Bibliotheek
Van God gekomen als leraar


Van God gekomen als leraar

Een avond met ouderling M. Russell Ballard

Toespraak tot medewerkers van de kerkelijke onderwijsinstellingen • 26 februari 2016 • Salt Laketabernakel

Geliefde broeders en zusters, ik ben dankbaar dat ik hier vanavond bij u kan zijn. Ik wil in het bijzonder mijn dank uitspreken jegens alle leerkrachten en hun echtgenotes, en allen die de leerkrachten steun bieden. Ik heb een schoonzoon die ochtendseminarieleerkracht is. Ik weet dus ongeveer wel wat een opoffering en toewijding het vergt om in het seminarie les te geven. Bovendien zie ik hoeveel invloed seminarieleerkrachten op de opkomende generatie, waaronder mijn kleinkinderen, hebben. Moge God u zegenen voor alles wat u doet.

Vorig jaar augustus sprak ik tot u over de noodzaak om ons goed van de zware taak te kwijten die op ons rust. We moeten de volgende generatie intenser en krachtiger onderwijzen dan ooit tevoren. En dat betekent dat we beter ons best moeten doen dan ooit tevoren.

Toen ik nadacht over deze opdracht van de Heer en over de mogelijkheid om vandaag enkele woorden tot u te spreken, kwam het verhaal over Nicodemus in mij op die ’s nachts naar de Heiland ging, zoals we kunnen lezen in het derde hoofdstuk van Johannes. Nicodemus sprak: ‘Rabbi, wij weten dat U van God gekomen bent als leraar, want niemand kan deze  tekenen  doen die U doet,  als God niet met hem is.’1

Die uitspraak legt niet alleen uit wie Jezus is — een leraar van God gekomen — maar ook wat leraars doen die van God komen: zij verrichten wonderen in het leven van wie ze onderwijzen omdat God met hen is.

Ik ken een lerares voor wie dit geldt. Vanavond wil ik u een gelijkenis vertellen over haar. Het verhaal heet ‘De gelijkenis van de kinderkamerleidster’.

Een zekere zuster werd geroepen als kinderkamerleidster van haar wijk. Ze had een universitaire opleiding genoten en ze had talrijke ideeën voor activiteiten en knutselwerkjes voor de kinderen. Ze besloot het ideaal van de volmaakte kinderkamer na te streven.

Weken later was deze zuster ontmoedigd. De kinderkamer was een zware last. Ze zag er tegenop om bij de kinderen te zijn. Ondanks haar plannen waren de kinderen elke week lastig, ze huilden en negeerden haar. Niets hielp. Elke week kwam ze huilend thuis.

Vol frustratie riep ze uit: ‘Ik heb mijn best gedaan! Ik zou niet weten wat ik nog meer kan doen!’

Toen kwam er een gedachte in haar op: vraag aan je hemelse Vader wat je moet doen. Ze droogde haar tranen en knielde neer in gebed. Ze bad over de kinderkamer, haar verwachtingen, haar frustratie en haar teleurstelling. Ze bad om hulp en leiding.

Haar hemelse Vader verhoorde haar gebed. Ze kreeg de duidelijke ingeving: je lessen draaien om jou. Concentreer je meer op de kinderen; leer ze kennen en liefhebben.

Dat was goede raad, een goede boodschap, maar een harde les. Deze zuster wist dat ze zich diende te bekeren. Ze had een nieuwe houding en een nieuwe aanpak nodig. Ze ging in gebed en bestudeerde de Schriften om inspiratie op te doen.

Toen deze leerkracht de volgende zondag naar de kinderkamer ging, was ze niet bang. Ze vertrouwde op de Heer. Ze verwelkomde de kinderen bij deur, hurkte neer en begroette hen persoonlijk. Ze praatte over hun familie, hun lievelingsvoedsel en nog veel meer. Ze zong liedjes en las verhaaltjes voor. Sommige kinderen huilden en waren lastig, maar die week heerste er een andere sfeer in de kinderkamer. En na afloop was deze zuster uitgeput maar niet verdrietig.

Stukje bij beetje veranderden haar gevoelens voor de kinderen, naarmate ze hen beter leerde kennen. De kinderkamerleidster begon uit te kijken naar de zondag. Ze was enthousiast en blij om bij haar kinderen te zijn. Ze vond ze geweldig.

Toen kreeg ze de volgende ingeving. Ze nam een fototoestel mee naar de kinderkamer en nam een foto van elk kind. Ze nam een prikbord mee, bevestigde elke foto op het prikbord en nam dat elke week mee naar de kinderkamer. De kinderen vonden het geweldig om hun foto te zien. Ze voelden zich niet alleen belangrijk, ze voelden zich geliefd.

Na een tijdje gebruikte de kinderkamerleidster haar activiteiten en projecten om de kinderen te onderwijzen. De kinderen vonden het geweldig. Ze vonden de kinderkamer zelfs zo leuk dat ze er na de avondmaalsdienst naartoe renden. De kinderen waren graag in de kinderkamer. Ze hielden van de kinderkamerleidster en zij hield van hen.

We kunnen veel leren uit deze gelijkenis. Het belangrijkste is geloof in onze hemelse Vader en in zijn Zoon, Jezus Christus. Dankzij haar geloof knielde ze in gebed neer, geloof bracht haar tot bekering en geloof hielp haar vooruit zonder precies te weten wat ze moest doen. Geloof is het eerste beginsel.

Het tweede is hoop. De kinderkamer kan moeilijk zijn voor kleine kinderen. Ze kunnen zich angstig voelen, of alleen, of zelfs verlaten. Ze kunnen zich afvragen hoe ze eraan kunnen ontsnappen. De kinderkamerleidster had met dezelfde gevoelens gekampt, maar ze had ze overwonnen en ze wist dat Christus hoop geeft. Haar hoop was ‘levendig’, ‘helder’ en ‘stralend’ en de kinderen konden dat voelen.

Het derde beginsel is nederigheid. Hoogmoed en vertrouwen op de arm van het vlees zijn beroepsrisico’s van leerkrachten. Nederigheid — onderwijsbaar zijn — is het grote tegengif voor hoogmoed. De kinderkamerleidster handelde met geloof in Christus en vernederde zichzelf voor haar Hemelse Vader. Hij verlichtte haar gemoed en zegende haar met wijsheid door de macht van de Heilige Geest.

Het vierde beginsel is naastenliefde — de reine liefde van Christus. In het begin was het niet gemakkelijk om van de kinderen te houden. Maar de kinderkamerleidster had geloof in Christus. Daarom besloot ze die kinderen nederig en met hoop op Hem lief te hebben. God zegende haar met de reine liefde van Christus en de kinderen konden dat voelen. Zo smeedde deze kinderkamerleidster banden van naastenliefde met deze kinderen. Deze banden werden een kanaal waarlangs onderricht, aanmoediging en hoop konden passeren.

Broeders en zusters, ik bid dat God ons mag zegenen, dat ieder van ons, ongeacht waar we onderwijzen, met meer toewijding, moed en geduld dan ooit mag handelen naar deze beginselen van geloof, hoop, nederigheid en naastenliefde. Als we dat doen, zal de genade van Christus op ons rusten, zodat we van God gekomen leraars zullen worden en wonderen verrichten in het leven van onze leerlingen. Daarvan getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.

Afdrukken