Bibliotheek
Les 149: Ether 12:1–22


Les 149

Ether 12:1–22

Inleiding

Na zijn verslag van vele jaren van de Jareditische geschiedenis introduceerde Moroni de bediening van de profeet Ether. Moroni onderbrak vervolgens het geschiedkundige verslag om enkele zegeningen te bespreken die voortvloeien uit het oefenen van geloof in Jezus Christus. Deze les behandelt Ether 12:1–22. Les 150 behandelt Ether 12:23–41.

Onderwijstips

Ether 12:1–4

Ether predikt bekering tot de Jaredieten

Laat een cursist aan het begin van de les wat golven en een boot met een anker op het bord tekenen.

  • Waarom is het belangrijk dat een boot een anker heeft?

  • Met welke problemen of gevaren kan een boot zonder anker te maken krijgen?

  • Wat doen golven met een boot? (Mogelijk antwoorden: golven doen een boot doen bewegen, wegdrijven of heen en weer slingeren.)

Schrijf je leven op de boot.

  • Waarmee kunnen we de golven vergelijken als de boot ons leven voorstelt? (Mogelijke antwoorden: groepsdruk, tegenspoed, valse leerstellingen of goddeloosheid.)

  • Hoe kan iemands leven als een boot zonder anker zijn? (U kunt de cursisten Mormon 5:17–18 laten lezen om een antwoord te formuleren op de vraag.)

  • Welke geestelijke ankers heeft de Heer ons gegeven? (De cursisten kunnen uiteenlopende antwoorden geven. Veel aspecten van het evangelie kunnen met een anker vergeleken worden.)

Moedig de cursisten tijdens hun studie van Ether 12 aan te letten op voorbeelden van geestelijke ankers.

Leg uit dat Moroni ons in Ether 12 aan Ether voorstelt, een Jareditische profeet die predikte toen het volk de profeten verwierp en in goddeloosheid leefde. Vraag de cursisten Ether 12:1–3 door te lezen en te letten op Ethers daden die indruk op hen maken. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

Laat een cursist Ether 12:4 voorlezen. Vraag de andere cursisten in hun eigen Schriften mee te lezen en te zoeken waarop zij die in God geloven mogen ‘hopen’, ondanks de moeilijkheden en goddeloosheid om hen heen. U kunt de cursisten erop wijzen dat de ‘betere wereld’ waarop we hopen ‘een plaats ter rechterhand Gods’ is.

  • Wat betekent een plaats ter rechterhand Gods hebben? (In zijn tegenwoordigheid terugkeren en het eeuwige leven ontvangen.)

  • Hoe is ‘met zekerheid’ hopen op iets anders dan enkel iets wensen? (In de Schriften is hoop de zekerheid hebben dat we de beloofde zegeningen van God zullen ontvangen als we ons aan onze verbonden houden.)

  • Hoe kunnen we volgens Ether 12:4 hoop op een plaats ter rechterhand Gods verkrijgen? (Leg uit dat het geloof, waarnaar verwezen wordt in Ether 12:4, geloof in Jezus Christus is.) Hoe beweegt geloof in Jezus Christus ons ertoe ‘met zekerheid’ te hopen op een plaats ter rechterhand Gods?

Schrijf geloof en hoop bij het anker op het bord.

  • Wat gebeurt er volgens Ether 12:4 wanneer iemand hoop en geloof in Jezus Christus heeft? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: Als we hoop en geloof in Jezus Christus hebben, zullen we standvastig en overvloedig in goede werken zijn.)

  • Wat betekent ‘overvloedig’ in goede werken zijn? (Veel goede dingen doen.)

  • Noem een paar goede werken die God verheerlijken. (Mogelijke antwoorden: gebed, Schriftstudie, anderen dienen en talenten ontwikkelen.)

  • Denk aan mensen die je kent die overvloedig zijn in goede werken en niet beschaamd zijn om God te verheerlijken. Welke specifieke dingen doen ze waardoor ze een goed voorbeeld zijn van dit beginsel?

Laat de cursisten nadenken over periodes waarin ze het moeilijk vonden om standvastig en overvloedig in goede werken te zijn. Om de cursisten voor te bereiden op gelijkaardige situaties in hun verdere leven, moedigt u hen aan om bij het bestuderen van Ether 12 op te letten hoe ze hun geloof en hoop kunnen versterken.

