‘Les 10: Dagelijkse routine’, EnglishConnect 1 voor beginners (2022)
‘Les 10’, EnglishConnect 1 voor beginners
Lesson 10
Daily Routines
Doel: Ik leer over iemands dagelijkse routine te praten.
Personal Study
Bereid je voor op de gespreksgroep door de activiteiten A t/m E te doen.
Study the Principle of Learning: You Are a Child of God
Je bent een kind van God
I am a child of God with eternal potential and purpose.
Ik ben een kind van God met een eeuwig potentieel en doel.
Je bent een dochter of zoon van God. Er is zoveel dat Hij je wil helpen leren. Hij wil je helpen om je eeuwige potentieel te bereiken. Dat lijkt soms onmogelijk. In de Bijbel lezen we over een jonge vrouw die Maria heette. Er verscheen een engel aan haar die zei dat zij de moeder zou worden van Jezus Christus, de Heiland van alle mensen. Zij zou de Zoon van God op aarde opvoeden als haar eigen zoon. Misschien voelde Maria zich overweldigd door wat onze hemelse Vader van haar verwachtte, maar de engel zei:
‘Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn’ (Lukas 1:37).
Met God wordt het onmogelijke mogelijk. Maria werd de moeder van de Zoon van God. Net als Maria wil God je helpen om je potentieel te bereiken en je levensdoel te verwezenlijken. Bid tot Hem en vraag Hem wat Hij van je verwacht. Volg de gedachten en gevoelens die je van zijn Geest ontvangt. Hij zal je leiden. Misschien moet je Engels leren om verder te kunnen studeren of om in het onderhoud van je gezin te voorzien. Vergeet niet: ‘Geen ding zal bij God onmogelijk zijn.’ Met Gods hulp kun je Engels leren. Met Gods hulp kun je je eeuwige potentieel bereiken.
Ponder
-
Wat denk je dat God van je verwacht?
-
Als God je aanmoedigt om dingen te doen die onmogelijk lijken, hoe kun je dan in geloof handelen?
Memorize Vocabulary
Leer de betekenis en uitspraak van elk woord voordat je naar de gespreksgroep gaat. Probeer tijdens je dagelijkse oefeningen woorden uit ‘Memorize Vocabulary’ te gebruiken.
daily routine |
dagelijkse routine |
Nouns
morning |
ochtend |
afternoon |
middag |
evening |
avond |
Verbs
brush my teeth/brushes his teeth |
mijn tanden poetsen/poetst zijn tanden |
clean the house/cleans the house |
het huis schoonmaken/maakt het huis schoon |
do my hair/does her hair |
mijn haar doen/doet haar haar |
exercise/exercises |
sporten/sport |
get dressed/gets dressed |
aankleden/kleedt zich aan |
get ready/gets ready |
zich klaarmaken/maakt zich klaar |
go to bed/goes to bed |
naar bed gaan/gaat naar bed |
go to school/goes to school |
naar school gaan/gaat naar school |
go to the store/goes to the store |
naar de winkel gaan/gaat naar de winkel |
go to work/goes to work |
naar mijn werk gaan/gaat naar zijn werk |
make breakfast/makes breakfast |
het ontbijt klaarmaken/maakt het ontbijt klaar |
make the bed/makes the bed |
het bed opmaken/maakt het bed op |
shave/shaves |
scheren/scheert |
take a shower/takes a shower |
onder de douche gaan/gaat onder de douche |
wake up/wakes up |
wakker worden/wordt wakker |
Practice Pattern 1
Oefen het gebruik van de patronen totdat je zelfverzekerd vragen kunt stellen en beantwoorden. Je kunt de onderstreepte woorden door woorden uit ‘Memorize Vocabulary’ vervangen.
Q: Do you (verb) in the (noun)?A: Yes, I (verb) in the (noun).
Examples
Q: Do you exercise in the morning?A: Yes, I exercise in the morning.
Q: Does he make breakfast in the morning?A: No, he makes the bed in the morning.
Q: Does she brush her teeth in the evening?A: Yes, she brushes her teeth in the evening.
Q: Do you go to the store in the morning?A: No, I go to the store in the afternoon.
Practice Pattern 2
Oefen het gebruik van de patronen totdat je zelfverzekerd vragen kunt stellen en beantwoorden. Probeer die patronen te herkennen als je dagelijks oefent.
Q: What do you do before you (verb)?A: Before I (verb), I (verb).
Examples
Q: What do you do before you make breakfast?A: Before I make breakfast, I exercise.
Q: What does he do after he gets ready?A: After he gets ready, he goes to the store.
Q: What does she do after she makes breakfast?A: She goes to work.
Use the Patterns
Noteer vier vragen die je aan iemand kunt stellen. Noteer een antwoord op elke vraag. Lees ze hardop voor.
Conversation Group
Activity 1: Practice the Patterns
(10–15 minutes)
Neem met een partner de woordenlijst door.
Oefen patroon 1 met een partner:
-
Oefen het stellen van vragen.
-
Oefen het beantwoorden van vragen.
-
Oefen een gesprek met gebruik van de patronen.
Herhaal dit voor patroon 2.
Activity 2: Create Your Own Sentences
(10–15 minutes)
Kijk naar de afbeeldingen. Stel en beantwoord vragen over elke afbeelding. Wissel elkaar af.
Example
-
A: Do you brush your teeth in the morning?
-
B: Yes, I brush my teeth in the morning.
-
A: What do you do after you brush your teeth?
-
B: After I brush my teeth, I get dressed.
Activity 3: Create Your Own Conversations
(15–20 minutes)
Part 1
Partner A is beroemd. Partner B interviewt de beroemdheid over zijn of haar dagelijkse routine. Zeg zoveel mogelijk. Wissel elkaar af.
Example
-
A: Do you make your bed in the morning?
-
B: No, I don’t make my bed in the morning.
Part 2
Kies drie familieleden. Stel en beantwoord vragen over de dagelijkse routine van elke persoon. Zeg zoveel mogelijk. Wissel elkaar af. Wissel van partner en oefen opnieuw.
Example
-
A: What does your sister do before she goes to work?
-
B: Before she goes to work, she does her hair.