de profeet Joseph Smith, de wederkomst en de vernietiging van de goddelozen. Hij voorzag dat de Heer ‘een banier [zou] opheffen voor de natiën’ om zijn volk te vergaderen in de laatste dagen (zie 2 Nephi 21:11–12). Jesaja getuigde ook dat de Heer zou zegevieren over Satan en het millennium zou inluiden, een periode van vrede en vreugde.

Onderwijstips

2 Nephi 21:1–5, 10–12

Jesaja voorziet de herstelling van het evangelie van Jezus Christus in de laatste dagen

Toon de plaat ‘Moroni verschijnt aan Joseph Smith in zijn kamer’ (62492; Evangelieplatenboek [2009], nummer 91). Leg uit dat Moroni aan Joseph Smith verscheen en bij dat eerste bezoek ‘citeerde hij het elfde hoofdstuk van Jesaja, zeggende dat het op het punt stond in vervulling te gaan’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:40). De profetie in Jesaja 11 staat ook in 2 Nephi 21.

Afbeelding
Moroni verschijnt aan Joseph Smith

Vraag de cursisten 2 Nephi 21:1 te lezen. Vestig hun aandacht op de woorden ‘een rijsje […] uit de tronk van Isaï’. Laat ze vervolgens 2 Nephi 21:10 lezen. Vestig hun aandacht op de woorden ‘wortel van Isaï’. Laat de cursisten die woorden desgewenst markeren. Leg uit dat de profeet Joseph Smith een openbaring over die woorden heeft ontvangen. Laat de cursisten Leer en Verbonden 113:1–6 opslaan. Lees deze Schrifttekst voor. Vraag de cursisten van tevoren of ze willen meelezen en willen letten op de betekenissen van de desbetreffende woorden. U kunt die betekenissen op het bord zetten, zoals hieronder wordt aangegeven. U kunt de cursisten die betekenissen desgewenst in hun Schriften laten noteren.

Tronk van Isaï — Jezus Christus

Rijsje — een dienstknecht van Christus ‘op wie veel macht is geplaatst’

Wortel van Isaï — een persoon in de laatste dagen die het priesterschap en ‘de sleutels van het koninkrijk’ draagt

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen. Vraag de klas aandachtig te luisteren naar de identiteit van het ‘rijsje’ en de ‘wortel van Isaï’.

‘Vergissen we ons als we beweren dat de hier genoemde profeet Joseph Smith is, aan wie het priesterschap is gegeven, die de sleutels van het koninkrijk heeft ontvangen, en die de banier voor de vergadering van het volk des Heren in onze bedeling heeft opgeheven? En is hij ook niet de “dienstknecht in de handen van Christus, die zowel een afstammeling is van Isaï als van Efraïm, of het huis van Jozef, op wie veel macht is geplaatst”?’ (The Millennial Messiah: The Second Coming of the Son of Man [1982], pp. 339–340.)

Vraag een cursist 2 Nephi 21:10, 12 voor te lezen. Vraag de klas te letten op woorden die betrekking hebben op Joseph Smith en op de herstelling van het evangelie en de kerk van de Heer. Herinner de cursisten er eventueel aan dat het woord banier een standaard, vlag of vaandel aanduidt, als verzamelpunt of teken om samen te komen (zie les 32).

  • In welke opzichten is het werk van Joseph Smith een vervulling van de profetie aangaande de wortel van Isaï?

  • Op welke manieren komen we tegenwoordig als leden van de kerk samen? In welke opzichten heffen wij een banier op zodat anderen weten waar ze moeten samenkomen?

Getuig dat de Heer zijn evangelie en zijn kerk door middel van de profeet Joseph Smith heeft hersteld en zijn volk nu in de laatste dagen aan het vergaderen is.

2 Nephi 21:6–9; 22

Jesaja beschrijft het millennium

Vraag de cursisten zich voor te stellen dat een vriend of vriendin van een andere kerk vraagt wat wij over het millennium geloven. Laat ze 2 Nephi 21:6–9 en 22:1–6 bestuderen en letten op waarheden die ze in een dergelijk gesprek naar voren kunnen brengen. Geef ze de gelegenheid hun ideeën in hun Schriftendagboek of aantekenschrift op te schrijven. Laat ze hun bevindingen met elkaar bespreken aan de hand van enkele of alle van de volgende vragen:

  • Hoe zullen de omstandigheden op aarde tijdens het millennium volgens de beschrijving in 2 Nephi 21:6–8 zijn?

  • Waarom zal de aarde volgens 2 Nephi 21:9 een plek van vrede zijn tijdens het millennium? (Zorg dat de cursisten begrijpen dat de aarde tijdens het millennium een plek van vrede is omdat die vol zal zijn van de kennis des Heren.)

  • Hoe kan de kennis des Heren ons nu al een vrediger bestaan geven?

  • In 2 Nephi 22:1–6 beschrijft Jesaja de geest van aanbidding die mensen tijdens het millennium aan de dag zullen leggen. Hoe kunnen wij die houding ook nu ontwikkelen?