Ether 12:5–22

Moroni vertelt over wonderen en machtige werken die door geloof tot stand kwamen

Zet de volgende zinsnede op het bord: Ik wil graag een geestelijke bevestiging ontvangen dat …

Vraag de cursisten verschillende evangeliewaarheden, -beginselen of -leerstellingen te noemen waar mensen wellicht een geestelijke bevestiging van willen ontvangen. Zet hun antwoorden op het bord. (Mogelijke antwoorden: een bevestiging dat het Boek van Mormon waar is; een rein en deugdzaam leven belangrijk is; het woord van wijsheid een wet van God is; ik me moet voorbereiden op een zending.) Laat ze denken aan een evangeliewaarheid waarvan ze een geestelijke bevestiging of een sterker getuigenis willen krijgen.

Leg uit dat sommige mensen de volgende houding hebben: ‘Ik geloof niet in een evangeliebeginsel en leef het niet na, tot ik het bewijs zie dat het waar is.’ Laat de cursisten Ether 12:5–6 doorlezen en opletten wat het verband is tussen deze verzen en die houding. Wijs erop dat Ether 12:6 een kerntekst is. U kunt de cursisten in overweging geven deze tekst op zodanige wijze te markeren dat ze die gemakkelijk kunnen terugvinden.

  • Wat moet er volgens Ether 12:6 gebeuren voor we een getuigenis ontvangen?

  • Wat komt er in je op als je nadenkt over de zinsnede ‘beproeving van uw geloof’?

U kunt misschien uitleggen dat ‘beproeving van uw geloof’ niet altijd verband houdt met moeilijkheden. ‘Beproeving van uw geloof’ slaat op alles wat ons de mogelijkheid biedt om ons geloof in Jezus Christus te tonen of te oefenen. Om de cursisten deze zinsnede beter te laten begrijpen, laat u het volgende citaat van ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen. Vraag de cursisten te luisteren hoe ouderling Scott ‘beproeving van uw geloof’ verklaart.

Afbeelding
Ouderling Richard G. Scott

‘U kunt uw geloof doelmatiger gebruiken als u het beginsel toepast waarvan Moroni heeft gezegd: “[…] gij ontvangt geen getuigenis dan na de beproeving van uw geloof” [Ether 12:6, cursivering toegevoegd]. Iedere keer als u uw geloof beproeft, dat wil zeggen, als u aan een influistering gehoor geeft, zult u van de Geest het bevestigende bewijs krijgen. Door dergelijke gevoelens zal uw geloof versterkt worden. En als u dat blijft doen, zal uw geloof steeds groter worden.’ (‘De kracht van het geloof in tijden van onzekerheid en beproeving’, Liahona, mei 2003, p. 76.)

  • Hoe verschilt de procedure die ouderling Scott beschrijft van de houding van wie bewijzen willen voordat ze geloven of handelen?

Zet de volgende tekstverwijzingen op het bord: Ether 12:7–12; Ether 12:13–18; Ether 12:19–22, 30–31. Deel de klas op in drie groepen en wijs elke groep een van deze teksten toe. Vraag de cursisten welke zegeningen volgden nadat de mensen in deze teksten hun geloof getoond hadden. Vraag ze te letten op het gebruik van de zinsnede ‘na hun geloof’ of een soortgelijke zinsnede in de verzen 7, 12, 17, 18 en 31. (Laat de cursisten elke instantie van die zinsneden desgewenst markeren.)

Laat de cursisten vertellen wat ze te weten zijn gekomen en vraag ze daarna op te sommen wat de Heer doet als we geloof in Jezus Christus tonen. De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: Als we een geestelijke bevestiging verlangen, moeten we eerst geloof in Jezus Christus oefenen. Leg uit dat wonderen net als geestelijke bevestigingen pas komen na het oefenen van geloof.

Leg de volgende situaties aan de cursisten voor. Vraag ze hoe iemand in een dergelijke situatie zijn of haar geloof in de Heer kan tonen.

  1. Een jongevrouw wil een getuigenis van het Boek van Mormon ontvangen.

  2. Een jongeman heeft het sterke verlangen dat zijn dierbaren het evangelie zullen aanvaarden.

Vraag de cursisten wanneer zij of mensen die ze kennen geestelijke bevestigingen of wonderen hebben meegemaakt na het tonen van hun geloof in de Heer. Laat een paar cursisten over hun ervaringen vertellen. (Vermeld erbij dat ze niet over gedachten of ervaringen hoeven te spreken die te persoonlijk zijn.) U kunt ook over een ervaring van uzelf vertellen.

