Bibliotheek
Les 91: Alma 33


Les 91

Alma 33

Inleiding

Een groep Zoramieten verlangde te weten hoe zij Alma’s raad konden opvolgen om het woord van de Heer in hun hart te zaaien en geloof te oefenen. Alma onderwees het volk aan de hand van de Schriften in aanbidding, gebed en in de barmhartigheid die we door middel van de Heiland van God kunnen ontvangen. Hij moedigde het volk aan om zich op Jezus Christus te richten en in de kracht van zijn verzoening te geloven.

Opmerking: Les 94 geeft drie cursisten de kans om te onderwijzen. U kunt nu al drie cursisten uitkiezen en hun ter voorbereiding een kopie van het toegewezen deel van les 94 geven. Moedig ze aan om het lesmateriaal gebedsvol te bestuderen en naar de leiding van de Heilige Geest te streven, zodat zij weten hoe ze de les aan de behoeften van hun klasgenoten kunnen aanpassen.

Onderwijstips

Alma 33

Alma leert de Zoramieten om in Jezus Christus te gaan geloven

Zet oefenen op het bord.

  • Wat houdt het in om iets te oefenen? (Vraag een cursist bij het geven van hun antwoorden oefeningen met zijn of haar armen te doen [bijvoorbeeld push-ups] of met zijn of haar benen [bijvoorbeeld rennen].)

Laat de cursisten Alma 33:1 doorlezen en vaststellen welke ‘oefening’ de Zoramieten wilden begrijpen. Laat de cursisten vertellen wat zij geleerd hebben en zet de volgende vraag op het bord: Hoe oefenen we geloof? Vraag de cursisten terwijl ze Alma 33 bestuderen en bespreken naar ten minste drie antwoorden op deze vraag te zoeken.

Leg uit dat Alma tijdens zijn antwoord op de vraag van de Zoramieten een valse opvatting over aanbidding corrigeerde. Laat een cursist Alma 33:2 voorlezen. Vraag de klas de valse opvatting van de Zoramieten over het aanbidden van God te benoemen.

  • Waarom dachten de Zoramieten dat zij God niet konden aanbidden? (Omdat zij niet in hun synagogen mochten komen.)

Laat de cursisten samenvatten wat zij uit Alma 31 geleerd hebben over de Zoramitische manier van aanbidding. (Zie Alma 31:22–23. De Zoramieten spraken één keer per week in de synagoge hetzelfde gebed uit en spraken gedurende de week niet meer over God.)

  • Waarom is naar de kerk gaan een belangrijk onderdeel van onze aanbidding? Op welke andere manieren kunnen we God naast onze wekelijkse kerkbijeenkomsten aanbidden?

Leg uit dat Alma leringen van de profeet Zenos aanhaalde om de valse opvatting van de Zoramieten over het aanbidden van God te corrigeren. Laat de cursisten Alma 33:3 doorlezen en opzoeken welk woord Alma met het woord aanbidding door elkaar gebruikte. (Het woord is gebed.)

Vraag de cursisten Alma 33:4–10 door te lezen en omstandigheden te benoemen waarin Zenos bad.

  • Wanneer en waar bad Zenos?

  • Wat verkondigde Alma met het aanhalen van Zenos’ woorden over aanbidding? (Maak de cursisten de volgende waarheid duidelijk: We kunnen God voortdurend door gebed aanbidden.)

Vestig de aandacht op de vraag op het bord: Hoe oefenen we geloof? Zet onder die vraag: Bid altijd.

  • Hoe kunnen we door gebed geloof in onze hemelse Vader en Jezus Christus oefenen?

  • Wanneer hebben jullie in een door Zenos beschreven situatie gebeden? Hoe werd jullie gebed beantwoord? (Herinner de cursisten eraan dat ze niet over ervaringen hoeven te praten die te persoonlijk zijn.)

Vraag de cursisten Alma 33:4–5, 8–9 nogmaals door te nemen. Laat ze letten op zinsneden die over Gods barmhartigheid spreken (zoals ‘Gij zijt barmhartig’ en ‘Gij waart barmhartig’).

Laat een cursist Alma 33:11–16 voorlezen om de cursisten het verband tussen de verzoening van Jezus Christus en de barmhartigheid van onze hemelse Vader duidelijk te maken. Vraag de klas mee te lezen en te letten op een zinsnede die vier keer in deze verzen voorkomt. (De zinsnede is ‘wegens uw Zoon’. U kunt de cursisten deze woorden desgewenst laten markeren.)

  • Wat denken jullie dat Zenos bedoelde toen hij zei: ‘Gij hebt uw oordelen van mij afgewend wegens uw Zoon’? (Maak de cursisten de volgende waarheid duidelijk: Door de verzoening van Jezus Christus ontvangen wij barmhartigheid van onze hemelse Vader, waaronder vergeving van onze zonden. U kunt de cursisten deze waarheid desgewenst naast Alma 33:11–16 in hun Schriften laten noteren.)

