Bibliotheek
Les 145: Ether 3


Les 145

Ether 3

Inleiding

Als antwoord op de vraag van de Heer — ‘Wat wilt gij, dat Ik zal doen, opdat gij licht in uw vaartuigen zult hebben?’ — maakte de broeder van Jared zestien stenen en vroeg hij de Heer om ze aan te raken ‘zodat ze in het duister zullen schijnen’ (Ether 2:23; 3:4). Door zijn grote geloof zag de broeder van Jared de vinger van de Heer die de stenen aanraakte. De Heer toonde Zich vervolgens aan de broeder van Jared en openbaarde hem vele dingen. De Heer beval de broeder van Jared op te schrijven wat hij gezien en gehoord had en die geschriften dan te verzegelen totdat de Heer ze tevoorschijn wilde brengen.

Onderwijstips

Ether 3:1–20

De Heer raakt stenen aan om de Jareditische boten te verlichten en Hij toont Zich aan de broeder van Jared

Vraag een cursist om op het bord te schrijven. Stel de volgende vraag en laat de cursist de antwoorden op het bord zetten.

  • Waar bidden tieners zoal oprecht voor?

Laat de cursisten zich inbeelden dat een vriend of vriendin voor een van die dingen aan het bidden is. Deze vriend of vriendin wil graag weten hoe zijn of haar gebeden en daden te verbeteren zijn om de hulp en leiding van de Heer te kunnen ontvangen. Moedig de cursisten aan om dit in gedachten te houden bij het bestuderen van het voorbeeld van de broeder van Jared in Ether 3, zodat ze hun vriend of vriendin kunnen helpen.

Wijs de cursisten erop dat ze in de vorige les bespraken hoe de broeder van Jared de Heer vroeg hoe hij voor licht kon zorgen in de Jareditische boten.

  • Wat deed de broeder van Jared om licht in de boten te brengen? (Zie Ether 3:1.)

  • Wat vroeg de broeder van Jared aan de Heer om voor licht te zorgen? (Zie Ether 3:1, 4.)

  • Welk aspect van de inspanningen van de broeder van Jared maakt indruk op je?

Maak duidelijk dat de broeder van Jared grote moeite deed om te stenen te vervaardigen. Vraag de cursisten te bedenken hoe nuttig de stenen geweest zouden zijn als de vinger van de Heer ze niet aangeraakt had. Laat de cursisten Ether 3:2–5 doorlezen en zoeken naar zinsneden die aantonen dat de broeder van Jared zijn afhankelijkheid van de Heer inzag.

Deel de cursisten in koppels op nadat ze de tijd hebben gehad om te lezen. Laat ze hun ideeën aan elkaar overbrengen. Laat ze ook aan elkaar vertellen wat in het gebed van de broeder van Jared indruk op hen maakt.

Als de cursisten Ether 3:2 lezen, vragen ze zich misschien af wat ‘onwaardig zijn voor uw aangezicht’ en ‘voortdurend kwaad van aard geworden’ betekenen. Leg hun uit dat de broeder van Jared verwijst naar de toestand waarin we verkeren ‘wegens de val’. We zijn lichamelijk en geestelijk gescheiden van God en we verwijderen ons verder van Hem wanneer we zondigen. In vergelijking met Hem zijn we zwak en onwaardig. Zonder zijn hulp zouden we nooit tot Hem kunnen terugkeren.

Stel de volgende vragen om de cursisten die verzen beter te laten begrijpen:

  • Waarom denkt u dat het belangrijk is om onze afhankelijkheid van de Heer te erkennen wanneer we zijn hulp vragen?

  • Waaraan merk je in Ether 3:1–5 dat de broeder van Jared geloofde dat de Heer hem kon helpen zijn probleem op te lossen? (Laat ze indien nodig zoeken naar zinsneden die zijn inspanningen en zijn vertrouwen in de Heer beschrijven.)

