‘Les 22: Omgeving’, EnglishConnect 1 voor beginners (2022)
‘Les 22’, EnglishConnect 1 voor beginners
Lesson 22
Community
Doel: Ik leer iemand de weg te vragen en te wijzen.
Personal Study
Bereid je voor op de gespreksgroep door de activiteiten A t/m E te doen.
Study the Principle of Learning: You Are a Child of God
Je bent een kind van God
I am a child of God with eternal potential and purpose.
Ik ben een kind van God met een eeuwig potentieel en doel.
Bedenk wat je hebt geleerd over je identiteit als kind van God. Denk aan je relatie met Hem. Bedenk wat Hij je heeft geleerd over je doel en je potentieel. Denk aan ervaringen die je met Engels leren hebt gehad. In hoeverre heb je gemerkt dat Hij je helpt als jij het onmogelijke probeert te doen?
Je samenwerking met God om te leren heeft je voorbereid om anderen te helpen.
Jezus heeft gezegd: ‘Ik draag u op het licht van dit volk te zijn. […] Laat dan uw licht voor dit volk zo schijnen dat zij uw goede werken kunnen zien en uw Vader die in de hemel is, verheerlijken.’ (3 Nephi 12:14, 16).
Jij kunt zoveel licht uitstralen. Je kunt een voorbeeld zijn van de manier waarop God zijn kinderen kan helpen om te leren en vooruitgang te maken. Je kunt vertellen hoe God jou heeft geholpen om Engels te leren. Je kunt anderen bijbrengen dat ze met God kunnen samenwerken om hun potentieel te bereiken. Je kunt ze vertellen hoe jij deze uitspraak bent gaan geloven: ‘Ik ben een kind van God met een eeuwig potentieel en doel.’
Ponder
-
Hoe kun jij een licht voor de mensen om je heen zijn?
-
Hoe kun je je relatie met onze hemelse Vader verder ontwikkelen als je leert en groeit?
Memorize Vocabulary
Leer de betekenis en uitspraak van elk woord voordat je naar de gespreksgroep gaat. Probeer de nieuwe woorden in een gesprek te gebruiken of in een boodschap voor iemand die Engels begrijpt.
go |
gaan |
turn |
afslaan |
How do I get to … ? |
Hoe ga ik naar … ? |
Nouns
bank |
bank |
grocery store |
supermarkt |
restaurant |
restaurant |
store |
winkel |
train station |
treinstation |
First Street/1st Street |
Hoofdstraat |
Green Lane |
Groene Laan |
Adverbs
north |
noord |
south |
zuid |
east |
oost |
west |
west |
left |
links |
right |
rechts |
straight |
rechtdoor |
Prepositions
across from |
tegenover |
between |
tussen |
in front of |
voor |
next to |
naast |
Practice Pattern 1
Oefen het gebruik van de patronen totdat je zelfverzekerd vragen kunt stellen en beantwoorden. Je kunt de onderstreepte woorden door woorden uit ‘Memorize Vocabulary’ vervangen.
Q: Where is the (noun)?A: It’s next to the (noun).
Examples
Q: Where is the grocery store?A: It’s next to the bank.
Q: Where is the grocery store?A: It’s between the restaurant and the bank.
Practice Pattern 2
Oefen het gebruik van de patronen totdat je zelfverzekerd vragen kunt stellen en beantwoorden. Probeer de patronen in een gesprek met een vriend(in) te gebruiken. Je kunt praten of boodschappen versturen.
Q: How do I get to the (noun)?A: Go (adverb) on First Street.
Examples
Q: How do I get to the store?A: Go north. Turn right on First Street.
Q: How do I get to the train station?A: Go straight. Turn left on Green Lane. Turn right on B Street.
Use the Patterns
Noteer vier vragen die je aan iemand kunt stellen. Noteer een antwoord op elke vraag. Lees ze hardop voor.
Conversation Group
Activity 1: Practice the Patterns
(10–15 minutes)
Neem met een partner de woordenlijst door.
Oefen patroon 1 met een partner:
-
Oefen het stellen van vragen.
-
Oefen het beantwoorden van vragen.
-
Oefen een gesprek met gebruik van de patronen.
Herhaal dit voor patroon 2.
Activity 2: Create Your Own Sentences
(10–15 minutes)
Stel en beantwoord vragen over een stad of plaats die je kent. Zeg zoveel mogelijk. Wissel elkaar af.
New Vocabulary
bakery |
bakkerij |
bookstore |
boekwinkel |
church |
kerk |
library |
bibliotheek |
park |
park |
post office |
postkantoor |
school |
school |
Example
-
A: Where is the bank?
-
B: It’s next to the post office.
-
A: Where is the park?
-
B: It’s across from my house.
Activity 3: Create Your Own Conversations
(15–20 minutes)
Rollenspel. Kijk naar de plattegrond. Partner A kiest een startlocatie en een eindbestemming. Partner B geeft aanwijzingen. Wissel elkaar af.
Example
-
A: I’m at the grocery store. How do I get to the bank?
-
B: Go south on Main Street. Turn left on C Street. Then turn right on 1st Street. The bank is across from the train station.