Les 73
Alma 6–7
Inleiding
Nadat Alma de kerk in Zarahemla tot orde had geroepen, vertrok hij naar de stad Gideon. Hij zag dat het volk daar getrouwer was dan het volk van Zarahemla. Daarom was zijn boodschap in Gideon anders dan zijn boodschap in Zarahemla. Hij moedigde het volk aan om voortdurend op de Heer te vertrouwen en de verzoening in hun leven toe te passen. Hij getuigde dat de Heiland de dood en onze zonden op Zich zou nemen, en dat Hij onze pijnen, moeilijkheden, ziekten en zwakheden op Zich zou nemen, zodat Hij zou weten hoe Hij ons kon helpen.
Onderwijstips
Alma 6
Alma stelt orde op zaken in de kerk in Zarahemla en gaat uit om te prediken in Gideon
Vraag een cursist voor aanvang van de les om zich voor te bereiden om kort aan de klas te vertellen hoe hij of zij zich gezegend voelde voor zijn of haar inspanningen om naar de kerk te gaan. Laat deze cursist als opening van de les naar voren komen en over de gedachte vertellen die hij of zij heeft voorbereid. U kunt desgewenst vertellen hoe u gezegend werd door naar de kerk te gaan.
Introduceer Alma 6 door uit te leggen dat dit hoofdstuk vertelt over de manier waarop Alma en andere priesterschapsleider de kerk in Zarahemla sterkten.
Vraag een cursist Alma 6:4–6 voor te lezen. Vraag de cursisten om in hun eigen Schriften mee te lezen en te letten op wat de leden van de kerk in Zarahemla deden voor de mensen die God niet kenden. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.
Zet de volgende waarheid op het bord: De kerk is gevestigd voor het welzijn van alle mensen. Stel de volgende vraag om de cursisten te laten nadenken over de manier waarop deze waarheid hun leven kan beïnvloeden:
-
Hoe denken jullie dat de kerk mensen die God niet kennen vandaag de dag tot zegen kan zijn?
Vraag de cursisten te denken aan iemand die God beter zou moeten leren kennen. Deze persoon kan een kerklid zijn of iemand van een ander geloof. Getuig van de zegeningen die we als leden van de kerk ontvangen en moedig de cursisten aan om anderen aan te moedigen die zegeningen deelachtig te worden.
Alma 7:1–13
Alma profeteert van de komst van Jezus Christus
Deel de klas op in koppels. Laat elk koppel de volgende vraag bespreken:
-
Op welke toekomstig gebeurtenissen verheugen jullie je?
Als de koppels voldoende tijd hebben gehad om de antwoorden met elkaar te bespreken, vraagt u of enkele cursisten aan de hele klas iets over hun antwoorden willen vertellen. Leg uit dat Alma naar de stad Gideon vertrok nadat hij orde op zaken had gesteld in de kerk in Zarahemla. Hij vertelde aan het volk daar dat van alle dingen die in de toekomst zouden gebeuren, er één ding ‘van groter belang [was] dan alle andere’ (Alma 7:7). Hij onderwees in beginselen aan de hand waarvan het volk zich kon voorbereiden op de zegeningen die uit die gebeurtenis zouden voortkomen.
Vraag een cursist Alma 7:3–6 voor te lezen. Laat de klas letten op de hoop die Alma koesterde voor de mensen in Gideon. Laat daarna een andere cursist Alma 7:18–19 voorlezen. Laat de cursisten beschrijven wat Alma onder inspiratie over het volk van Gideon te weten kwam.
Laat de cursisten Alma 7:7, 9–10 doorlezen en letten op de gebeurtenis die volgens Alma het belangrijkst voor het volk was om over te weten.
-
Wat was volgens Alma ‘één ding dat van groter belang [was]’ dan al het andere dat zou geschieden? Waarom denken jullie dat de komst van de Heiland de belangrijkste gebeurtenis van alle tijden is?
-
Waarom denken jullie dat Alma een volk dat al geloofde en een sterk geloof had tot bekering riep?
Bespreek dat Alma daarna uitlegde waarom de komst van Jezus Christus de belangrijkste gebeurtenis in de geschiedenis van de mensheid is. Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Alma 7:11–13 voor te lezen. Laat de anderen in de klas meelezen en benoemen wat de Heiland voor ons op Zich nam.
Wijs erop dat Alma 7:11–13 een kerntekst is. U kunt de cursisten in overweging geven deze tekst op zodanige wijze te markeren dat ze die gemakkelijk kunnen terugvinden.
Zet de antwoorden van de cursisten naast elkaar bovenaan het bord. Mogelijke antwoorden zijn: pijnen, benauwingen, verzoekingen, ziekten, de dood, zwakheden (of beperkingen) en zonden.
U kunt de cursisten in overweging geven om het woord ‘allerlei’ in Alma 7:11 te markeren. Vraag ze voorbeelden te noemen van elke omstandigheid die op het bord staat geschreven. Schrijf die voorbeelden onder de bijbehorende woorden. (Kanker kan bijvoorbeeld onder ziekten worden genoteerd en lichamelijke beperkingen onder zwakheden.)