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen dat het geloof van de broeder van Jared beklemtoont:

‘De kinderlijke onschuld en vurigheid van het geloof van deze man maken duidelijk veel indruk op God en de lezer. “Zie, o Heer, Gij kunt dat doen.” Er is misschien geen krachtiger uitspraak over geloof in de Schriften te vinden. […] Hoe onzeker de profeet ook over zijn eigen capaciteiten was, hij had geen twijfels over de macht van God.’ (‘Rending the Veil of Unbelief’. In: Nurturing Faith through the Book of Mormon: The 24th Annual Sidney B. Sperry Symposium [1995], p. 12.)

Toon de cursisten de plaat ‘De broeder van Jared ziet de vinger van de Heer’ (62478; Evangelieplatenboek [2009], nummer 85). Vraag een cursist Ether 3:6 voor te lezen. Vraag de andere cursisten om in hun eigen Schriften mee te lezen en zich voor te stellen hoe de broeder van Jared zich bij deze ervaring voelde.

Afbeelding
De broeder van Jared ziet de vinger van de Heer
  • Hoe zou jij je voelen als je iets gelijkaardigs zou meemaken?

VatEther 3:6–8 samen met de uitleg dat toen de broeder van Jared de vinger van de Heer zag, hij ‘voor de Heer neer[viel]’ (Ether 3:6). Hij was verbaasd dat de vinger van de Heer ‘was als de vinger van een mens, als vlees en bloed’ (Ether 3:6). (De broeder van Jared leerde later dat hij een deel van het geestlichaam van de Heer had gezien [zie Ether 3:16].)

Laat de cursisten Ether 3:9 doorlezen en zoeken waarom de broeder van Jared de vinger van de Heer kon zien.

Zet na hun antwoorden het volgende op het bord:

Als we de Heer nederig aanroepen, zal Hij ons volgens … en volgens zijn wil zegenen.

Laat de cursisten woorden opnoemen die deze zin kunnen aanvullen. De cursisten dienen ons geloof als antwoord te geven. Andere mogelijke antwoorden zijn: onze inspanningen, nederigheid, behoeften en oprechtheid. Leg hun uit dat al die woorden uitingen van geloof zijn. Vul dan de verklaring op het bord aan: Als we de Heer nederig aanroepen, zal Hij ons volgens ons geloof en volgens zijn wil zegenen.

Verwijs de cursisten weer naar de lijst op het bord aan het begin van de les. Kies er een of twee punten uit. Vraag ze te vertellen hoe iemand in een dergelijke situatie zijn of haar geloof in de Heer kan tonen. Vestig daarna hun aandacht op het beginsel dat u net op het bord hebt geschreven.

  • Wat voor ervaringen heb je gehad waaruit blijkt dat dit beginsel waar is?

Om de cursisten dit beginsel te laten toepassen, vraagt u ze na te denken over een situatie waarin ze de hulp van de Heer nodig hebben. Geef de cursisten de tijd om in hun aantekenschrift of Schriftendagboek één manier te noteren hoe ze meer geloof kunnen oefenen wanneer ze zijn hulp vragen. Moedig de cursisten aan om daarmee aan de slag te gaan. U kunt eventueel uit eigen ervaring vertellen hoe u gezegend werd toen u geloof oefende in de Heer.

Laat een cursist de volgende uitspraak van ouderling Jeffrey R. Holland voorlezen, waarin hij duidelijk maakt dat onze ervaringen ons geloof kunnen versterken.

‘Voorbereidend geloof wordt gevormd door ervaringen uit het verleden — door het bekende, wat een basis voor geloof biedt.’ (Christ and the New Covenant: The Messianic Message of the Book of Mormon [1997], p. 18.)

  • Door welke ervaringen is het geloof van de broeder van Jared in de Heer sinds de toren van Babel waarschijnlijk versterkt? Hoe zou hij door die ervaringen zijn voorbereid om zo’n groot geloof te oefenen toen hij de stenen voor de Heer bracht?