Overweeg het volgende verhaal van president Gordon B. Hinckley voor te lezen om de cursisten de barmhartigheid duidelijk te maken die we door de verzoening van Jezus Christus kunnen ontvangen:

Afbeelding
President Gordon B. Hinckley

‘De leraar zei: “Goedemorgen jongens, welkom op school.” Ze schreeuwden en lachten om het hardst. “Luister, ik wil een goede school, maar ik geef toe dat ik niet weet hoe. Waarom helpen jullie me niet. Ik denk dat een paar regels geen kwaad kunnen. Zeggen jullie het maar en ik schrijf ze wel op het bord.”

‘Iemand riep: “Niet stelen!” Een ander riep: “Op tijd zijn.” Na verloop van tijd stonden er tien regels op het bord.

‘“Tja,” zei de leraar, “je hebt niets aan regels als er geen straf aan wordt verbonden. Wat doen we met iemand die de regels overtreedt?”

‘“Tien stokslagen op de rug, maar wel zonder jas aan”, kwam de reactie uit de klas.

‘“Dat is een zware straf, jongens. Weten jullie zeker dat jullie dat aan kunnen?” Iemand riep: “Ik ga ermee akkoord!” Waarop de leraar zei: “Goed dan, dan houden we ons eraan! Orde in de klas!”

‘Na een paar dagen kwam “Bolle Tom” erachter dat zijn boterhammen gestolen waren. De dief werd opgespoord — een klein hongerig joch van een jaar of tien. “We hebben de dief gevonden en hij moet volgens de regels worden gestraft — tien stokslagen. Jim, hier komen!” zei de leraar.

‘Het ventje kwam bevend van schrik langzaam naar voren, zijn jas hoog dichtgeknoopt en smekend: “Meester, u mag me zo hard slaan als u wilt, maar mag ik mijn jas aanhouden!”

‘“Uit die jas”, zei de leraar. “Je was erbij toen de regels werden opgesteld!”

‘“O meester, alstublieft niet!” Hij begon zijn jas los te knopen, en wat zag de leraar? De jongen had geen overhemd aan. De leraar zag een knokig, verzwakt lijfje.

Hoe kan ik dit kind ooit slaan? dacht hij. Maar ik moet wel als ik niet wil afgaan op deze school. Iedereen was muisstil.

‘“Waarom draag je geen overhemd, Jim?”

‘Hij antwoordde: “Mijn vader leeft niet meer en mijn moeder heeft geen geld. Ik heb maar één overhemd en dat wordt vandaag gewassen. Ik mocht de jas van mijn grote broer aan om me warm te houden.”

‘De leraar, met de stok in de hand, aarzelde. Op dat moment sprong “Bolle Tom” op en zei: “Meester, als u geen bezwaar hebt, wil ik Jims straf wel ondergaan.”

‘“Goed dan, er is een wet die toestaat dat iemand de plaats van een ander inneemt. Zijn jullie het ermee eens?”

‘Tom deed zijn jas uit. Na vijf slagen brak de stok! De leraar verborg zijn gezicht in zijn handen en dacht: een goeie vent die dit afmaakt. Toen hoorde hij de klas snikken. En wat zag hij toen hij opkeek? Kleine Jim had zich uitgestrekt en had beide armen om de nek van Tom heengeslagen. “Tom, het spijt me dat ik je boterhammen heb gestolen, maar ik had zo’n honger. Tom, ik zal tot aan mijn dood van je blijven houden omdat jij de klappen voor me hebt opgevangen! Ja, Ik zal altijd van je houden!”’ [Auteur onbekend.]

Nadat hij dit verhaal had geciteerd, zei president Hinckley: ‘Ik wil een zinsnede uit dit eenvoudige verhaal lichten. Jezus, mijn Verlosser, heeft “de klappen voor mij opgevangen” en die voor u ook.’ (‘Het wonderlijke en ware verhaal van Kerstmis’, Liahona, december 2000, p. 4.)

  • Hoe verhoudt dit verhaal zich tot Alma’s leringen over de verzoening van de Heiland? (Leg indien nodig uit dat Toms gewilligheid om Jims straf te ondergaan voor de verzoening staat. De Heiland heeft de straf van onze zonden op Zich genomen zodat wij die straf niet hoeven ondergaan als wij ons bekeren.)

Leg uit dat Alma de woorden van Zenock, een andere profeet, aanhaalde nadat hij de woorden van Zenos had aangehaald. Lees Alma 33:15–16 voor. Beklemtoon dat onze hemelse Vader niet blij is wanneer mensen weigeren te begrijpen wat zjn Zoon voor hen heeft gedaan.