Laat een cursist de volgende uitspraak van ouderling Bruce C. Hafen van de Zeventig voorlezen:
‘De verzoening is niet alleen voor zondaars.’ (‘Een kroon voor as: de verzoening van Jezus Christus’, De Ster april 1990, p. 7.) Zet dit beginsel desgewenst op het bord en moedig de cursisten aan het naast Alma 7:11–13 in hun Schriften te noteren.
-
Wat bedoelde ouderling Hafen met zijn uitspraak dat ‘de verzoening niet alleen voor zondaars [is]’, op basis van wat we in Alma 7:11–13 hebben gelezen?
Zet de volgende waarheid op het bord: Jezus Christus leed om ons van zonde en de dood te redden, en ons door de problemen van het sterfelijke leven heen te loodsen.
Om de cursisten te laten begrijpen hoe zij zich op de verzoening van de Heiland kunnen verlaten, leest u het volgende citaat voor van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen:
‘Voert u een strijd met een demon van verslaving — roken, drugs of gokken, of de kwaadaardige eigentijdse plaag van pornografie? […] Bent u verward over genderidentiteit of op zoek naar eigenwaarde? Bent u, of iemand van wie u houdt, ziek, neerslachtig of de dood nabij? Welke andere stappen u ook neemt om deze zorgen te boven te komen, kom eerst tot het evangelie van Jezus Christus. Vertrouw op de hemelse beloften. […]
‘Vertrouwen op de genade van God is de kern van het evangelie dat Christus leerde. Ik getuig dat de verzoening van de Heiland ons niet alleen ontlast van onze zonden, maar ook van onze teleurstellingen en smarten, ons hartzeer en onze wanhoop. [Zie Alma 7:11–12.] Vanaf het begin is het zo geweest dat vertrouwen op die hulp zowel een reden voor als een manier tot verbetering was, een stimulans om onze lasten af te leggen en ons heil te bewerken.’ (‘Het beschadigde goed maken’, Liahona, mei 2006, pp. 70–71.)
-
Hoe kan een begrip van Alma 7:11–13 ons sterken als we met moeilijkheden te maken krijgen?
Lees de volgende situaties voor om enkele manieren te illustreren waarop wij hulp en kracht door de verzoening van Jezus Christus kunnen ontvangen. Laat de cursisten na elke situatie uitleggen hoe Jezus Christus door zijn verzoening iemand in een dergelijke situatie kan helpen.
-
De benen van een jongevrouw raakten door een auto-ongeluk verlamd.
-
Een jongeman schaamt zich voor enkele slechte keuzes die hij gemaakt heeft. Hij voelt zich terneergeslagen en waardeloos.
-
De vader van een jongeman is onlangs overleden en de jongeman is met zijn moeder naar een andere stad verhuisd. Hij voelt zich verdrietig en alleen en hij ziet niet in hoe alles ooit nog goed kan komen.
Geef uw getuigenis van de kracht van de verzoening en de reikwijdte ervan. Geef de cursisten daarna een paar minuten de tijd om in hun aantekenschrift of Schriftendagboek op een van de volgende vragen te reageren. (U kunt deze vragen vooraf op het bord zetten, als uitreikblad uitdelen of aan de cursisten voorlezen zodat ze die kunnen overnemen.)
-
Heeft de verzoening jou of iemand die je kent weleens geholpen op een manier die in Alma 7:11–13 wordt genoemd?
-
Wat ga je doen om je in tijden van moeilijkheden op de verzoening te verlaten?
Geef een paar cursisten de kans om hun antwoord aan de klas te vertellen. (Herinner ze eraan dat ze niet over dingen hoeven te praten die te persoonlijk zijn.)
Alma 7:14–27
Alma moedigt het volk aan verder te gaan op het pad dat naar het koninkrijk van God voert
Herinner de cursisten eraan hoe Alma de geestelijke toestand van de mensen in Gideon beschreef. Laat een cursist Alma 7:19 voorlezen. Beklemtoon dat het volk zich ‘op het pad [bevond] dat naar het koninkrijk Gods voert’. Leg uit dat Alma hen wilde helpen om op dat pad te blijven.
Teken een pad op het bord om de cursisten te laten inzien dat we het pad naar het koninkrijk van God volgen als we de beginselen van het evangelie naleven. Zet De sterfelijkheid aan het begin van het pad. Zet Koninkrijk van God aan het einde van het pad. Deel de klas op in twee groepen. Laat één groep Alma 7:14–16 en de andere groep Alma 7:22–24 bestuderen. Laat de groepen opzoeken wat we moeten doen en wat we moeten zijn om het pad te volgen dat ons naar het koninkrijk van God voert.
Als de cursisten voldoende tijd hebben gehad om te lezen, vraag dan enkele cursisten om naar voren te komen. Laat ze langs het pad de gevonden daden en eigenschappen noteren die ons naar Gods koninkrijk voeren. U kunt overwegen de cursisten te vragen wat enkele daden of eigenschappen langs het pad voor hen betekenen. U kunt ze ook vragen om na te denken hoe zij dit pad in hun leven kunnen volgen. Getuig dat als wij getrouw leven, we ons bevinden ‘op het pad dat naar het koninkrijk Gods voert’ (Alma 7:19).