Herinner ze aan de evangeliewaarheid waarvan ze een geestelijke bevestiging willen krijgen. Vraag de cursisten in hun aantekenschrift of Schriftendagboek te noteren wat ze kunnen doen om meer geloof in de Heer te oefenen.

Tekstenbeheersing — Ether 12:6

Vraag elke cursist om Ether 12:6 op een blaadje te schrijven en belangrijke woorden en zinsneden weg te laten om de tekst uit het hoofd te leren. Als ze klaar zijn, geeft u ze een minuut de tijd om de tekst uit het hoofd te leren en de lege plaatsen in gedachten in te vullen.

Laat ze hun blaadjes uitwisselen. Elke cursist leest het nieuwe blaadje voor en probeert de lege plaatsen uit het hoofd in te vullen. Als de tijd het toelaat, kunt u ze weer vragen hun blaadjes uit te wisselen en de activiteit te herhalen.

Vraag de cursisten hun blaadje mee naar huis te nemen en Ether 12:6 aan een ouder op te zeggen. Moedig ze aan hun ouders om een ervaring te vragen waarin ze hun geloof in Jezus Christus toonden en er daardoor een getuigenis of wonder tot stand kwam.

Geef tot slot uw getuigenis van de beginselen die in deze les aan de orde kwamen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Ether 12:4–6. Wat is hoop?

In Ether 12 zet Moroni uiteen dat hoop en geloof nauw met elkaar verbonden zijn. Hij zei dat geloof ‘datgene is waarop men hoopt maar dat men niet ziet’ (Ether 12:6) en dat onze hoop op het heil ‘voortvloeit uit geloof’ in Jezus Christus (Ether 12:4). In het boekje Trouw aan het geloof staat het volgende over hoop:

‘Wanneer we hoop hebben, vertrouwen we op Gods beloften. We hebben de geruststellende zekerheid dat we ons “loon [zullen ontvangen], ja, vrede in deze wereld en het eeuwige leven in de toekomende wereld” als we “de werken van gerechtigheid” doen (LV 59:23). […] Het beginsel hoop strekt zich uit tot in de eeuwigheid, maar kan u ook tot steun zijn bij de problemen van het dagelijks leven.’ (Trouw aan het geloof: evangeliewijzer [2004], pp. 83–84.)

President Dieter F. Uchtdorf heeft hoop als volgt uitgelegd:

‘Hoop is een gave van de Geest. [Zie Moroni 8:26.] Het is de hoop dat wij, door de verzoening van Jezus Christus en de kracht van zijn opstanding, het eeuwige leven zullen beërven, en wel door ons geloof in de Heiland. [Zie Moroni 7:41.] Deze soort hoop is zowel een beginsel met een belofte als een gebod [zie Kolossenzen 1:21–23], met de verantwoordelijkheid die voor alle geboden geldt — we moeten het met ons leven verweven en de verleiding overwinnen om de hoop te veronachtzamen. Hoop in het genadige plan van geluk van onze hemelse Vader leidt tot vrede [zie Romeinen 15:13], barmhartigheid [zie Psalmen 33:22], verheuging [zie Romeinen 12:12] en blijdschap. [Zie Spreuken 10:28.] Deze heilshoop is als een beschermende helm [zie 1 Tessalonicenzen 5:8]; en is het fundament van ons geloof [zie Hebreeën 11:1; Moroni 7:40] en een anker voor onze ziel. [Zie Hebreeën 6:19; Ether 12:4.]’ (‘De oneindige kracht van hoop’, Liahona, november 2008, pp. 21–22.)

Ether 12:6. ‘De beproeving van uw geloof’

President Gordon B. Hinckley heeft het beginsel dat we een getuigenis ontvangen na de beproeving van ons geloof als volgt toegelicht:

‘Ik wil u een voorbeeld geven van een vrouw in São Paulo (Brazilië). Tijdens haar studie werkte ze om aan het onderhoud van haar familie bij te dragen. Ik zal het verhaal in haar eigen woorden vertellen. Ze zegt:

‘“De universiteit had een regel dat studenten niet aan examens mochten deelnemen als er nog rekeningen openstonden. Daarom betaalde ik altijd eerst mijn tiende en gaven als ik mijn salaris kreeg en vervolgens de universiteit en mijn andere rekeningen.