Deel de klas in koppels op en laat ze deze vragen bespreken:

  • Door welke ervaringen is jouw geloof in de Heer versterkt? Hoe bereiden deze ervaringen je voor om nog meer geloof te oefenen in je latere leven?

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Ether 3:9–12 voor te lezen. Vraag de klas om in hun eigen Schriften mee te lezen. Stel daarna de volgende vraag:

  • Toen de Heer vroeg: ‘Gelooft gij de woorden die Ik spreken zal?’ antwoordde de broeder van Jared: ‘Ja, Heer’ (Ether 3:11–12). Waarom zou de broeder van Jared eerst moeten geloven in de woorden van de Heer voordat hij ze hoorde?

Leg uit: nadat ouderling Holland verduidelijkte dat geloof gebaseerd is op ervaringen uit het verleden, vertelde hij dat we ons geloof dienen te vervolmaken. Laat een cursist de volgende uitspraak van ouderling Holland voorlezen:

Afbeelding
Ouderling Jeffrey R. Holland

‘Verlossend geloof moet worden geoefend met het oog op toekomstige ervaringen — het onbekende. Dat geloof maakt wonderen mogelijk. Veeleisend geloof, geloof dat bergen verzet, geloof als dat van de broeder van Jared, gaat aan het wonder en de kennis vooraf. […] Geloof betekent onvoorwaardelijke instemming — vooraf — met welke voorwaarden de Heer ook stelt in zowel de nabije als verre toekomst.

‘Het geloof van de broeder van Jared was volkomen.’ (Christ and the New Covenant, pp. 18–19.)

Laat de cursisten zich afvragen of ze genoeg geloof in de Heer hebben om te geloven en te volgen wat Hij hun zal openbaren voordát Hij het openbaart.

Laat de cursisten Ether 3:13–20 doorlezen en zoeken naar de zegening die de broeder van Jared ontving omdat hij geloofde. U kunt ze desgewenst de tijd geven om over de waarheden die hij leerde en zijn ervaring te schrijven. Vraag enkele cursisten na enige tijd te vertellen wat ze hebben opgeschreven.

Eerder in deze les, toen de cursisten lazen hoe de broeder van Jared de vinger van de Heer zag, vroeg u hun hoe ze zich zouden voelen als ze een gelijkaardige ervaring meemaakten. U kunt deze vraag herhalen, nu ze meer weten over de ervaring van de broeder van Jared.

Getuig dat als we geloof oefenen zoals de broeder van Jared, we dichter tot de Heer zullen komen.

Ether 3:21–28

De Heer droeg de broeder van Jared op om op te schrijven wat hij gezien had en dat verslag te verzegelen

Laat een cursist Ether 3:25–26 voorlezen en vraag de klas wat de Heer in een visioen toonde aan de broeder van Jared. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

Vat Ether 3:21–24, 27–28 samen met de uitleg dat de Heer de broeder van Jared opdroeg om op te schrijven wat hij gezien en gehoord had en dat verslag te verzegelen. De Heer legde ook uit dat Hij ervoor zou zorgen dat het verslag van de broeder van Jared in de toekomst vertaald kon worden — met behulp van twee stenen. Deze stenen maakten deel uit van de zogenoemde Urim en Tummim (zie LV 17:1; zie ook Gids bij de Schriften, ‘Urim en Tummim’).

Moedig de cursisten tot slot aan toe te passen wat ze vandaag geleerd hebben — om hun geloof en vertrouwen in de Heer te tonen. Verzeker ze dat God ons net als de broeder van Jared zal zegenen als we geloof oefenen in Jezus Christus.

