Beginselen voor uw bediening
In mededogen de hand reiken
Als u het voorbeeld van mededogen van de Heiland volgt, zult u merken dat u voor anderen iets wezenlijks kunt betekenen.
Liahona, juli 2018
Mededogen is het besef dat iemand het zwaar heeft en het verlangen om de last te verzachten of verlichten. Een verbond om de Heiland te volgen is een verbond van mededogen om ‘elkaars lasten te dragen’ (Mosiah 18:8). De opdracht om over anderen te waken, is een kans om te dienen zoals de Heer dat zou doen: met ‘mededogen, iets goeds betekenend’ (vertaald naar KJV, Judas 1:22). De Heer heeft geboden: ‘bewijs goedertierenheid en barmhartigheid, eenieder aan zijn naaste’ (Zacharia 7:9).
Het mededogen van de Heiland
Mededogen was een drijvende kracht in de bediening van de Heiland (zie kader: ‘Het medeleven van de Heiland’). Vanuit mededogen voor zijn medemens heeft Hij talloze mensen in zijn omgeving de hand gereikt. Hij kende hun behoeften en verlangens, en daardoor kon Hij hen zegenen en onderwijzen op een manier die voor hen het meeste betekende. Het verlangen van de Heiland om ons boven ons lijden uit te tillen, heeft tot de ultieme daad van mededogen geleid: zijn verzoening voor de zonden en het lijden van de mensheid.
Als wij anderen dienen, kunnen we ernaar streven om zijn vermogen om in de behoeften van mensen te voorzien, te evenaren. Als wij een rechtschapen leven leiden en naar de ingevingen van de Geest luisteren, krijgen we inspiratie om iets voor anderen te betekenen.
Ons verbond van mededogen
Onze hemelse Vader wil dat zijn kinderen barmhartig zijn (zie 1 Korinthe 12:25–27). Om ware discipelen te worden, moeten we mededogen ontwikkelen en tonen, vooral jegens de behoeftigen (LV 52:40).
Als wij de naam van Jezus Christus door het doopverbond op ons nemen, getuigen wij dat we gewillig zijn om mededogen aan de dag te leggen. President Henry B. Eyring, tweede raadgever in het Eerste Presidium, heeft gezegd dat de gave van de Heilige Geest ons daarbij kan helpen: ‘Door een verbond bent u lid van de Kerk van Jezus Christus. […]
‘Daarom bent u geneigd uw hulp aan te bieden aan iemand die ondanks een smartelijke, moeilijke last voort wil gaan. U beloofde dat u de Heer zou helpen hun lasten licht te maken en ze te troosten. Toen u de gave van de Heilige Geest ontving, ontving u het vermogen om te helpen met het verlichten van die lasten.’1
Zo was er een zuster in Rusland die omwille van een moeilijke thuissituatie meer dan een jaar niet naar de kerk kon gaan. Een andere zuster in de gemeente zorgde elke zondag vol mededogen voor haar. Ze vertelde haar over de toespraken, de lessen, over zendingsoproepen, wie er een baby had gekregen, en ander nieuws uit de gemeente. Toen de problemen bij die zuster thuis waren opgelost, had ze dankzij die wekelijkse telefoontjes van haar vriendin het gevoel dat ze nog steeds bij de gemeente hoorde.