Bibliotheek
Les 136: 4 Nephi 1


Les 136

4 Nephi

Inleiding

Na de bediening van de Heiland onder de nakomelingen van Lehi pasten de mensen zijn leringen toe en genoten zij meer dan honderd jaar lang eensgezindheid, voorspoed en geluk. Zij waren één als ‘kinderen van Christus’ en noemden zich geen Nephieten of Lamanieten meer (4 Nephi 1:17). Uiteindelijk werden zij echter hoogmoedig en steeds goddelozer, en onderscheidden zij zichzelf weer als Nephieten en Lamanieten. Ongeveer driehonderd jaar na het bezoek van de Heiland waren bijna alle mensen goddeloos geworden.

Onderwijstips

4 Nephi 1:1–18

Alle mensen komen tot bekering en ervaren vrede en geluk

Zorg vóór de les voor twee lege blaadjes voor elke cursist — zo mogelijk één witte en één van een andere kleur (halve velletjes zijn voldoende). Legt de witte blaadjes op de tafel of stoel van de cursisten voordat ze binnenkomen. Bewaar de gekleurde blaadjes voor later in de les. Zet de volgende vraag op het bord: Wat maakt je werkelijk gelukkig? Als de cursisten binnenkomen, laat u ze hun antwoord op de vraag op het bord schrijven.

Begin de les met een bespreking van de antwoorden die zij op het bord hebben gezet. Stel de cursisten de volgende vragen:

  • Wat is het verschil tussen iets wat ons tijdelijk gelukkig maakt en iets wat tot eeuwig geluk voert? (Wijs de cursisten er bij het geven van hun reacties desgewenst op dat werkelijk geluk niet in tijdelijke zaken zoals populariteit, rijkdom en spullen is te vinden.)

Leg uit dat 4 Nephi een verslag bevat van meerdere generaties van Lehi’s nakomelingen die na het bezoek van Jezus Christus hebben geleefd. Laat de cursisten 4 Nephi 1:16 doorlezen en opletten hoe Mormon de mensen beschreef die ongeveer honderd jaar na het bezoek van de Heiland leefden. U kunt de cursisten in overweging geven om de zinsnede ‘er kon stellig geen gelukkiger volk zijn’ te markeren. Vraag de cursisten Er kon geen gelukkiger volk zijn op het witte blaadje te schrijven dat u ze hebt gegeven. Laat ze vervolgens een grote cirkel in het midden van hun blaadje tekenen.

Afbeelding
circle

Vraag de cursisten 4 Nephi 1:1–2 te lezen en op te letten wat de mensen deden waardoor dit geluk mogelijk werd gemaakt. Laat ze hun bevindingen in de cirkel schrijven. (De antwoorden dienen het volgende te omvatten: de mensen bekeerden zich, lieten zich dopen, ontvingen de Heilige Geest en waren allen ‘tot de Heer […] bekeerd’.)

  • Wat houdt het in om bekeerd te zijn?

Maak de cursisten duidelijk dat bekering dieper gaat dan het hebben van een getuigenis of lid zijn van de kerk. Laat daartoe een cursist het volgende citaat van ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen. Geef de cursisten indien mogelijk een exemplaar van dit citaat en laat ze naar woorden en zinsneden zoeken die bekering omschrijven.

‘Uw geluk nu en voor eeuwig is afhankelijk van de mate waarin u zich bekeert en de verandering die u in uzelf teweegbrengt. Hoe kunt u werkelijk tot bekering komen? President [Marion G.] Romney beschrijft de stappen die u moet nemen:

Afbeelding
Ouderling Richard G. Scott

‘“Lidmaatschap in de kerk en bekering zijn niet noodzakelijkerwijs synoniem. Tot bekering zijn gekomen en een getuigenis hebben zijn ook niet noodzakelijkerwijs hetzelfde. Een getuigenis krijgt men als de Heilige Geest degene die er oprecht naar streeft een overtuiging van de waarheid geeft. Een getuigenis dat in beweging is, geeft het geloof leven. Dat wil zeggen dat het aanzet tot bekering en gehoorzaamheid aan de geboden. Bekering [tot het evangelie] is de vrucht of beloning van bekering en gehoorzaamheid.” [Verslag van de conferentie in het gebied Guatemala 1977, pp. 8–9.]

