Conferentie voor medewerkers van de kerkelijke onderwijsinstellingen
En ​Jezus​ zei tegen hen: Ik ben het Brood des levens


32:50

En ​Jezus​ zei tegen hen: Ik ben het Brood des levens

Een avond met ouderling Gerrit W. Gong

Toespraak tot medewerkers van de kerkelijke onderwijsinstellingen • 17 februari 2017 • Salt Laketabernakel

Geliefde broeders en zusters, het is mij een genoegen om vanavond bij u te zijn. Dank u voor uw vele bemoedigende, liefdevolle boodschappen. Ik bid dat we vanavond door over Christus te spreken, ons in Christus te verheugen1 en van Christus te leren, dichter tot Hem zullen komen.

Familieleden en huwelijkspartners, ik vind het een eer om bij u te zijn. Als huwelijkspartner geeft u smaak aan ons leven. U brengt kleur in ons leven. U staat vroeg op, u wacht op ons en hebt geloof bij elke voetstap. Dank u voor wie u bent en wat u doet.

Ik heb de opdracht om aan deze avond met een algemeen autoriteit deel te nemen in een brief ontvangen. De brief was door president Thomas  S. Monson, president Henry  B. Eyring en president Dieter  F. Uchtdorf ondertekend. Ik kon de liefde van het Eerste Presidium voor u voelen. Het was hun gebed dat de Heer ons vanavond zou zegenen en inspireren.

Toen ik deze taak kreeg toegewezen heb ik ouderling Kim B. Clark en broeder Chad Webb gevraagd om me wat meer over u — de seminarie- en instituutsleerkrachten, zendelingen en CES-medewerkers wereldwijd — te vertellen.

Ik kwam te weten dat 45.731 seminarie- en instituutsleerkrachten en -zendelingen in 133 landen lesgeven: 34.527 van u wonen buiten de Verenigde Staten; 11.204 in de VS. Samen dient u 20.807.605 uur per jaar. Dank u!

Ik ontdekte dat onze 2.878 seminarie- en instituutsmedewerkers in 129 landen werken: 1.849 van u in de Verenigde Staten en 1.029 buiten de VS. U dient overal: van A (Albanië) tot Z (Zambia) en alles daar tussenin Botswana, Bulgarije, Hongarije, Litouwen en Mozambique enzovoort. Dank u!

Sommigen onder u geven al vele jaren les. Zuster Enid May in British Columbia (Canada) bijvoorbeeld is onlangs na 35 jaar als seminarieleerkracht ontheven. Zuster May heeft negen van haar tien kinderen, twee van haar kleinkinderen en haar huidige bisschop onderwezen. Ze zegt dat ze elk schooljaar bad dat haar auto het niet zou begeven. Toen zuster May voor haar allerlaatste seminarieles de oprit afreed, gaf de versnellingsbak van haar auto uiteindelijk toch de geest.

Anderen onder u beginnen net met lesgeven. Zuster Jang Dongran in Zuid-Korea en zuster Johanna Mercader in de Dominicaanse Republiek waren nog maar zes weken lid van de kerk toen ze dit jaar begonnen lesgeven.

Zuster Margaret Masai in Kenia was nog maar een paar weken lid van de kerk toen ze seminarie begon te geven. Zuster Masai zegt bescheiden dat haar cursisten, onder wie er velen in de kerk geboren zijn, haar de afgelopen zeventien jaar een evangeliefundament gegeven hebben.

U onderwijst en dient in elk klimaat en in alle omstandigheden. U hebt cursisten met een uiteenlopende achtergrond, in grote en kleine klassen.

Broeder Benjamin Hadfield geeft les in North Pole (Alaska, VS). En Zuster Lorena Tossen geeft les in Ushuaia (Argentinië), nabij de Zuidpool.

Op woensdag onderwijst broeder Jared Halverson in het instituut aan de Salt Lake University bijna vierhonderd cursisten. Ik heb broeder Halverson gevraagd hoe hij dat klaarspeelt. Hij zei: ‘Ik onderwijs ze als groep, maar sms ze één op één.’

In Polen staat zuster Dagmara Martyniuk, een jonge alleenstaande, vroeg op om in een bakkerij te werken en ’s avonds geeft ze instituut.

De seminarieles van zuster Myra Flores-Aguilar in (Honduras) begint om vijf uur ’s ochtends. En de instituutsles van broeder Reuben Adrover in San Juan (Argentinië) begint om tien uur ’s avonds.

U geeft ook les in Mexico, Kiribati, Fiji, Tonga en Samoa.

Dankzij u bestuderen meer jongeren en jongvolwassenen de Schriften en de woorden van de hedendaagse profeten dan ooit tevoren.

Dankzij u leren meer jongeren geestelijke kennis verkrijgen en hun eigen vragen beantwoorden door begrip van de leer.

En dankzij u brengen hoeksteencursussen in de scholen en instituten van de kerk cursisten dichter tot Jezus Christus, de belangrijkste hoeksteen.