Vraag de cursisten Alma 33:12–14 door te lezen en te letten op de bron die Alma voor deze leringen gebruikte.

  • Waarom was Alma bekend met de woorden van Zenos en Zenock? (Omdat de woorden in de Schriften stonden. U kunt er wellicht op wijzen dat Alma’s woorden in de verzen 12 en 14 erop duiden dat de Zoramieten ook toegang tot deze Schriften hadden. Beklemtoon dat de Schriften van Jezus Christus getuigen.)

Zet onder de vraag op het bord: Bestudeer en geloof in de Schriften.

Afbeelding
Moses and the Brass Serpent

Wijs erop dat Alma een ander verhaal uit de Schriften aanhaalde om de Zoramieten te helpen geloof in Jezus Christus te ontwikkelen. Toon de plaat ‘Mozes en de koperen slang’ (62202; Evangelieplatenboek [2009], nummer 16). Vat dit verhaal samen met de uitleg dat veel Israëlieten tegen Mozes en de Heer in opstand kwamen toen Mozes het volk in de wildernis leidde. Wegens deze ongehoorzaamheid stuurde de Heer giftige slangen die de mensen beten. Het volk vroeg Mozes om hulp. Mozes bad en kreeg de opdracht om een slang op een staak te maken waar het volk naar kon kijken. Hij gehoorzaamde en maakte een koperen slang. (Zie Numeri 21:4–9.) Laat een cursist Alma 33:19–20 voorlezen. Laat de klas benoemen wat er gebeurde met de mensen die naar de koperen slang keken en met de mensen die ervoor kozen niet te kijken.

  • Waarom kozen volgens Alma 33:20 velen om niet te kijken?

Laat de cursisten overwegen of zij in die situatie ervoor zouden kiezen om te kijken.

Afbeelding
The Crucifixion

Toon de plaat ‘De kruisiging’ (62505; Evangelieplatenboek, nummer 57). Leg uit dat de koperen slang op de staak een ‘zinnebeeld’ was (Alma 33:19). Met andere woorden, het stond symbool voor een toekomstige gebeurtenis. Het stond symbool voor Jezus Christus aan het kruis (zie Johannes 3:14).

Laat de cursisten Alma 33:21–23 doorlezen en opletten hoe Alma dit verhaal op de Zoramieten toepaste. Laat de cursisten vertellen wat zij gevonden hebben en vestig de aandacht weer op de vraag op het bord: Hoe kunnen we geloof oefenen?

  • Wat leert het verhaal van de Israëlieten en de koperen slang ons over wat we moeten doen om geestelijk genezen te worden?

  • Hoe wordt deze vraag in Alma 33:22–23 beantwoord? (Maak de cursisten de volgende waarheid duidelijk: We oefenen geloof door ervoor te kiezen in Jezus Christus en zijn verzoening te geloven.)

Zet onder de vraag op het bord: In Jezus Christus en zijn verzoening geloven.

  • Welke daden en houding vind je terug in mensen die in de verzoening van de Heiland geloven?

Vestig de aandacht van de cursisten op de volgende zinsnede in Alma 33:23 om te beklemtonen dat geloof in Jezus Christus een keuze is: ‘En dat alles kunt gij doen, indien gij het wilt.’ U kunt de cursisten deze woorden desgewenst laten markeren.

Zet de volgende uitspraak op het bord en overweeg de cursisten aan te moedigen om dit in hun Schriften te noteren. (De uitspraak kunt u vinden in ‘Inquire of the Lord’ [toespraak tot CES-godsdienstleerkrachten, 2 februari 2001],p. 1, si.lds.org.)

‘Ieder kind in iedere generatie kiest ervoor te geloven of niet te geloven. Geloof is geen erfgoed, maar een keus.’ (President Henry B. Eyring.)

Laat de cursisten een van de volgende vragen in hun aantekenschrift of Schriftendagboek beantwoorden. (U kunt deze vragen vooraf op het bord zetten, als uitreikblad uitdelen of aan de cursisten voorlezen zodat ze die kunnen overnemen.)

  • Wat voor uitwerking heeft jullie geloof in de Heiland op jullie dagelijks leven?

  • Hoe is jullie geloof in onze hemelse Vader en Jezus Christus door persoonlijke Schriftstudie versterkt?

  • Hoe is jullie geloof in onze hemelse Vader en Jezus Christus door dagelijks persoonlijk gebed en aanbidding versterkt?

  • Wat wil onze hemelse Vader dat jullie doen om meer geloof te oefenen?

Laat een aantal cursisten vertellen wat zij opgeschreven hebben. Getuig hoe belangrijk het is om te kiezen om in de Heiland te geloven.

Afdrukken