‘Eenvoudig gezegd is ware bekering [tot het evangelie] de vrucht van geloof, bekering en consequente gehoorzaamheid. […]

‘Ware bekering levert de vruchten op van blijvend geluk die wij zelfs kunnen genieten als de wereld in beroering is en de meeste mensen helemaal niet gelukkig zijn.’ (‘Volledige bekering maakt gelukkig’, Liahona, juli 2002, pp. 27, 28.)

  • Welke woorden en zinsneden heb je gehoord die bekering definiëren?

  • Hoe zou het zijn als iedereen om je heen tot de Heer was bekeerd?

Zet de volgende tekstverwijzing op het bord: 4 Nephi 1:2–3, 5, 7, 10–13, 15–18. Vraag enkele cursisten beurtelings een of meer van deze verzen voor te lezen. Laat de klas meelezen en letten op woorden en zinsneden die beschrijven wat er onder het volk gebeurde omdat zij allen tot de Heer waren bekeerd. Laat de cursisten die woorden en zinsneden om de cirkel op hun blaadje schrijven. (Mogelijke antwoorden: er was geen twist of woordenstrijd, zij behandelden elkaar rechtvaardig, zij hadden alle dingen gemeenschappelijk, er werden vele wonderen verricht in de naam van Jezus Christus, de Heer maakte de mensen voorspoedig, zij bouwden verwoeste steden weer op, zij huwden en stichtten gezinnen, zij vermenigvuldigden zich en werden sterk, de liefde van God was in hun hart, en zij waren gelukkig en eensgezind.)

Vraag de cursisten welk beginsel van geluk zij uit de eerste helft van 4 Nephi 1 hebben geleerd. De cursisten kunnen uiteenlopende beginselen noemen, maar zie erop toe dat ze in elk geval het volgende verwoorden: als mensen zich samen tot de Heer bekeren, worden ze één en ervaren ze meer geluk. Zet dit beginsel eventueel op het bord.

  • Welke zegeningen zouden we als klas ervaren als we allemaal zouden leven zoals die mensen leefden? Welke zegeningen zou je als gezin ervaren? Welke zegeningen zou je als wijk of gemeente ervaren?

Vraag de cursisten of zij weleens tot een groep hebben behoord die één was in rechtschapenheid, zoals hun gezin, een quorum of klas, of een groep vrienden. U kunt ook over een ervaring vertellen.

  • Hoe kun je door je streven naar rechtschapenheid het geluk en welzijn van de mensen om je heen beïnvloeden? (Zie erop toe dat de cursisten begrijpen dat onze bekering en rechtschapen handelwijze niet alleen bijdragen tot ons eigen geluk, maar ook tot het geluk en welzijn van anderen. Wanneer leden van een gezin, quorum, klas of andere groep één zijn in rechtschapenheid, kunnen zij meer geluk ervaren dan zij alleen zouden kunnen ervaren.)

  • Hoe kunnen de zonden van één persoon van invloed zijn op de rest van een groep die naar rechtschapenheid streeft?

Moedig de cursisten aan zich nog meer tot de Heer te bekeren en anderen in hun omgeving daarbij te helpen. Help de cursisten dat te doen door ze naar de woorden en zinsneden te verwijzen die ze op hun blaadje hebben genoteerd. Laat ze een of twee zinsneden uitkiezen die een manier van leven beschrijven waar zij naar verlangen. Geef ze een paar minuten de tijd om in hun aantekenschrift of Schriftendagboek op te schrijven hoe zij ernaar zullen streven om op die manier te leven. Getuig van het geluk dat wij door ware bekering en eensgezinde rechtschapenheid zullen ervaren.