We bewonderen u nogmaals voor wie u bent en wat u doet. Waar u ook bent en wat uw omstandigheden ook zijn, dank u dat u vanavond met een open hart en geest vergaderd bent of dat nu alleen, met zijn tweeën of meer in zijn naam is.2

Op zekere dag landden president Boyd  K. Packer en ik na een lange reis in Salt Lake City (Utah, VS). Vol verwachting zei president Packer: ‘Gerrit, mijn vrouw, Donna, zet op dit moment het brood in de oven. Het zal vers en warm zijn als ik thuiskom.’

Kunt u zich heerlijk brood inbeelden? Kunt u het ruiken vers en warm? Kunt u het proeven misschien een beetje zoet, of een beetje zout?

Brood is universeel hoofdvoedsel. In alle tijden en omstandigheden hebben mensen brood gegeten. Natuurlijk ziet brood er overal een beetje anders uit, bevat het andere ingrediënten en heet het ook anders.

Omdat iedereen weet wat brood is en het nodig heeft, heeft de Heiland gezegd: ‘Ik ben het Brood des levens.’3

Net als Adam en Eva eten we in deze wereld brood tussen doornen en distels en in het zweet van ons gezicht. Morele keuzevrijheid brengt echte keuzes met zich mee. Geestelijke groei is het gevolg van echte beproevingen. Maar de Heiland laat ons niet aan de beperkingen en schaarste van de wereld over. De Heiland zegent ons met manna, dagelijks brood, zijn avondmaalsbelofte dat we leven, hoop en vreugde in overvloed mogen hebben.4

De Heer heeft gezegd:

‘Ik, de Heer, heb de hemelen uitgespannen en de aarde gebouwd, waarlijk het werk van mijn handen; en alle dingen erin zijn van Mij.

‘En het is mijn bedoeling voor mijn heiligen te zorgen. […]

‘Want de aarde is vol, en er is meer dan genoeg.’5

Met andere woorden: zijn wereld is geen wereld van beperkingen en schaarste. Zijn wereld is een wereld van broden en vissen.

Weet u nog dat de Heiland een menigte met een paar broden en vissen voedde? Laten we deze video bekijken en ons inbeelden dat we erbij zijn.

[Video]

Jezus: ‘Zie de menigte.’

Discipel 1: ‘Deze plaats is eenzaam en de tijd is nu verstreken; stuur de menigte weg, zodat zij naar de dorpen kunnen gaan om voor zichzelf voedsel te kopen. Zij hebben niets te eten.’

Jezus: ‘Geeft u hun te eten.’

Discipel 2: ‘Moeten wij voor tweehonderd penningen brood gaan kopen en hun te eten geven?’

Jezus: ‘Hoeveel broden hebt u?’

Discipel 1: ‘Vijf, en twee vissen.’

Jezus: ‘Breng ze hier bij Mij. Laat hen gaan zitten in groepen, elk van vijftig, opdat zij kunnen eten. […] O Vader, Heer van hemel en aarde, Ik dank U voor uw overvloedige gaven. Amen.’6

[Einde video]

De wonderbare spijziging van vijfduizend man wordt in de vier evangeliën beschreven.7 In twee evangeliën wordt ook een andere wonderbare spijziging van vierduizend man beschreven.8 Die grote aantallen waren alleen de mannen, de vrouwen en kinderen niet meegeteld.9

Als we de Schriften in detail bestuderen, halen we er meer uit. Daarom heb ik onlangs het verslag van de wonderbare spijziging van vijfduizend man uit de evangeliën van Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes, inclusief voetnoten, tot één Schriftuurlijk verhaal samengevoegd.

Laten we bidden dat de Heilige Geest ons verstand mag verlichten terwijl we dit voorbeeld van de Heiland onder de loep nemen.

Ik hoop dat wij, ons gezin en onze cursisten dichter tot de Heiland zullen komen door meer begrip van zijn bediening te ontwikkelen.

Dit is mijn samengestelde passage:

‘En de ​apostelen​ kwamen weer samen bij ​Jezus​ en berichtten Hem alles wat zij gedaan en wat zij onderwezen hadden.

‘En Hij zei tegen hen: Komt u zelf mee naar een eenzame plaats, alleen, en rust wat uit; want er waren er velen die kwamen en die gingen, en zij hadden zelfs geen gelegenheid om te eten. […]

‘En de menigten zagen hen weggaan, en velen herkenden Hem en gingen uit alle steden gezamenlijk te voet daarnaartoe; en zij kwamen er vóór hen aan en gingen samen naar Hem toe.

