Thuisseminarieles
Mosiah 26–Alma 4 (Unit 14)
Inleiding
Naar aanleiding van deze les kunnen de cursisten de beginselen van bekering doornemen en nadenken over de noodzaak om door de verzoening van Jezus Christus veranderd te worden — zoals Alma de jonge en de zoons van Mosiah veranderd waren. Bid om leiding hoe u de cursisten het beste kunt helpen om naar deze verandering in hun leven te streven.
Onderwijstips
Mosiah 26
Alma ontvangt inspiratie over de manier waarop hij mensen moet berechten die ernstige zonden begaan
Laat een cursist de inleiding tot Mosiah 26 voorlezen. Lees de volgende situaties aan de klas voor. Vraag de cursisten wat ze volgens hen kunnen doen om de persoon in die situatie te helpen.
-
Een jongevrouw heeft een ernstige zonde begaan, maar is bang om met haar bisschop te praten.
-
Een jongeman wil zich bekeren, maar weet niet hoe.
-
Een jongevrouw begaat dezelfde zonde nog eens en is bang dat de Heer haar niet meer zal vergeven.
-
Een jongeman besluit zich te bekeren, maar wil een ander niet vergeven die hem iets heeft aangedaan.
Zet de volgende tekstverwijzing op het bord: Mosiah 26:21–23, 29–31. Leg uit dat deze verzen verslag doen van de openbaring van de Heer aan Alma aangaande de mensen die ernstige zonden hadden begaan. Vraag de cursisten in deze verzen ten minste één beginsel op te zoeken dat een persoon uit de beschreven situaties hierboven zou kunnen helpen. Vraag enkele cursisten hun antwoorden aan de klas te vertellen. U kunt ook over een antwoord vertellen en uw getuigenis geven van een beginsel van bekering uit Mosiah 26.
Herinner de cursisten eraan dat zij een beginsel uit Mosiah 26 zouden toepassen bij hun inspanningen om zich te bekeren. Moedig ze aan om hun plan door te zetten.
Mosiah 27–28
Alma de jonge en de zonen van Mosiah bekeren zich en worden wedergeboren
Om de cursisten een voorbeeld te geven van iemand die een grote verandering van hart onderging, laat u enkele cursisten beurtelings iets uit de volgende ervaring van ouderling Keith K. Hilbig van de Zeventig voorlezen:
‘[Een jonge zendeling in Oost-Europa en zijn collega] hadden in een andere stad een man van middelbare leeftijd, Ivan genaamd […], gevonden en onderwezen. Hun onderzoeker had een zwaar leven achter zich, en dat was goed te zien aan zijn versleten kleding, zijn pluizige baard en zijn onzekere voorkomen. Het had hem niet meegezeten in het leven.
‘Daar hij niet kerkelijk was opgevoed, had Ivan heel wat in te halen. Hij moest gewoonten afleren die niet in overeenstemming waren met het herstelde evangelie. Hij moest nieuwe beginselen aannemen en toepassen. Ivan was leergierig. Hij bereidde zich ijverig op zijn doop en bevestiging voor. Zijn kleding was nog steeds versleten en zijn baard pluizig, maar hij had de eerste stap gezet. Kort na Ivans doop was de zendeling overgeplaatst. Hij hoopte dat hij Ivan nog eens zou zien.
‘Een half jaar later wees de zendingspresident de jonge zendeling toe aan dezelfde gemeente. Hoewel hem dat verraste, was hij maar wat graag bereid terug te gaan. Op de eerste zondag ging de zendeling met zijn nieuwe collega al vroeg naar de kerk voor de avondmaalsdienst. […]
‘De zendeling herkende bijna iedereen in de kleine gemeente. Tevergeefs zocht hij echter naar het gezicht van de man die hij en zijn collega een half jaar eerder hadden lesgegeven en gedoopt. De zendeling voelde een lichte mate van teleurstelling en verdriet bij hem opkomen. […]
‘De zendeling onderbrak zijn angstige bespiegelingen omdat er een onbekende man op hem afkwam die hem wilde begroeten. De fris geschoren man had een zelfverzekerde glimlach en aan zijn blik kon je zien dat hij een goed mens was. Hij droeg een wit shirt en een zorgvuldig geknoopte stropdas, en stond op het punt om die sabbatmorgen het avondmaal voor te bereiden voor de kleine gemeente. Pas toen de man tegen hem begon te praten, herkende de zendeling hem. Het was de nieuwe Ivan, niet de oude Ivan die ze hadden lesgegeven en gedoopt! De zendeling zag in zijn vriend de belichaming van geloof, bekering en vergeving; hij zag de verzoening in werking.
‘[…] [Ivan] had een “verandering van hart” (Alma 5:26) ervaren, groot genoeg om zich te laten dopen en voorwaarts te streven in het voortgaande bekeringsproces.’ (‘Een verandering van hart ondervinden’, Liahona, juni 2008, pp. 39–41.)