‘“Ik kan me nog herinneren dat ik […] een ernstig financieel probleem had. Ik kreeg mijn salaris op donderdag. Toen ik mijn maandelijkse begroting opstelde, merkte ik dat er niet genoeg geld was om [zowel] mijn tiende als de universiteit te betalen. Ik zou een keuze moeten maken. De tweemaandelijkse examens begonnen de volgende week, en als ik die zou missen, kon ik mijn studiejaar verspelen. Ik was vertwijfeld. […] Ik leed eronder. Ik moest een pijnlijke beslissing nemen, en ik wist niet wat ik moest doen. Ik overwoog mijn opties: geen tiende betalen of het risico lopen dat ik mijn studiejaar niet zou kunnen afmaken.

‘“Mijn ziel werd door dit gevoel verteerd en het bleef me tot en met zaterdag bezighouden. Toen herinnerde ik me dat ik bij de doop beloofd had dat ik de wet van tiende zou naleven. Ik had een verplichting op me genomen, niet ten opzichte van de zendelingen, maar ten opzichte van mijn hemelse Vader. Op dat moment begon de pijn te verdwijnen en kreeg ik een prettig gevoel van rust en vastberadenheid. […]

‘“Toen ik die avond bad, vroeg ik de Heer of Hij mij mijn besluiteloosheid wilde vergeven. Op zondag sprak ik vóór het begin van de avondmaalsdienst met de bisschop en betaalde ik met genoegen mijn tiende en gaven. Dat was een bijzondere dag. Ik voelde me gewoon gelukkig en tevreden ten opzichte van mezelf en mijn hemelse Vader.

‘“De volgende dag op mijn werk probeerde ik een manier te vinden om aan de examens deel te nemen die op woensdag zouden beginnen. Hoe meer ik erover nadacht, hoe verder de oplossing weg leek. […]

‘“De werkdag was bijna voorbij toen mijn werkgever langskwam om de laatste instructies te geven. Toen hij dat gedaan had, nam hij met zijn koffertje in zijn hand afscheid. […] Plotseling bleef hij staan, keek me aan en vroeg: ‘Hoe gaat het met je studie?’ Ik was verbaasd en kon niet geloven wat ik hoorde. Het enige wat ik met trillende stem kon uitbrengen, was: ‘Alles gaat goed!’ Hij keek me peinzend aan en nam toen weer afscheid. […]

‘“Plotseling kwam de secretaresse binnen en zei dat ik geluk had! Toen ik vroeg wat ze bedoelde, zei ze: ‘De werkgever heeft gezegd dat van nu af aan het bedrijf je collegegeld en je boeken betaalt. Kom even bij me langs voordat je vandaag weggaat om door te geven wat de kosten zijn. Dan zorg ik dat er morgen een cheque voor je klaarligt.’

‘“Toen ze weer weg was, voelde ik me erg nederig en moest ik huilen. Ik knielde ter plekke neer en bedankte de Heer voor zijn milddadigheid. Ik […] zei tegen mijn hemelse Vader dat Hij me niet zo overdadig had hoeven zegenen. Ik had alleen maar de kosten van één maand nodig, en de tiende die ik op zondag had betaald was niet veel in vergelijking met wat ik nu zou krijgen! Tijdens mijn gebed kwamen de woorden van Maleachi in mijn gedachten: ‘Beproeft Mij toch daarmede, zegt de Here der heerscharen, of Ik dan niet voor u de vensters van de hemel zal openen en zegen in overvloed over u uitgieten’ (Maleachi 3:10). Tot op dat moment had ik nog nooit de omvang van de belofte in die tekst gevoeld, en dat dit gebod daadwerkelijk een getuigenis was van de liefde die onze hemelse Vader zijn kinderen op aarde geeft.”’ (‘Wij wandelen in geloof’, Liahona, juli 2002, pp. 81–82.)

Ether 12:6. ‘Gij ontvangt geen getuigenis dan na de beproeving van uw geloof’

President Spencer W. Kimball heeft gezegd:

‘Omdat we menselijk zijn, zouden we het liefst alle lichamelijke pijn en zielskwelling uit ons leven bannen en onszelf verzekeren van voortdurend gemak, maar als we de deur naar verdriet en zorgen zouden sluiten, dan zouden we weleens onze grootste vrienden en weldoeners kunnen buitensluiten. Mensen kunnen door lijden heiligen worden, als zij geduld, lankmoedigheid en zelfbeheersing leren.’ (Leringen van kerkpresidenten: Spencer W. Kimball [2006], p. 17.)

Afdrukken