4 Nephi 1:19–49

De Nephieten nemen in goddeloosheid toe tot er nog maar enkele rechtvaardige mensen overblijven

  • Waardoor zou een samenleving zoals die in 4 Nephi 1:1–18 wordt beschreven ten onder kunnen gaan?

Laat de cursisten 4 Nephi 1:20, 23–24 doorlezen en opzoeken wat de eenheid en het geluk van het volk bedreigde. Laat de cursisten hun bevindingen desgewenst markeren. Zet het volgende citaat van president Henry B. Eyring van het Eerste Presidium op het bord nadat ze over hun bevindingen hebben verteld. (Dit citaat komt uit ‘Onze harten tot één samensmeden’, Liahona, november 2008, p. 70.) Laat de cursisten dit citaat desgewenst naast 4 Nephi 1:24 in hun Schriften overnemen.

‘Hoogmoed is de grote vijand van eenheid’ (president Henry B. Eyring).

  • In welke opzichten is hoogmoed de vijand van eenheid?

Laat een cursist het volgende citaat van president Dieter F. Uchtdorf van het Eerste Presidium voorlezen. Laat de klas letten op een manier waarop hoogmoed funest is voor eensgezindheid.

Afbeelding
President Dieter F. Uchtdorf

‘In de kern is hoogmoed een zonde van vergelijken, want hoewel het vaak begint met “kijk eens hoe fantastisch ik ben en welke geweldige dingen ik heb gedaan”, lijkt het altijd te eindigen met “daarom ben ik beter dan jij”.

‘Als ons hart vol trots is, begaan we een ernstige zonde, want dan overtreden we de twee grote geboden [zie Matteüs 22:36–40]. In plaats van God aanbidden en onze naasten liefhebben, onthullen we het ware voorwerp van onze aanbidding en liefde — het beeld dat we in de spiegel zien.’ (‘Hoogmoed en het priesterschap’, Liahona, november 2010, p. 56.)

  • Hoe kan hoogmoed, volgens president Uchtdorfs woorden, funest zijn voor eensgezindheid?

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit 4 Nephi 1:24–35, 38–45 voor te lezen. Laat de klas meelezen en letten op de gevolgen van hoogmoed onder het volk. Laat de cursisten hun bevindingen desgewenst markeren. (Mogelijke antwoorden: het dragen van kostbare kleding, klassenverschillen of exclusieve vriendengroepen, om gewin kerken opbouwen, verloochening van de ware kerk, vervolging van de getrouwen, oprichting van geheime verenigingen en goddeloosheid.)

Vraag de cursisten een voor een naar iets wat zij gevonden hebben. (De cursisten kunnen dezelfde antwoorden geven.) Schrijf de reactie van elke cursist op een van de gekleurde blaadjes die u achter de hand hebt gehouden. Geef het gekleurde blaadje aan de cursist in ruil voor zijn of haar witte blaadje met daarop de beschrijving van het geluk en de eensgezindheid van het volk. Doe dit tot alle cursisten in de klas hun witte blaadje voor een gekleurd blaadje hebben verruild.

Laat de cursisten om zich heen kijken en zien dat iedereen in de klas een gekleurd blaadje heeft, wat voor hoogmoed staat. Laat de cursisten overdenken hoe de drie discipelen van Christus zich gevoeld moeten hebben toen zij zagen dat hoogmoed en goddeloosheid zich hadden verspreid onder het volk dat eens zo gelukkig en één was.

  • Welke waarheid kunnen we uit deze verzen leren? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: De zonde van hoogmoed zorgt voor verdeeldheid en leidt tot goddeloosheid. Zet deze waarheid eventueel op het bord.)

  • Hoe kan de hoogmoed van een paar mensen het geluk van een hele groep op het spel zetten?

Laat de cursisten in de volgende voorbeelden overwegen hoe de hoogmoed van één persoon invloed heeft op anderen:

  1. Ondanks de aanmoedigingen van zijn familie besluit een oudere broer zelfzuchtige belangen na te jagen in plaats van op zending te gaan.

