Engels leren
Les 16: Eten


‘Les 16: Eten’, EnglishConnect 1 voor beginners (2022)

‘Les 16’, EnglishConnect 1 voor beginners

vader en zoon koken

Lesson 16

Food

Doel: Ik leer over maaltijden te praten en te vragen waarom iemand een bepaalde soort voedsel lekker vindt.

Personal Study

Bereid je voor op de gespreksgroep door de activiteiten A t/m E te doen.

pictogram a
Study the Principle of Learning: Take Responsibility

Verantwoordelijkheid nemen

I have the power to choose, and I am responsible for my own learning.

Ik kan mijn eigen keuzes maken en ik ben verantwoordelijk voor mijn eigen leerproces.

Jezus Christus heeft over een rijke man verteld die wat geld aan drie slaven gaf. De eerste twee slaven gebruikten het geld verstandig en verdubbelden het. De derde slaaf was bang. Hij verborg het geld zodat hij het niet zou kwijtraken. De rijke man was teleurgesteld in de derde slaaf, maar tevreden met de eerste twee. Hij zei tegen de twee slaven:

‘Goed gedaan, goede en trouwe slaaf, over weinig bent u trouw geweest, over veel zal ik u aanstellen; ga in, in de vreugde van uw heer’ (Mattheüs 25:21).

Denk aan de gaven die onze hemelse Vader je heeft gegeven. Misschien heb je de gave gekregen om goed te kunnen leren of om geduldig met anderen te zijn. Misschien heb je een groot geloof, of de moed om te spreken. Wees verantwoordelijk voor die gaven en ontwikkel ze. Bedenk hoe je ze kunt gebruiken om anderen te helpen. Je kunt er ook voor kiezen om nieuwe gaven te ontwikkelen. Je kunt naar gaven van de Geest streven door geloof in God te oefenen, ze te gebruiken en anderen te helpen. God zal je leiden als je ernaar streeft om je gaven te ontwikkelen.

Christus glimlacht

Ponder

  • Welke gaven heb jij?

  • Hoe kun je jouw gaven gebruiken om Engels te leren?

  • Hoe kunnen die gaven jouw vriend(inn)en in EnglishConnect helpen?

pictogram b
Memorize Vocabulary

Leer de betekenis en uitspraak van elk woord voordat je naar de gespreksgroep gaat. Probeer flashkaarten te gebruiken om nieuwe woorden uit het hoofd te leren. Je kunt papier of een app gebruiken.

food/foods

voedsel

eat/eats

eten/eet

Nouns 1

breakfast

ontbijt

lunch

lunch

dinner

avondmaaltijd

Nouns 2

fruit

fruit

apple/apples

appel/appels

vegetables

groenten

carrot/carrots

wortel/wortels

meat

vlees

chicken

kip

egg/eggs

ei/eieren

pork

varkensvlees

beans

bonen

bread

brood

rice

rijst

Adjectives

bland

flauw

delicious

heerlijk

sweet

zoet

pictogram c
Practice Pattern 1

Oefen het gebruik van de patronen totdat je zelfverzekerd vragen kunt stellen en beantwoorden. Je kunt de onderstreepte woorden door woorden uit ‘Memorize Vocabulary’ vervangen.

Q: What do you eat for (noun 1)?A: I eat (noun 2) for (noun 1).

Questions

patroon 1 vraag wat eet je voor zelfstandig naamwoord 1

Answers

patroon 1 antwoord ik eet zelfstandig naamwoord 2 voor zelfstandig naamwoord 1

Examples

vader maakt roerei

Q: What do you eat for breakfast?A: I eat eggs for breakfast.

bonen met rijst

Q: What do they eat for dinner?A: They eat rice and beans for dinner.

Q: What does he eat for lunch?A: He eats chicken, bread, and an apple for lunch.

pictogram d
Practice Pattern 2

Oefen het gebruik van de patronen totdat je zelfverzekerd vragen kunt stellen en beantwoorden. Probeer meer over de patronen in deze les te weten te komen. Je kunt een boek of website over grammatica raadplegen.

Q: What food do you like?A: I like (noun 2) because it’s (adjective).

Questions

patroon 2 vraag wat voor voedsel vind je lekker

Answers

patroon 2 antwoord ik hou van zelfstandig naamwoord 2 omdat het bijvoeglijk is

Examples

mama snijdt appels

Q: What food do you like?A: I like apples because they’re sweet.

vrouw kookt rijst

Q: What food doesn’t she like?A: She doesn’t like rice because it’s bland.

pictogram e
Use the Patterns

Noteer vier vragen die je aan iemand kunt stellen. Noteer een antwoord op elke vraag. Lees ze hardop voor.

