Bibliotheek
Les 43: Jakob 1–Jakob 2:11


Les 43

Jakob 1Jakob 2:11

Inleiding

Na de dood van Nephi was er onder de nieuwe koning sprake van dat het volk van Nephi ‘zich in zekere mate ging overgeven aan goddeloze praktijken’ (Jakob 1:15). Jakob en zijn broer Jozef waren door Nephi tot priester en leraar voor het volk gewijd. Zij arbeidden uit alle macht om het volk ertoe te bewegen zich te bekeren en tot Christus te komen. Jakob gaf gehoor aan Nephi’s gebod om heilige leringen, openbaringen en profetieën op de kleine platen op te tekenen.

Onderwijstips

Jakob 1:1–8

Jakob tekent heilige waarheden op en beijvert zich om anderen tot Jezus Christus te laten komen

Vraag de cursisten naar voorbeelden van titels van priesterschapsleiders. (Mogelijke antwoorden: profeten en apostelen, algemene autoriteiten, ringpresidenten, bisschoppen en quorumpresidenten.) Vraag enkele cursisten in het kort te vertellen hoe het priesterschapswerk door priesterschapleiders hen tot zegen is geweest.

Leg uit dat Nephi zijn jongere broers Jakob en Jozef tot priester en leraar voor het volk had gewijd (zie 2 Nephi 5:26; Jakob 1:18). Toen Nephi het einde van zijn leven voelde naderen, vertrouwde hij Jakob de platen met daarop de kroniek van hun volk toe.

Laat de cursisten Jakob 1:1–4 doorlezen. Vraag ze wat Nephi Jakob gebood op de platen bij te houden en waarom. (U kunt de cursisten in overweging geven om Nephi’s instructies aan Jakob te markeren.) Geef de cursisten voldoende tijd en laat een paar van hen de klas daarna over hun bevindingen vertellen.

Als ze er zelf niet mee komen, wijs de cursisten dan op de laatste zinsnede van Jakob 1:4 — ‘ter wille van ons volk’.

  • Wat betekent ‘ter wille van ons volk’? (Voor hun welzijn.)

Vraag een cursist Jakob 1:5–6 voor te lezen. Vraag de klas wat de Heer aan Jakob en Jozef openbaarde waardoor ze beter in staat waren hun volk te onderwijzen. (Merk ook hun ‘grote verlangen’ in verband met het welzijn van hun volk op.)

  • Wat openbaarde de Heer aan Jakob en Jozef? (Hij toonde hun wat de Nephieten in de toekomst zou overkomen en Hij maakte ze details bekend aangaande de komst van Christus.)

  • Wat hadden Jakob en Jozef aan die kennis bij hun onderricht aan het volk?

Zet de woorden ertoe bewegen op het bord. Laat de cursisten in Jakob 1:7–8 opzoeken waartoe Jakob en Jozef het volk wilden bewegen. (Laat ze hun bevindingen desgewenst markeren.) Vraag meerdere cursisten een van hun bevindingen op het bord te schrijven.

Laat de cursisten uit de lijst op het bord enkele zinsneden aanwijzen die ze nader toegelicht willen hebben. Vraag of andere cursisten die uitleg kunnen geven. In deze bespreking zijn de volgende definities wellicht nuttig:

‘Ingaan tot zijn rust’ — Ingaan tot de rust van de Heer betekent vrede en gemoedsrust ondervinden in dit leven en ‘de volheid van [Gods] heerlijkheid’ ontvangen in het leven hierna (LV 84:24).

‘Zich bezinnen op [Christus’] dood’ — Zich bezinnen op betekent onder meer aandachtig stilstaan bij. Toen Jakob schreef dat hij mensen ertoe wilde bewegen om in Christus te geloven en zich te ‘bezinnen op zijn dood’, bedoelde hij wellicht dat hij wilde dat ze aandachtig zouden stilstaan bij de verzoening van Jezus Christus, het belang ervan zouden beseffen en er een getuigenis van zouden krijgen.

‘Zijn kruis opnemen’ — Deze uitdrukking doelt op onze bereidheid om alle goddeloosheid en elke wereldse begeerte te verzaken en de geboden van de Heer te onderhouden (zie Bijbelvertaling van Joseph Smith, Matteüs 16:26; Lucas 9:23; 2 Nephi 9:18). Er wordt ook onze bereidheid mee bedoeld om te volharden en offers te brengen als we de Heiland volgen.

‘De smaad der wereld dragen’ — Deze uitdrukking betekent de geboden onderhouden ondanks de wereldse druk, hoon en weerstand die discipelen van Jezus Christus vaak ondervinden.

Laat de cursisten samenvatten wat zij uit Jakob 1:1–8 over de taken van priesterschapsleiders te weten zijn gekomen. Wijs de cursisten er daarbij op dat priesterschapsleiders ijverig arbeiden om ons te helpen tot Christus te komen. (U kunt dit beginsel eventueel op het bord zetten.)