Toelichting en achtergrondinformatie

Ether 3:7, 9. De Heer stelt de broeder van Jared enkele vragen

De Heer stelde de broeder van Jared enkele vragen: ‘Sta op, waarom zijt gij neergevallen?’ (Ether 3:7.) ‘Hebt gij nog meer dan dat gezien?’ (Ether 3:9.) In de Schriften vinden we veel situaties terug waarin de Heer vragen stelt, hoewel hij de antwoorden al kent. Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft verduidelijkt waarom de Heer dergelijke vragen stelt:

‘Een fundamentele stelling van de leer van de heiligen der laatste dagen is: “[God] weet alle dingen, en er is niets of Hij weet het.” [2 Nephi 9:20.] De Schriften, oude en hedendaagse, staan vol van dergelijke uitspraken van alwetendheid. Toch heeft God herhaaldelijk vragen aan stervelingen gesteld, meestal om hun geloof te beproeven, hun eerlijkheid te bepalen of hun kennis te ontwikkelen.’ (Christ and the New Covenant: The Messianic Message of the Book of Mormon [1997], pp. 19–20.)

Ether 3:15. ‘Nooit heb Ik Mijzelf getoond aan de mens’

Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft een mogelijke verklaring gegeven voor de uitspraak van Jezus dat Hij Zichzelf nooit aan de mens had getoond voordat Hij Zich aan de broeder van Jared toonde:

‘Christus zei tegen de broeder van Jared: “Nooit heb Ik Mijzelf getoond aan de mens op deze manier, zonder mijn wilsbesluit, uitsluitend door het geloof van de aanschouwer.” In de regel worden de profeten uitgenodigd om in de tegenwoordigheid van de Heer te komen, door Hem en alleen met zijn goedkeuring. Het lijkt er echter op dat de broeder van Jared zichzelf door de sluier heeft gewerkt, niet zozeer als een onwelkome gast, maar misschien wel als een onuitgenodigde. Kennelijk legde de Heer het verband tussen zijn ongekende geloof en dit ongekende visioen. Als het visioen zelf niet uniek was, dan moet het wel het geloof zijn geweest en de manier waarop het visioen tot stand kwam. De enige manier waarop dat geloof zo opmerkelijk kon zijn, was de mogelijkheid dat het bood om de profeet, onuitgenodigd, ergens te brengen waar anderen zonder Gods uitnodiging niet konden komen.’ (Christ and the New Covenant: The Messianic Message of the Book of Mormon [1997], p. 23.)

Ether 3:16. ‘Dit lichaam […] is het lichaam van mijn geest’

Ouderling Cecil O. Samuelson van de Zeventig heeft beklemtoond dat we over het voorsterfelijk lichaam en het godschap van de Heiland leren door het verhaal van de broeder van Jared:

‘Nergens in de Schriften vinden we een duidelijker verslag over de aard van het geestlichaam van de Heer Jezus Christus en de eigenschappen van onze eigen geest. De broeder van Jared zag niet enkel de vinger van de voorsterfelijke Jezus Christus, maar zijn hele geestlichaam (zie Ether 3:6, 13). Het strekt ons tot zegen en voordeel dat wij het voorsterfelijke godschap van Jezus Christus en onze eigen geestelijke identiteit van vóór onze geboorte begrijpen. Deze grensoverschrijdende inzichten waren het rechtstreeks gevolg van het onbegrensde geloof van de broeder van Jared.’ (‘The Brother of Jared’. In: Heroes from the Book of Mormon [1995], p. 185.)

Ether 3:23–24. ‘Deze twee stenen’

De twee stenen die de Heer aan de broeder van Jared gaf, maakten deel uit van de zogenoemde Urim en Tummim. Volgens de Schriften zijn er meer dan één Urim en Tummim, maar we weten dat Joseph Smith en de broeder van Jared dezelfde gebruikten (zie Ether 3:22–28; LV 10:1; 17:1). In Geschiedenis van Joseph Smith 1:35 beschrijft de profeet die Urim en Tummim. Hij gebruikte deze om het Boek van Mormon te vertalen en andere openbaringen te ontvangen.

Afdrukken