  • Welke aspecten van het millennium zou je nu al in je leven willen meemaken? (Moedig de cursisten aan te overwegen hoe zij sommige van die zegeningen door hun eigen toedoen deelachtig kunnen worden.)

2 Nephi 23–24

Jesaja verkondigt dat de goddelozen verloren zullen gaan en dat de Heer zijn volk barmhartig zal zijn

Leg uit dat Jesaja in 2 Nephi 23 profeteert van de vernietiging van Babylon en die vergelijkt met de vernietiging van de goddelozen bij de wederkomst van de Heiland. Vraag de cursisten in de Gids bij de Schriften onder ‘Babel, Babylon’ te kijken. Leg uit dat het woord Babylon in sommige Schriftteksten naar de goddeloosheid van de wereld in het algemeen verwijst. Jesaja profeteerde dat er een grote vernietiging over de goddelozen in Babylon en in de laatste dagen zou komen.

Laat de cursisten in 2 Nephi 23:1, 5–9, 11, 15, 19 en 22 nagaan wat de goddelozen in de laatste dagen te wachten staat.

Leg uit dat Jesaja refereerde aan de val van Lucifer, of Satan, als nog een voorbeeld van hoe de goddelozen verloren zullen gaan. Vraag een cursist 2 Nephi 24:12–16 voor te lezen.

  • Uit welke woorden in deze verzen blijkt Satans arrogantie?

  • Hoe zouden we ons volgens 2 Nephi 24:16 over Satan voelen als we hem in zijn ware gedaante zagen?

Laat een cursist de volgende uitspraak van president Ezra Taft Benson voorlezen:

‘In de grote raadsvergadering in het voorsterfelijk bestaan werd Lucifer, een “zoon des dageraads”, door hoogmoed geveld. (2 Nephi 24:12–15; zie ook LV 76:25–27; Mozes 4:3.) […] In de grote raadsvergadering in het voorsterfelijk bestaan poneerde Lucifer zijn voorstel in strijd met het plan van de Vader zoals dat door Jezus Christus werd voorgesteld. (Zie Mozes 4:1–3.) Hij wilde boven alle anderen geëerd worden. (Zie 2 Nephi 24:13.) Kortom, het was zijn hoogmoedige verlangen God te onttronen. (Zie LV 29:36; 76:28.)’ (Zie ‘Pas op voor hoogmoed’, De Ster, juli 1989, pp. 3–4.)

Vestig de aandacht van de cursisten op het woord van de Heer aan het einde van 2 Nephi 23:22: ‘Ik zal barmhartig zijn jegens mijn volk, maar de goddelozen zullen verloren gaan.’ U kunt de cursisten aanmoedigen die woorden te markeren in hun Schriften. (Merk op dat de laatste zin in dit vers niet in het corresponderende vers in het boek Jesaja in de Bijbel voorkomt. Dat lijkt erop te duiden dat de platen van koper enige informatie bevatten die niet in de Bijbel staat.)

  • Wat betekent het volgens jou om onder het volk van de Heer te worden gerekend?

Vraag meerdere cursisten beurtelings een of twee verzen uit 2 Nephi 24:1–7, 24–27 voor te lezen. Laat de klas letten op de beloften van de Heer aan zijn volk. Moedig ze aan elkaar deelgenoot te maken van hun bevindingen. Laat een cursist die bevindingen eventueel op het bord schrijven.

  • Welke boodschap spreekt uit deze verzen voor mensen die lijden wegens de goddeloosheid van anderen?

  • Welke bewijzen van blijdschap en hoop zie je in deze verzen?

Zorg dat de cursisten begrijpen dat de Heer barmhartig zal zijn jegens zijn volk, maar dat de goddelozen verloren zullen gaan. Maak de cursisten duidelijk dat Jesaja’s profetieën in 2 Nephi 21–24 een van de kernboodschappen van het Boek van Mormon weerspiegelen — dat de gehoorzamen voorspoedig zullen zijn en de ongehoorzamen verloren zullen gaan. Getuig dat we nu rechtschapen kunnen leven en voorspoedig kunnen zijn terwijl we naar het millennium uitkijken.

Toelichting en achtergrondinformatie

2 Nephi 21:1. ‘En een scheut zal uit zijn wortels groeien’

Ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft over de genoemde scheut in 2 Nephi 21:1 gezegd:

‘“Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken; die zal als koning regeren en verstandig handelen […]” (zie Jeremia 23:3–6). Dat wil zeggen, de koning die tijdens het millennium persoonlijk op aarde zal regeren, is de Spruit [de scheut] die uit het huis van David is gegroeid. Hij zal recht en gerechtigheid doen op de gehele aarde omdat Hij de Heer Jehova is, ja, Hij die wij Christus noemen. Het is volkomen duidelijk dat de Spruit van David Christus is. We zullen nu zien dat Hij ook David genoemd wordt, dat Hij de nieuwe David is, een eeuwige David, die voor eeuwig op de troon van zijn voorouder zal regeren [zie Jeremia 30:8–9].’ (The Promised Messiah: The First Coming of Christ [1978], p. 193.)

Afdrukken