  2. Iemand in een jongevrouwenklas of Aäronische-priesterschapsquorum verstoort opzettelijk de les, doet niet mee en wil niet meewerken.

  3. Een jongeman of jongevrouw plaagt of kleineert voortdurend iemand anders uit zijn of haar vriendengroep.

Vraag de cursisten of ze weleens hebben gezien dat hoogmoed geluk en eensgezindheid ondermijnt.

Laat de cursisten nadenken over hun rol in de verschillende groepen waartoe ze behoren, zoals hun gezin, quorum of klas, wijk of gemeente, en seminarieklas. (Noem eventueel nog meer groepen waartoe uw cursisten behoren.) Laat ze zich afvragen of ze iets hebben gedaan of nu doen waaruit hoogmoed spreekt in hun omgang met anderen in die groepen. Moedig ze aan zich te bekeren en te bedenken hoe ze hoogmoed kunnen overwinnen en eenheid en rechtschapenheid in deze groepen kunnen bevorderen. Moedig ze ook aan na te denken over hun plannen om meer te leven zoals de nakomelingen van Lehi die tot de Heer waren bekeerd.

Getuig dat als we ernaar streven ons meer tot Jezus Christus te bekeren en in eensgezindheid met anderen te leven, wij het geluk kunnen ervaren dat in 4 Nephi 1:1–18 wordt beschreven.

Toelichting en achtergrondinformatie

4 Nephi 1:1–2. Het gehele volk was tot de Heer bekeerd

President Marion G. Romney van het Eerste Presidium heeft over het bekeringsproces gezegd:

‘Bekering tot het evangelie wordt bereikt door goddelijke vergiffenis, waardoor zonden worden kwijtgescholden. De stappen zijn ongeveer als volgt. Een oprechte zoeker hoort de boodschap. Hij vraagt de Heer in gebed of het waar is. De Heilige Geest getuigt tot hem. Dat geeft hem een getuigenis. Als iemands getuigenis sterk genoeg is, bekeert hij zich en gehoorzaamt hij de geboden. Op die gehoorzaamheid volgt goddelijke vergiffenis, waardoor zonden worden kwijtgescholden. Aldus wordt hij bekeerd tot een nieuwe levenswandel. Zijn geest wordt genezen.’ (Conference Report, oktober 1963, p. 24.)

4 Nephi 1:1–18 De noodzaak van eensgezindheid

President Henry B. Eyring van het Eerste Presidium heeft gezegd:

‘De profeten van de Heer hebben altijd tot eenheid opgeroepen. De noodzaak van die gave, en de moeilijkheid om haar in stand te houden, zal in de komende tijd, waarin wij als volk zullen worden voorbereid op onze heerlijke bestemming, alleen maar groter worden.

‘[…] Wij weten uit ervaring dat we vreugde ontvangen als we gezegend worden met eenheid. Als geestkinderen van onze hemelse Vader verlangen wij hevig naar de vreugde die we ooit hadden toen we vóór dit leven bij Hem waren. Uit liefde voor ons wil Hij die heilige wens van eenheid voor ons vervullen.

‘Hij kan ons die zegen niet individueel geven. De vreugde uit eensgezindheid die Hij ons graag wil geven, is niet individueel. We moeten er samen met anderen naar streven en ervoor in aanmerking komen. Het is dan ook niet verbazend dat God ons aanspoort om bij elkaar te komen, zodat Hij ons kan zegenen. Hij wil ons bijeenbrengen in gezinsverband. Hij heeft ook klassen, wijken en gemeentes ingesteld en ons geboden om vaak bijeen te komen. In die bijeenkomsten die God voor ons heeft opgezet, ligt onze grote kans. We kunnen bidden en werken aan die eenheid die ons vreugde zal geven en onze kracht om de Heer te dienen zal vermenigvuldigen.’ (‘Onze harten tot één samensmeden’, Liahona, november 2008, pp. 68, 69.)

Afdrukken