Doop en bevestiging zijn essentieel
In ons vierde geloofsartikel staat dat de eerste verordeningen van het evangelie van Jezus Christus zijn: ‘doop door onderdompeling tot vergeving van zonden’ en ‘handoplegging voor de gave van de Heilige Geest’. Jezus heeft duidelijk gemaakt dat de doop en bevestiging nodig zijn voor allen die Hem willen volgen en na dit leven naar onze hemelse Vader willen terugkeren. De doop is dus de poort naar het verbondspad dat leidt tot alle zegeningen die onze hemelse Vader voor ons in petto heeft. De doop is ook de poort naar ‘volmaakt in Christus’ worden (zie Moroni 10:32, 33) als we zijn evangelie ten volle omarmen.
Aan het begin van zijn bediening reisde Jezus van Galilea naar de rivier de Jordaan in Judea. Johannes de Doper riep de mensen daar op zich te bekeren en te laten dopen. Jezus wilde Zich door hem laten dopen, maar Johannes aarzelde omdat hij wist dat Jezus zondeloos was. De Heiland legde uit dat Hij zich moest laten dopen om ‘alle gerechtigheid te vervullen’ (Mattheüs 3:15) en gehoorzaam te zijn aan de geboden van onze hemelse Vader. Jezus Christus gaf ons dus het voorbeeld toen Hij het water inging en Johannes Hem doopte (zie 2 Nephi 31:5).Johannes ontving ook een persoonlijk getuigenis van die heilige gebeurtenis:
‘En nadat Jezus gedoopt was, kwam Hij meteen op uit het water; en zie, de hemelen werden voor Hem geopend, en Hij zag de Geest van God als een duif neerdalen en op Zich komen:
‘En zie, een stem uit de hemelen zei: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb’ (Mattheüs 3:16–17).
Later kwam de joodse leider Nicodemus ’s nachts naar Jezus toe. Hij zag in dat Jezus ‘van God gekomen [was] als leraar’ (Johannes 3:2), en hij wilde er meer over weten. Jezus legde hem uit dat zowel de doop als de Heilige Geest ontvangen door de bevestiging noodzakelijk zijn voor het heil:
‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan’ (Johannes 3:5).
Uit water geboren worden slaat op de doop. Uit Geest geboren worden slaat op de gave van de Heilige Geest ontvangen door de bevestiging. Deze verordeningen zijn heilig en we sluiten plechtige verbonden als we ze ontvangen. We beloven dat we gewillig zijn de naam van Jezus Christus op ons te nemen, Hem altijd indachtig te zijn en de geboden van God te onderhouden. Als we die beloften nakomen, tonen we ons geloof in Jezus Christus en onze bereidheid om Hem te volgen.
Na zijn opstanding beklemtoonde de Heiland opnieuw het belang van de doop. Hij zond de apostelen uit om zijn evangelie aan alle mensen te prediken en zei daarbij: ‘Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden’ (Markus 16:16).
Toen de Heiland zijn kerk door toedoen van de profeet Joseph Smith herstelde, bevestigde Hij wederom dat de doop nog steeds nodig is (Leer en Verbonden 22:4). Hij openbaarde ook de juiste wijze van dopen. Hij maakte duidelijk dat de doop door onderdompeling en met het juiste priesterschapsgezag verricht moet worden (Leer en Verbonden 20:73–74).
God heeft al zijn kinderen lief
Ieder mens is een kind van God. We zijn Hem allemaal dierbaar. Hij kent hen en Hij heeft hen lief. Hij heeft verklaard: ‘Want zie, dit is mijn werk en mijn heerlijkheid: de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen’ (Mozes 1:39). Hij heeft ervoor gezorgd dat al zijn kinderen na dit leven bij Hem kunnen terugkeren. Het evangelie van Jezus Christus voorziet daarin.
Veel mensen krijgen de kans om het evangelie aan te nemen en zich in dit leven te laten dopen. Maar hoe zit het met hen die sterven zonder ooit gedoopt te zijn of zelfs maar van Jezus gehoord te hebben? Hoe kunnen zij ook gered worden? God is ze niet vergeten!
De dood is niet het eind van ons leven, maar veeleer een stap op onze reis terug naar God. Wanneer we sterven, verlaat onze geest tijdelijk ons lichaam. We betreden dan de geestenwereld en voegen ons bij familieleden en anderen die ook zijn overleden. Daar bereiden we ons voor op die geweldige dag waarop we uit de dood opstaan en onze geest met een volmaakt lichaam wordt herenigd. Dan zijn we vrij van ziekte, kwalen en alle beperkingen en zwakheden waar we nu mee te maken hebben. In de geestenwereld krijgen zij die gestorven zijn zonder de kans om in dit leven het evangelie te leren kennen, onderricht over de Heiland en het heilsplan (1 Petrus 3:18–20; Leer en Verbonden 138:16–19).Ze kunnen het evangelie dan naar eigen keuze aannemen en zich bekeren.Maar ze kunnen zich daar niet laten dopen omdat ze geen lichaam hebben. Onze geliefde hemelse Vader heeft in een andere manier voorzien waarop ze de doop kunnen ontvangen.
