Leringen van kerkpresidenten
Onzelfzuchtige dienstbaarheid


Hoofdstuk 8

Onzelfzuchtige dienstbaarheid

Als we ons verliezen in dienstbaarheid aan anderen, vergroten we onze spiritualiteit en mate van geluk.

Uit het leven van Spencer W. Kimball

President Spencer W. Kimball moedigde de heiligen der laatste dagen aan om ‘eenvoudige daden van dienstbaarheid’ te doen die zowel anderen als henzelf tot zegen zijn.1 Hij zag vaak kansen om zelf ook dienstbaar te zijn, zoals uit het volgende relaas blijkt:

‘Een jonge moeder die een nachtvlucht had genomen was door slecht weer gestrand op de luchthaven in Chicago — zonder voedsel, schone kleding voor haar kind en zonder geld. Ze was (…) zwanger en er dreigde een miskraam, dus ze had opdracht van de arts om het kind alleen te dragen als dat absoluut nodig was. Uren stond ze in de ene rij na de andere, in een poging om een vlucht naar Michigan te krijgen. De terminal was vol luidruchtige, vermoeide, gefrustreerde, chagrijnige passagiers. En ze hoorde kritische opmerkingen over haar huilende kind en het feit dat ze bij het naar voren gaan van de rij haar kind met haar voet over de vloer schoof. Niemand bood aan om haar te helpen met het doorweekte, hongerige, vermoeide kind.

‘En toen,’ vertelde de vrouw later, ‘kwam er iemand vriendelijk glimlachend op ons af en zei: “Kan ik iets voor u doen?” Met een zucht van opluchting nam ik zijn aanbod aan. Hij tilde mijn snikkende dochtertje van de koude vloer en hield haar teder tegen zich aan terwijl hij haar zachtjes op de rug klopte. Hij vroeg of ze een stukje kauwgom mocht. Toen ze tot rust was gekomen, liep hij een eindje met haar in zijn armen en zei op vriendelijke toon tegen de anderen die voor mij in de rij stonden dat ik hun hulp nodig had. Daar leken ze het mee eens te zijn, en toen liep hij naar de balie [vooraan] en zorgde ervoor dat ik een plaats kreeg op een vlucht die kort daarop zou vertrekken. Hij liep met ons naar een bankje, waar we een tijdje met elkaar spraken totdat hij zich er van had overtuigd dat ik het verder wel zou redden. Toen ging hij weg. Ongeveer een week later zag ik een foto van apostel Spencer W. Kimball en herkende in hem de vreemde op de luchthaven.’2

Een aantal jaren later kreeg president Kimball een brief waarin onder meer het volgende te lezen was:

‘Geachte president Kimball,

‘Ik studeer aan de Brigham Young University. Ik ben net teruggekeerd van mijn zending in München, in West-Duitsland. Ik heb een fantastische zending achter de rug en heb veel geleerd. (…)

‘Vorige week werd er in de priesterschap een verhaal verteld over een goede daad die u ongeveer eenentwintig jaar geleden hebt verricht op de luchthaven in Chicago. Volgens het verhaal zag u een jonge, zwangere moeder met een (…) huilend kind (…), de wanhoop nabij, wachtend in een lange rij voor een ticketbalie. Er dreigde een miskraam en daarom kon ze haar kind niet optillen om haar te troosten. Ze had al vier miskramen gehad, wat des te meer reden was voor de opdracht van de arts om niets op te tillen en zich niet voorover te buigen.

‘U troostte het huilende kind en legde het probleem uit aan de andere passagiers in de rij. Door die goede daad viel de spanning en zorg van mijn moeder af. Een paar maanden later werd ik geboren in Flint, in de staat Michigan.

‘Ik dank u dat u zo vriendelijk was om dat te doen. Dankuwel voor uw goede voorbeeld!’3

Leringen van Spencer W. Kimball

Wij dienen het voorbeeld van de Heiland in onzelfzuchtige dienstbaarheid te volgen

[De Heiland] gaf zichzelf voor zijn volgelingen. (…) Hij was zich constant bewust dat Hij het goede moest doen en moest voorzien in de ware behoeften van hen die Hij diende.4

Hij zette zichzelf en zijn behoeften op de tweede plaats en diende anderen bovenmatig, onvermoeibaar, liefdevol en effectief. Zo veel problemen in de wereld komen voort uit zelfzucht en egocentrisme. Te veel mensen stellen harde eisen aan het leven en aan anderen om aan hun eigen eisen te kunnen voldoen.5