  • In welke opzichten arbeiden onze priesterschapsleiders om ons te helpen tot Christus te komen?

Geef de cursisten een paar minuten de tijd om in hun Schriftendagboek over manieren te schrijven waarop profeten of andere priesterschapsleiders hen tot hulp zijn geweest op een of twee van de gebieden die ze in Jakob 1:7–8 hebben gevonden. Laat een aantal cursisten vertellen wat ze hebben opgeschreven. (Herinner ze eraan dat ze niet over dingen hoeven te praten die te persoonlijk zijn.)

Jakob 1:9–2:11

Jakob waarschuwt de mensen aangaande hun goddeloosheid

Moedig de cursisten aan om gedurende de rest van de les na te denken over de volgende vraag:

  • Waarom waarschuwen kerkleiders ons tegen zonde?

Jakob tekende op dat het volk na de dood van zijn broer Nephi er goddeloze praktijken op na begon te houden. Vraag de cursisten Jakob 1:15–16 door te lezen. Vraag ze op welke drie gebieden Jakob zich zorgen maakte. (Na de antwoorden van de cursisten kunt u de woorden onkuisheid, wereldsgezindheid en hoogmoed op het bord zetten.)

Laat de cursisten Jakob 1:17–19 doorlezen en opletten wat Jakob en Jozef deden om hun volk te helpen. Vraag ze naar hun bevindingen. Laat een cursist hun antwoorden op het bord schrijven.

  • Wat denk je dat een ‘opdracht van de Heer’ verkrijgen inhoudt? (Jakob 1:17). (Erachter komen wat de Heer van ons verlangt.)

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen: Vraag de klas te luisteren naar manieren waarop kerkleiders naar hun opdracht van de Heer zoeken als zij zich voorbereiden om tijdens de algemene conferentie te spreken:

Afbeelding
Ouderling Jeffrey R. Holland

‘Wellicht weet u al (en zo niet dan is het goed om te weten) dat ieder die in de conferentie spreekt bij hoge uitzondering een onderwerp krijgt toegewezen. De sprekers en spreeksters vasten en bidden, studeren en onderzoeken, schrijven en herschrijven, totdat zij er zeker van zijn dat hun onderwerp op dat moment is wat de Heer wil dat zij brengen, ongeacht persoonlijke wensen of voorkeuren. […] Ieder heeft geweend, ieder heeft zich zorgen gemaakt en ijverig de inspiratie van de Heer gezocht voor zijn of haar gedachten en uitingen.’ (‘Een banier der natiën’, Liahona, mei 2011, p. 111.)

  • Wat doen de sprekers en spreeksters voor de algemene conferentie om hun opdracht van de Heer te verkrijgen?

  • Waarom is het belangrijk om te begrijpen dat kerkleiders ernaar streven aan ons over te brengen wat de Heer ons wil laten weten? In hoeverre bepaalt dat besef mede onze ontvankelijkheid voor hun boodschap?

  • Welke verantwoordelijkheid droegen Jakob en Jozef volgens Jakob 1:19? (Zie erop toe dat de cursisten begrijpen dat priesterschapsleiders een door God gegeven verantwoordelijkheid hebben om het woord van God te verkondigen en tegen zonde te waarschuwen. U kunt deze waarheid eventueel op het bord zetten.)

  • Waarom is het een zegen dat onze ouders en kerkleiders ons waarschuwen voor zonde in onze houding en ons gedrag?

  • Met welke woorden beschreef Jakob hoe zij dienden te onderwijzen? Wat zou er gebeuren als zij hun verantwoordelijkheden niet nakwamen?

Vraag de cursisten hoe zij zich zouden voelen als zij, net als Jakob, leiding moesten geven en de inspiratie ontvingen om mensen wegens onkuisheid, wereldsgezindheid en hoogmoed tot bekering te roepen. Deel de klas op in koppels. Vraag de twee cursisten beurtelings verzen Jakob 2:1–3, 6–7, 10–11 aan elkaar voor te lezen. Laat ze op zinsneden letten waaruit Jakobs gevoelens blijken aangaande zijn taak om het volk tot bekering te roepen. Vraag diverse cursisten na verloop van tijd hun bevindingen aan de klas te vertellen.

  • Wat blijkt uit die zinsneden over Jakobs gevoelens om het volk tot bekering te roepen? (Zie erop toe dat de cursisten begrijpen dat Jakob die verantwoordelijkheid weliswaar zwaar vond, maar dat hij die toch op zich nam omdat hij zijn volk liefhad en Gods geboden wilde gehoorzamen.)