Vraag: Welk bewijs wordt er in het verhaal gegeven dat Ivan veranderd was? (Maak duidelijk dat Ivans uiterlijke verandering een weerspiegeling was van zijn diepere innerlijke verandering.)
Herinner de cursisten eraan dat Mosiah 27 verslag doet van een andere ervaring van verandering door de verzoening. Vraag een cursist voor de klas te komen en Mosiah 27 samen te vatten. De cursist kan, indien mogelijk, de plaat ‘De bekering van Alma de jonge’ (Evangelieplatenboek [2009], nummer 77) laten zien. Vraag een andere cursist Mosiah 27:24–26 voor te lezen. Laat de klas dan opletten wie door de verzoening veranderd, ofwel ‘geboren uit God’, moeten worden. De cursisten moeten met hun antwoorden laten merken dat zij de volgende waarheid begrijpen: Een ieder van ons moet wedergeboren worden door de verzoening van Jezus Christus.
Vraag: Hoe hebben jullie door de verzoening van Jezus Christus iemand ten goede zien veranderen?
Laat de cursisten nadenken over de vragen die de zendeling in het verhaal zichzelf stelde na zijn hereniging met Ivan: ‘In hoeverre heb ik in het laatste half jaar een “verandering van hart” ondergaan?’ […] ‘Ben ik “wedergeboren”?’ (Geciteerd in: Keith K. Hilbig, ‘Een verandering van hart ondervinden’, p. 41.)
Laat de cursisten Mosiah 27:24, 28 lezen, waarbij ze letten op wat Alma deed en wat de Heer deed waardoor Alma’s verandering teweeg werd gebracht. Vraag ze uit te leggen waarom zij denken dat zowel het individu als de Heer moet meewerken om een grote verandering van hart teweeg te brengen.
Herinner de cursisten aan het overzicht dat ze hebben ingevuld met zinsneden die het verschil aangeven van Alma vóór en ná zijn verandering van hart (in de les van dag 2). In opdracht 2 van dag 2 noteerden de cursisten in hun Schriftendagboek een zinsnede uit de kolom ‘Na’, waarvan zij hoopten dat die hun hun hele leven lang zou beschrijven. Laat een aantal cursisten vertellen wat ze hebben genoteerd. Getuig dat een grote verandering van hart mogelijk is door de verzoening van Jezus Christus.
Laat de cursisten nadenken over hoe zij veranderd zijn door de verzoening van Jezus Christus. Vraag ze, als ze willen, hun gedachten te verwoorden. U kunt desgewenst vertellen hoe ú door de verzoening veranderd bent.
Moedig de cursisten aan om te werken aan een verandering van hart, zodat ze dichter tot de Heer kunnen komen en de verzoening hun leven kan veranderen.
Zet het volgende overzicht op het bord of op een uitreikblad voor iedere cursist:
In welk opzicht veranderden Alma en de zoons van Mosiah? Welk beginsel heb je uit deze verzen gehaald? Waarom is schadeloosstelling een belangrijk onderdeel van bekering? |
In welk opzicht veranderden de zoons van Mosiah? Welk beginsel heb je uit deze verzen gehaald? Wat voor ervaringen heb je gehad waardoor je anderen over het evangelie wilt vertellen? |
Laat de ene helft van de klas de vragen in de eerste kolom van het overzicht beantwoorden, en de andere helft de vragen in de tweede kolom. Laat iedere cursist individueel werken. Vraag enkele cursisten uit elke groep verslag te doen van hun antwoorden.
Laat de cursisten nadenken over hoe zij de gevolgen van hun zonden kunnen herstellen en hun verlangen kunnen vergroten om het evangelie aan anderen uit te dragen.
Mosiah 29–Alma 4
God zegende de Nephieten die in tijden van vervolging rechtschapen bleven
Herinner de cursist eraan dat de eerste hoofdstukken van Alma tijden van moeilijkheden en vervolging voor de rechtschapen Nephieten beschrijven. Vraag de cursisten Alma 1:25, 27 door te lezen. Laat ze vertellen wat deze Nephieten in een tijd van vervolging deden.
Maak duidelijk dat de Heer de rechtschapen Nephieten zegende, zodat zij voorspoediger waren dan de goddelozen (zie Alma 1:29–32). Spoor de cursisten aan om ernaar te streven het voorbeeld van deze getrouwe Nephieten te volgen wanneer zij tegen moeilijkheden aanlopen.
Volgende unit (Alma 5–10)
Hoe kun je weten of je wedergeboren bent? Wat betekent het om wedergeboren te zijn? De cursisten zullen tijdens het bestuderen van Alma 5–10 bepaalde vragen tegenkomen die zij zichzelf kunnen stellen om na te gaan of zij wedergeboren zijn en een grote verandering van hart hebben ondergaan. Zij zullen bovendien een groter begrip krijgen van de diepte en kracht van de verzoening.