Hoe beter we begrijpen wat er werkelijk in Getsemane en op Golgota gebeurd is in het leven van Jezus van Nazaret, hoe beter wij in staat zijn om te begrijpen hoe belangrijk opoffering en onzelfzuchtigheid in ons eigen leven is.6

Als we in het voetspoor van [de Heiland] volgen, kunnen we in geloof leven in plaats van in angst. Als we dezelfde kijk op de mens kunnen krijgen als Hij, kunnen we ze liefhebben, dienen en de hand reiken in plaats van ons geïntimideerd en bedreigd te voelen door andere mensen.7

God voorziet vaak door kleine daden van dienstbaarheid in de behoeften van anderen

We moeten hen die wij dienen willen, helpen om zelf te weten te komen dat God hen niet alleen liefheeft, maar dat Hij altijd aan hen en hun behoeften denkt. (…)

God ziet ons en waakt over ons. Maar Hij komt meestal door een ander aan onze behoeften tegemoet. Daarom is het van essentieel belang dat wij elkaar in het koninkrijk dienen. De mensen in de kerk hebben elkaars kracht, steun en leiding nodig in een gemeenschap van gelovigen, een enclave van discipelen. In de Leer en Verbonden lezen we hoe belangrijk dat is: ‘(…) kom de zwakken te hulp, verhef de handen die slap neerhangen en sterk de knikkende knieën’ (LV 81:5). Maar al te vaak bestaat dienstbaarheid uit een eenvoudige bemoediging of hulp met alledaagse taken, maar wat een heerlijke gevolgen kunnen dagelijkse goede daden en onbeduidende, maar bewuste daden hebben! (…)

Als we ons concentreren op eenvoudige beginselen en eenvoudige goede daden, zien we dat organisatorische lijnen al gauw veel van hun belang verliezen. In het verleden zijn de organisatorische lijnen maar al te vaak muren geworden die ons ervan weerhouden hebben om mensen zo veel de hand te reiken als we zouden moeten. Als we ons minder druk maken over organisatorische of individuele erkenning, merken we ook dat we ons drukker maken over ons dienstbetoon aan die ene persoon die aan onze zorg is toevertrouwd. Bovendien merken we dat we ons minder druk maken om onze organisatorische identiteit en dat we ons drukker maken om onze ware, uiteindelijke identiteit als zoon of dochter van onze Vader in de hemel en dat we anderen helpen om datzelfde gevoel van identiteit te krijgen.8

Wij zouden onze talenten en vaardigheden moeten gebruiken om anderen te dienen

Niemand onder ons zou het zo druk mogen hebben met zijn formele kerktaken dat er geen tijd meer overblijft om stilletjes goede, christelijke daden te verrichten voor onze naasten.9

Het is makkelijk voor ons om in de oude, vaste programma’s te passen, de dingen te doen die van ons vereist worden, een bepaald aantal uren te investeren, zo vaak te zingen en zo vaak te bidden, maar bedenk dat de Heer heeft gezegd dat het een luie dienstknecht is die wacht tot hij in alles geboden moet worden [zie LV 58:26].10

‘Voorwaar, Ik zeg: De mensen dienen gedreven voor een goede zaak werkzaam te zijn en vele dingen uit eigen vrije wil te doen en veel gerechtigheid tot stand te brengen’ (LV 58:27).

Alle mensen hebben bijzondere krachten gekregen en moeten die binnen bepaalde beperkingen ontwikkelen, hun verbeelding uiten en zorgen dat ze niet alleen maar andere mensen nadoen. Ze moeten hun talenten en vaardigheden tot het uiterste ontwikkelen en ze gebruiken om het koninkrijk op te bouwen.11

Een kerklid dat dit graag aan anderen overlaat, heeft veel te verantwoorden. Velen zeggen: ‘Mijn vrouw doet het kerkwerk!’ Anderen zeggen: ‘Ik ben gewoon niet het godsdienstige type’, alsof het de meeste mensen geen moeite kost om anderen te dienen en hun plicht te doen. Maar God heeft ons talenten en tijd gegeven, zowel sluimerende vaardigheden als kansen om ze in zijn dienst te gebruiken en ontwikkelen. Daarom verwacht Hij veel van ons, zijn bevoorrechte kinderen.12