In de tempel kunnen we ons laten dopen en bevestigen voor wie zonder die mogelijkheid zijn overleden. Met andere woorden, we vertegenwoordigen hen daarbij dan als plaatsvervanger. Ten behoeve van anderen verrichte verordeningen noemen we plaatsvervangende verordeningen. De apostel Paulus vertelde de Korinthiërs dat de doop voor de doden werd toegepast omdat alle mensen dankzij de verzoening van Jezus Christus uit de dood zullen opstaan (1 Korinthe 15:29, 55–57).
De leer van plaatsvervangende verordeningen heeft altijd deel uitgemaakt van het evangelie van Jezus Christus. In feite is zijn verzoening de grootste plaatsvervangende daad in de geschiedenis van de wereld. Met zijn zoenoffer heeft Hij voor alle mensen gedaan wat we niet voor onszelf kunnen doen. Dankzij Hem zullen alle mensen uit de dood opstaan. Iedereen krijgt het evangelie te horen en krijgt de kans om naar onze hemelse Ouders terug te keren.
Tempeldopen en -bevestigingen voor overledenen worden als liefdevolle gaven aangeboden. En omdat wij geloven dat het leven na de dood voortduurt, geloven wij ook dat de overledenen zich van de verordeningen bewust zijn. Zij kiezen dan zelf of ze die verordeningen wel of niet aannemen.
We kunnen anderen dienen in de tempel
Elke tempel heeft een doopruimte met een grote doopvont. De vont rust op de rug van twaalf gebeeldhouwde ossen die symbolisch voor de twaalf stammen van Israël staan. Deze traditie gaat terug naar de tempel van Salomo in het Oude Testament (zie 2 Kronieken 4:2–4). De ossen stellen ook de kracht en de macht van het evangelie van Jezus Christus voor.
Trouwe leden van de kerk kunnen vanaf januari van het jaar waarin ze 12 worden een tempelaanbeveling krijgen om zich te laten dopen en bevestigen. Om een tempelaanbeveling te krijgen, maak we een afspraak voor een ‘tempelaanbevelingsgesprek’ met onze bisschop of gemeentepresident. Dan kunnen we naar de tempel gaan om ons voor overledenen te laten dopen en bevestigen.
Net als bij onze eigen doop is er een afgescheiden kleedruimte waar we witte kleding aantrekken om dopen voor overledenen te doen. Na het dopen gaan we terug naar de kleedruimte om droge kleding aan te doen. Vervolgens gaan we naar een afzonderlijke bevestigingskamer in de doopruimte. Priesterschapsdragers leggen hun handen op ons hoofd en verlenen de gave van de Heilige Geest ten behoeve van de overledenen. Zodra deze verordeningen zijn verricht, kunnen zij zelf besluiten of ze die willen aanvaarden. Plaatsvervangende dopen en bevestigingen worden uitsluitend in de tempel verricht.
Wat bijzonder is: in de tempel kunnen we ons ook laten dopen voor onze eigen overleden familieleden. Als we onze familiegeschiedenis uitpluizen, vinden we informatie over onze voorouders. Naar de tempel gaan en ons voor hen laten dopen en bevestigen kan een geweldige en persoonlijke ervaring opleveren.
We kunnen dit werk doen voor ouders, grootouders, broers, zussen, tantes, ooms, neven, nichten en anderen. Deze liefdevolle daad kan familiebanden hechter maken. We kunnen een hechtere band met onze familieleden en ons dichter bij God voelen. Dat gevoel van ergens bij horen kan ons een doel, kracht en zelfvertrouwen geven. Het zal ons op talloze manieren tot zegen zijn. We kunnen Gods vrede en inzichten voor ons eigen leven vinden als we onze voorouders vinden en voor hen werk verrichten. We gaan de Heiland beter begrijpen en leren kennen als we ook voor anderen doen wat zij zelf niet kunnen.
Een bijzondere belofte
Ouderling David A. Bednar heeft gezegd: ‘Ik moedig jullie aan om je voorouders beter te kennen, naar ze op zoek te gaan en je voor te bereiden om je plaatsvervangend in het huis des Heren te laten dopen voor jouw overleden familieleden. […] Als je met geloof op deze uitnodiging ingaat, zal je hart zich tot de vaderen wenden. De beloften aan Abraham, Izak en Jakob zullen in je hart worden geplant. […] Je liefde en dankbaarheid voor je voorouders zullen toenemen. Je getuigenis van de Heiland zal sterker worden en je bekering tot Hem zal blijvender zijn. En ik beloof je dat je beschermd zult worden tegen de toenemende invloed van de tegenstander. Als je met je hart betrokken raakt bij dit heilige werk, zul je […] je hele leven bescherming genieten.’ (‘Het hart der kinderen zal zich wenden’, Liahona, november 2011, 26–27.)