Samaritanen
Het bijbelse volk dat in Samaria woonde nadat het koninkrijk Israël door de koning van Assyrië was veroverd. De Samaritanen hadden gemengd bloed: gedeeltelijk Israëlitisch en gedeeltelijk bloed van andere volken. Hun godsdienst was ook een mengeling van joodse en heidense overtuigingen en gebruiken. Uit de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan in Lukas 10:25–37 blijkt de haat die de Joden jegens de Samaritanen hadden ontwikkeld, omdat die afvallig waren geworden van de godsdienst van Israël. De Heer droeg de apostelen op het evangelie aan de Samaritanen te brengen (Hand. 1:6–8). Filippus had succes met zijn prediking van Christus’ evangelie tot de Samaritanen en verrichtte veel wonderen onder hen (Hand. 8:5–39).