In het verhaal van de onvruchtbare vijgenboom (zie Matteüs 21:19) werd de onvruchtbare boom vervloekt. Wat is het een verlies voor de persoon zelf en de mensheid als de wijnrank niet groeit, de boom geen vrucht draagt, de ziel niet groeit door dienstbaarheid! Men moet leven, niet alleen maar bestaan: men moet doen, er niet alleen maar zijn; men moet groeien, niet alleen maar vegeteren. We moeten onze talenten inzetten voor het welzijn van onze medemens in plaats van ze te begraven in het graf van een egocentrisch leven.13

Sommigen vragen zich misschien af waarom we ons druk maken over eenvoudige dingen zoals dienstbaarheid aan anderen terwijl we in de wereld omringd worden door zulke grote problemen. Maar een van de voordelen van het evangelie van Jezus Christus is juist dat het ons een visie geeft op de mensen die zich op deze planeet bevinden, inclusief onszelf, zodat we kunnen inzien waar het werkelijk om draait en kunnen voorkomen dat we ons verliezen in een veelheid aan minder belangrijke zaken die wedijveren om de aandacht van de mens. (…)

Ik wil u adviseren om bij het kiezen van zaken waarbij u uw tijd, talenten en geld besteedt in dienstbaarheid aan anderen goed op te letten dat u goede doelen kiest. Er zijn zoveel goede doelen waar u zich volledig en vrijelijk voor in kunt zetten en die u en de mensen die u dient veel vreugde en geluk zullen verschaffen. Maar er zijn soms andere doelen die modieuzer lijken en veel lof toegezwaaid krijgen door de wereld, maar meestal zelfzuchtiger van aard zijn. Die doelen komen meestal voort uit wat de Schriften ‘de geboden van mensen’ [Matteüs 15:9] noemen in plaats van de geboden van God. Dergelijke doelen hebben enkele deugdzame en nuttige kanten, maar ze zijn niet zo belangrijk als de doelen die voortvloeien uit het onderhouden van Gods geboden.14

Jongeren bloeien op door kansen op zinvolle dienstbaarheid

We zouden er niet voor terug moeten deinzen om jongeren te vragen zich dienstbaar te maken tegenover hun medemens of iets op te offeren voor het koninkrijk. Onze jongeren hebben een diepgeworteld gevoel van idealisme en we hoeven niet bang te zijn om daar een beroep op te doen als we hen oproepen om hun medemens te dienen.15

Als we over misdaad lezen (…) en opmerken dat veel misdaden door jongeren worden gepleegd, vragen we ons dan wel eens af wat daarvan de oorzaak is, en wat de oplossing? In een grondig onderzoek kwam men erachter dat de meerderheid van de jongeren verantwoordelijkheid wil dragen en daarvan opbloeit.

‘Wat kunnen we doen?’ Vragen [de jongeren]. (…)

Doe boodschappen, doe vrijwilligerswerk in het ziekenhuis, help de buren (…), doe de afwas, maak de bedden op, serveer de maaltijd, leer naaien.

Lees goede boeken, repareer de meubels, maak iets dat nodig is in huis, doe de schoonmaak, strijk je kleren, hark de bladeren bij elkaar, maak de paden sneeuwvrij.

Wij willen (…) onze jongemannen voortdurend belangrijke kansen geven om hun ziel te ontwikkelen in dienstbaarheid. Jongemannen worden over het algemeen niet inactief omdat ze te veel belangrijke taken krijgen. Geen enkele jongeman die echt zelf heeft gezien dat het evangelie werkt in het leven van mensen zal zijn taken in het koninkrijk ongedaan laten.17

Ik hoop dat onze jongevrouwen van de kerk al vroeg in hun leven de gewoonte ontwikkelen om zich in te zetten voor christelijk dienstbetoon. Als we andere mensen helpen met hun problemen zien we onze eigen problemen in een ander perspectief. Wij moedigen de zusters van de kerk — jong en oud — aan om ‘gedreven […] werkzaam’ [LV 58:27] te zijn om in stilte goede daden te verrichten voor vrienden en buren. Elk evangeliebeginsel getuigt op zijn eigen manier van zijn eigen waarheid. En zo komt het dat goede daden niet alleen de ontvanger ten goede komen, maar ook de dader.18

Onzelfzuchtig dienstbetoon leidt tot een overvloedig leven

Dienstbetoon geeft dit leven een nieuwe dimensie en maakt deze periode, waarin we ons voorbereiden om in een betere wereld te leven, prettiger. Door anderen te dienen leren we hoe we moeten dienen. Als we ijverig werkzaam zijn in de dienst van anderen helpen wij hen niet alleen met onze daden, maar zetten we bovendien onze eigen problemen in een nieuw perspectief. Als we ons meer met anderen bezighouden is er minder tijd om ons druk te maken om onszelf! Als we ons bezighouden met het wonder van dienstbetoon, hebben we de belofte van Jezus dat als we ons erin verliezen, we onszelf vinden! [Zie Matteüs 10:39.]