Additional Activities

Doe de lesactiviteiten en toetsen online op englishconnect.org/learner/resources of in het EnglishConnect 1 Werkboek.

Act in Faith to Practice English Daily

Blijf dagelijks Engels oefenen. Gebruik je ‘Persoonlijke studietracker’. Bekijk je studiedoel en evalueer je leerinspanningen.

Conversation Group

Discuss the Principle of Learning: Take Responsibility

(20–30 minutes)

Christus glimlacht

pictogram 1
Activity 1: Practice the Patterns

(10–15 minutes)

Neem met een partner de woordenlijst door.

Oefen patroon 1 met een partner:

  • Oefen het stellen van vragen.

  • Oefen het beantwoorden van vragen.

  • Oefen een gesprek met gebruik van de patronen.

Herhaal dit voor patroon 2.

pictogram 2
Activity 2: Create Your Own Sentences

(10–15 minutes)

Kijk naar de afbeeldingen. Stel en beantwoord vragen over wat elke persoon voor ontbijt, lunch en de avondmaaltijd eet. Wissel elkaar af.

New Vocabulary

filling

zwaar/voedzaam

gross

vies

salty

zout

spicy

pittig

cheese

kaas

fish

vis

Example: Cary

vrouw met blond haar
  • Breakfast: fruit and bread

  • Lunch: chicken and vegetables

  • Dinner: fish

  • A: What does Cary eat for breakfast?

  • B: She eats fruit and bread for breakfast.

Image 1: Tim

glimlachende man bij een meer
  • Breakfast: eggs and bread

  • Lunch: chicken

  • Dinner: meat, vegetables, and bread

Image 2: Pele

man in gestreept shirt
  • Breakfast: cheese and bread

  • Lunch: beans and rice

  • Dinner: fish, rice, and fruit

Image 3: Mari

glimlachende vrouw
  • Breakfast: vegetables and rice

  • Lunch: pork, vegetables, and rice

  • Dinner: eggs, vegetables, and rice

pictogram 3
Activity 3: Create Your Own Conversations

(15–20 minutes)

Part 1

Stel en beantwoord vragen over wat jij en je familieleden voor ontbijt, lunch en de avondmaaltijd eten. Wissel elkaar af.

Example
bonen met rijst
  • A: What do you eat for lunch?

  • B: I eat rice and beans for lunch.

Part 2

Stel en beantwoord vragen over wat voor voedsel jij en je familieleden wel of niet lekker vinden. Zeg waarom. Wissel elkaar af.

Example
  • A: What food do you like?

  • B: I like carrots because they’re sweet. I like bread because it’s delicious.

  • A: What food don’t you like?

  • B: I don’t like cheese because it’s gross. I don’t like fish because it’s salty.

  • A: What food does your sister like?

  • B: She likes rice because it’s filling.

Evaluate

(5–10 minutes)

Evalueer je vooruitgang aan de hand van de doelen en je inspanningen om dagelijks Engels te oefenen.

Evaluate Your Progress

I can:

  • Name foods for breakfast, lunch, and dinner.

    Voedsel noemen voor het ontbijt, de lunch en de avondmaaltijd.

    neutraal gezicht, tevreden gezicht, blij gezicht
  • Talk about why I like or dislike certain foods.

    Bespreken waarom ik bepaald voedsel lekker of niet lekker vindt.

    neutraal gezicht, tevreden gezicht, blij gezicht
  • Ask why others like or dislike certain foods.

    Vragen waarom anderen bepaald voedsel lekker of niet lekker vinden.

    neutraal gezicht, tevreden gezicht, blij gezicht

Evaluate Your Efforts

Evalueer je inspanningen inzake:

  1. Het leerbeginsel bestuderen.

  2. De woorden uit het hoofd leren.

  3. De patronen oefenen.

  4. Dagelijks oefenen.

Een doel stellen. Overweeg de studiesuggesties in de ‘Persoonlijke studietracker’.

Bespreek je doel met een partner.

Act in Faith to Practice English Daily

‘God heeft ieder van ons een of meer bijzondere talenten gegeven. […] Het is aan ieder van ons te streven naar en voort te bouwen op de gaven die God heeft gegeven. We mogen niet vergeten dat ieder van ons naar Gods beeld is geschapen en dat er geen onbelangrijke mensen zijn. Iedereen is belangrijk voor God en zijn medemensen.’ (Marvin J. Ashton, ‘There Are Many Gifts’, Ensign, november 1987, 20.)