Laat de cursisten tot slot in hun Schriftendagboek schrijven over (1) wat kerkleiders hen recent hebben verteld en hoe ze dat kunnen toepassen, of (2) hoe ze het geleerde van vandaag kunnen toepassen in hun roeping in een klas- of quorumpresidium, in hun taak als huisonderwijzer of bij andere gelegenheden waarin ze leiding geven. (Zet deze instructies eventueel op het bord.) Spoor de cursisten aan om de raad van hun priesterschapsleiders op te volgen. Geef tot slot uw getuigenis van de beginselen die in deze les aan de orde kwamen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Jakob 1:18. ‘Tot priester en leraar […] gewijd’

President Joseph Fielding Smith heeft de betekenis van ‘priester en leraar’ in Jakob 1:18 toegelicht:

‘In de periode vanaf de tijd van Lehi tot aan de komst van de Heiland onder de Nephieten, officieerden zij met het gezag van het Melchizedeks priesterschap. Het is waar dat Nephi Jakob en Jozef tot priester en leraar over het land van de Nephieten had “gewijd”, maar […] in beide gevallen wordt niet verwezen naar het specifieke ambt in het priesterschap, maar naar een algemene opdracht om het volk te onderrichten, te leiden en aan te sporen.’ (Answers to Gospel Questions, samengesteld door Joseph Fielding Smith jr., 5 delen [1957–1966], deel 1, p. 124.)

Jakob 1:19. ‘Wij maakten ons ambt groot voor de Heer’

President Thomas S. Monson heeft uitgelegd wat het inhoudt om een roeping groot te maken:

‘Wat houdt het in om een roeping groot te maken? Het betekent dat onze roeping ons heilig is en van grote waarde, achtenswaardig en prijzenswaardig in de ogen van alle mensen, dusdanig dat zij wordt vergroot en aanzienlijk wordt, zodat het hemelse licht er voor anderen in wordt weerspiegeld.

‘En hoe maken we onze roeping dan groot? Gewoon, door het werk te verrichten dat van ons wordt verlangd. Een ouderling maakt zijn roeping van ouderling groot door te leren wat zijn taken zijn en die taken dan uit te voeren. En wat voor een ouderling geldt, geldt ook voor een diaken, een leraar, een priester, een bisschop en alle anderen die een ambt in het priesterschap dragen.’ (‘Oproep tot dienen’, Liahona, mei 2005, p. 54.)

Jakob 1:19; 2:2. ‘Bereid de zonden van het volk op ons eigen hoofd te laten neerkomen’

Mensen met een leidinggevende taak in de kerk dragen een grote verantwoordelijkheid. Jakob schreef dat leidinggevenden die het woord van God niet leren aan de mensen over wie zij zijn gesteld, deels de verantwoording voor hun zonden dragen. President John Taylor heeft tot de broeders van de priesterschap over de verantwoordelijkheid die Jakob beschreef het volgende gezegd:

‘Als u uw roeping niet grootmaakt, zal God u verantwoordelijk houden voor diegenen die u had kunnen redden als u uw plicht had vervuld.’ (Leringen van kerkpresidenten: John Taylor [2001], p. 164.)

President Hugh B. Brown van het Eerste Presidium merkte later over die verklaring van president Taylor op:

‘In die verklaring schuilt een uitdaging. Als ik door iets verkeerds te doen of iets goeds niet te doen kwijtraak wat ik in het hiernamaals had kunnen krijgen, zal ik zelf moeten lijden en mijn dierbaren ongetwijfeld met mij. Maar als ik faal in mijn roeping als bisschop, ringpresident, zendingspresident of algemeen autoriteit van de kerk — als een van ons nalaat te onderwijzen, te leiden en hen te helpen verlossen die onder onze leiding staan, zal de Heer ons verantwoordelijk houden als zij ten gevolge van ons falen verloren gaan.’ (Conference Report, oktober 1962, p. 84.)

Jakob 2:8. Het ‘woord Gods […] dat de verwonde ziel geneest’

Als nieuwe informatie verwarrend of verontrustend overkomt op evangelieleerlingen, kunnen zij beter bij God aankloppen voor antwoorden (Hij weet immers alles), dan gewoonweg op internet rond te neuzen of literatuur tegen de kerk te raadplegen. Als wij ons rechtstreeks tot God wenden met onze vragen, tonen we ons geloof in Hem en krijgen wij antwoorden door de Heilige Geest. We dienen ons ook tot de Schriften en de woorden van hedendaagse apostelen en profeten te wenden, die moeilijke vragen kunnen beantwoorden en wonden genezen. De volgende Schriftteksten geven aan waar we terechtkunnen en wat we moeten doen als we met prangende vragen of zorgen zitten:

Jakob 2:8 — het ‘woord Gods […] dat de verwonde ziel geneest.’

Jakobus 1:5–6 — ‘Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, […]; en zij zal hem gegeven worden. Maar hij moet bidden in geloof.’

Moroni 10:5 — ‘En door de macht van de Heilige Geest kunt gij de waarheid van alle dingen kennen.’

Afdrukken