We ‘vinden’ onszelf niet alleen omdat wij de goddelijke leiding in ons leven ervaren, maar hoe meer we onze medemens op gepaste wijze dienen, hoe meer inhoud onze ziel krijgt. Wij gaan als persoon meer betekenen als we andere mensen dienen. We krijgen meer inhoud als we andere mensen dienen. Het is dan echt makkelijker om onszelf te ‘vinden’ omdat er zo veel meer van ons te vinden is! (…)

Het overvloedige leven dat in de Schriften wordt genoemd [zie Johannes 10:10] is de geestelijke som die we krijgen door onze dienstbaarheid aan anderen te vermenigvuldigen en onze talenten te investeren in dienstbaarheid aan God en de mens. U herinnert zich vast wel dat Jezus heeft gezegd dat de wet en de profeten geheel gebaseerd zijn op de eerste twee geboden, en dat die twee geboden inhouden dat we onze liefde voor God, onszelf, onze naasten en alle mensen ontwikkelen [zie Matteüs 22:36–40]. Een leven waarin men die twee grote geboden niet onderhoudt en uitvoert, kan niet overvloedig zijn.

Als we door onze levenswijze niet dichter tot onze hemelse Vader en onze naasten komen, zullen we een enorme leegte in ons leven hebben. Ik vind het bijvoorbeeld beangstigend om te zien dat de levenswijze van zo veel mensen in deze tijd ertoe leidt dat zij zich afkeren van hun familie, vrienden en leeftijdgenoten in een zinloos najagen van plezier of materialisme. Maar al te vaak wordt de trouw aan het gezin, de gemeenschap en het land opzijgezet voor het najagen van andere belangen die onterecht als bron van geluk beschouwd worden terwijl het in feite zo vaak zelfzucht is die ertoe aanzet om twijfelachtige en vluchtige pleziertjes te hebben. Een van de verschillen tussen ware vreugde en louter plezier is dat bepaalde pleziertjes alleen maar tot stand komen ten koste van iemand anders. Maar vreugde komt voort uit onbaatzuchtigheid en dienstbaarheid; en ze baat mensen in plaats van ze te schaden.19

Ik ken iemand die driekwart eeuw lang alleen maar aan zichzelf heeft gedacht. (…) Hij heeft geprobeerd zijn leven voor zichzelf te houden en alle goede dingen van het leven te verzamelen voor zijn eigen ontwikkeling en plezier. Vreemd genoeg heeft hij zich door zijn leven voor zichzelf te houden (…) juist helemaal niet ontwikkeld, is hij zijn vrienden kwijtgeraakt en mijden zijn familieleden hem als een ouwe zeur.

En nu het leven geleidelijk uit hem wegebt, is hij nog steeds alleen — verlaten, verbitterd, ongeliefd en onbezongen. Vol zelfmedelijden denkt hij nog steeds alleen aan één persoon: zichzelf. Hij heeft geprobeerd zijn tijd, talenten en middelen alleen voor zichzelf te houden. Hij is het overvloedige leven misgelopen.

Aan de andere kant ken ik ook iemand die nog nooit aan zichzelf gedacht heeft. Zijn enige verlangen is altijd geweest om de mensen om hem heen te plezieren en beschermen. Geen taak was te zwaar, geen offer te groot om te brengen voor zijn medemens. Met zijn middelen bracht hij verlichting van lichamelijk lijden. Met zijn goede daden en attentheid gaf hij troost, opgewektheid en moed. Waar ook mensen in nood waren, was hij om de ontmoedigden op te vrolijken, de doden te begraven, de rouwenden te troosten en een vriend in nood te zijn. Zijn tijd, middelen en energie besteedde hij aan mensen die hulp nodig hadden. Door van zichzelf te geven heeft hij zich mentaal, fysiek en moreel ontwikkeld en is hij, nu hij op leeftijd is, een kracht ten goede, een voorbeeld en inspiratie voor velen. Hij heeft zich ontwikkeld en vooruitgang gemaakt tot hij alom geprezen, geliefd en gewaardeerd is. Hij heeft leven gegeven en heeft echt het overvloedige leven gevonden.20

Naarmate de tegenstellingen tussen de wereld en de wegen van God door omstandigheden groter worden, zal het geloof van de kerkleden steeds erger beproefd worden. Een van de belangrijkste dingen die we kunnen doen, is blijk geven van ons getuigenis door ons dienstbaar op te stellen. Want daardoor maken wij geestelijke groei door, vergroten wij onze toewijding en ons vermogen om de geboden te onderhouden. (…)

Er schuilt grote veiligheid in spiritualiteit en wij kunnen niet spiritueel zijn zonder dienstbaar te zijn!21

Als we waar geluk willen, dan moeten we onze energie gebruiken voor doeleinden die boven ons eigenbelang uitstijgen. Laten we onder gebed bedenken hoe we doeltreffend en liefdevol onze familieleden, naasten en medeleden kunnen dienen.22

Ideeën voor studie en bespreking

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. V–IX voor meer informatie.

  • Neem het verhaal op de pagina’s 89–91 door. Denk eens na wat de gevolgen van president Kimballs eenvoudige goede daad waren. Wat kunnen wij leren van de manier waarop hij zich dienstbaar maakte?

  • Hoe zou u de manier waarop de Heiland anderen diende, beschrijven? (Zie voor enkele voorbeelden p. 91.) Hoe kunnen wij zijn voorbeeld volgen?

  • Lees de tweede alinea op p. 92. Heeft God wel eens door middel van andere mensen in uw behoeften voorzien? Wat kunnen wij doen om zelf in de behoeften van andere mensen te voorzien?

  • Neem kort de pagina’s 92–94 door en let op belemmeringen die ons ervan kunnen weerhouden om onzelfzuchtig dienstbaar te zijn. Hoe kunnen wij die belemmeringen overwinnen?

  • President Kimball zegt dat jongeren kansen moeten krijgen om dienstbaar te zijn (pp. 94–95). Waarom? Wat kunnen ouders en kerkleiders doen om jongeren goede kansen daartoe te geven?

  • Wat zou het betekenen om een ‘overvloedig leven’ te hebben? (Zie voor enkele voorbeelden pp. 96–98.) Waarom leidt onzelfzuchtig dienstbetoon tot een overvloedig leven?

Relevante teksten: Matteüs 25:40; Jakobus 1:27; Mosiah 2:17; 4:14–16; LV 88:123

Noten

  1. Zie ‘Small Acts of Service’, Ensign, december 1974, p. 7.

  2. Spencer W. Kimball, onder redactie van Edward L. Kimball en Andrew E. Kimball jr. (1977), p. 334.

  3. Gordon B. Hinckley, ‘Do Ye Even So to Them’, Ensign, december 1991, p. 5.

  4. Notulen studiebijeenkomst voor regionale vertegenwoordigers, 30 maart 1979, archief van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, p. 3.

  5. ‘Jesus: The Perfect Leader’, Ensign, augustus 1979, p. 6.

  6. ‘The Abundant Life’, Ensign, juli 1978, p. 7.

  7. Ensign, juni 1978, pp. 5–6.

  8. Ensign, oktober 1974, pp. 4, 5, 7.

  9. Conference Report, april 1976, p. 71; of Ensign, mei 1976, p. 47.

  10. The Teachings of Spencer W. Kimball, onder redactie van Edward L. Kimball (1982), p. 257.

  11. ‘How to Evaluate Your Performance’, Improvement Era, oktober 1969, p. 16.

  12. The Miracle of Forgiveness (1969), p. 100.

  13. ‘President Kimball Speaks Out on Service to Others’, New Era, maart 1981, p. 49.

  14. Ensign, juli 1978, pp. 4–5.

  15. ‘President Kimball Speaks Out on Being a Missionary’, New Era, maart 1981, p. 48.

  16. Conference Report, oktober 1963, pp. 38–39; of Improvement Era, december 1963, p. 1073.

  17. Conference Report, april 1976, pp. 68–69; of Ensign, mei 1976, p. 45.

  18. ‘Privileges and Responsibilities of Sisters’, Ensign, november 1978, p. 104.

  19. Ensign, juli 1978, pp. 3–4.

  20. The Teachings of Spencer W. Kimball, pp. 250–251.

  21. Ensign, december 1974, p. 5.

  22. ‘Seek Learning, Even by Study and Also by Faith’, Ensign, september 1983, p. 6.