‘En toen ​Jezus​ uit het schip ging, zag Hij een grote menigte en was innerlijk met ontferming bewogen over hen, want zij waren als schapen die geen ​herder​ hebben.’10

‘Hij ontving hen en sprak tot hen over het Koninkrijk van God; en hen die genezing nodig hadden, maakte Hij gezond.’11

‘Toen het avond werd, kwamen Zijn discipelen naar Hem toe en zeiden: Deze plaats is eenzaam en de tijd is nu verstreken; stuur de menigte weg,’12 ‘opdat zij naar de omliggende gehuchten en dorpen kunnen gaan en broden voor zichzelf kopen, want zij hebben niets te eten.’13

‘Jezus​ zei echter tegen hen: Het is niet nodig dat zij weggaan, geeft u hun te eten.’14

‘En zij zeiden tegen Hem: Moeten wij voor tweehonderd penningen brood gaan kopen en hun te eten geven?’15

‘Een van Zijn discipelen, Andreas, de broer van Simon ​Petrus​, zei tegen Hem:

‘Hier is een jongetje dat vijf gerstebroden en twee visjes heeft, maar wat betekenen die voor zovelen?’16

‘Hij zei: Breng ze hier bij Mij.’17

‘En Hij droeg hun op om allen in groepen te laten gaan zitten in het groene gras.’18 ‘En zij gingen zitten in groepen van honderd en van vijftig.’19 ‘En zij gingen zitten in groepen van honderd en van vijftig.’20

‘En nadat Hij de vijf broden en de twee vissen genomen had, keek Hij op naar de hemel, en Hij zegende ze, en brak ze,’21 ‘en nadat Hij gedankt had,’22 ‘gaf Hij de broden aan de discipelen, en de discipelen gaven ze aan de menigte.’23 ‘En de twee vissen verdeelde Hij onder allen’24 ‘zoveel zij wilden’.25

‘En zij aten allen’26 ‘en werden allen verzadigd’.27

‘En toen zij verzadigd waren, zei Hij tegen Zijn discipelen: Verzamel de overgebleven stukken, zodat er niets verloren gaat.’28

‘En ze raapten het overschot van de stukken brood op’29 ‘en vulden twaalf manden met stukken van de vijf gerstebroden’30 ‘en wat over was van de vissen’31 ‘die overgebleven waren bij hen die gegeten hadden.’32

‘Zij die gegeten hadden, waren ongeveer vijfduizend mannen, de vrouwen en de ​kinderen​ niet meegeteld.’33

‘En toen Hij afscheid van hen genomen had, ging Hij naar de berg om te ​bidden.’34

‘Toen de mensen dan het teken dat ​Jezus​ gedaan had, gezien hadden, zeiden zij: Híj is werkelijk de ​Profeet​, Die in de wereld komen zou.’35

Wat hebt u opgemerkt, of gevoeld of geleerd terwijl Jezus ons allen met vijf broden en twee visjes voedde? Waren de broden als manna — wit als korianderzaad en zoet als honing?36 En hoe voedden en —verzadigden— de twee visjes ons allen?

Ik noem negen punten die ik opgemerkt en gevoeld heb. Misschien stellen ze ons in staat de Heiland beter te begrijpen, brengen ons dichter tot Hem en motiveren ons om meer zoals Hij te worden.

Punt 1: De Heiland was met ontferming bewogen.

Veel wonderen van de Heiland zijn het gevolg van zijn begrip en mededogen. Hij kent ons hart en onze omstandigheden. Hij is vol mededogen voor onze dromen en onze pijnen, onze verlangens en behoeften.

Het was een verschrikkelijke tijd. Men had Johannes de Doper onthoofd en zijn hoofd op een schotel gebracht — de belofte van een waardeloze koning aan de dansende dochter van een rancuneuze moeder. De Heiland en zijn discipelen waren naar een afgelegen plek gegaan om te rusten. Maar hoe voelde de Heiland Zich toen Hij de menigte zag? Hij ‘was innerlijk met ontferming bewogen over hen’.37 Hij ontving hen. Hij onderwees hen. Hij genas hen. En op een erg praktische manier wist Hij dat ze niets te eten hadden.38

De Heiland handelde tijdens zijn bediening uit mededogen mededogen voor de melaatse,39 mededogen voor de jongen die van een onreine geest bezeten was,40 mededogen voor de weduwe wier enige zoon overleden was.41 De Heiland leert ons om het voorbeeld van de barmhartige Samaritaan te volgen die mededogen had met de man die halfdood achtergelaten was.42

Ook de vader van de verloren zoon was met ontferming bewogen en snelde zijn zoon tegemoet ‘toen hij nog ver van hem verwijderd was’.43 Van brood gesproken: nadat de verloren zoon ‘tot zichzelf gekomen was’, beseft hij: ‘Hoeveel dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed en ik kom om van honger.’44

De Heiland begon met mededogen. Hij eindigde met vriendelijkheid.

Volgens de evangeliën stuurde Jezus de menigte weg nadat Hij hen gevoed had. Maar uit de Griekse tekst blijkt dat Hij hen niet gewoon wegstuurde; Hij nam afscheid van hen.45 Kunt u Jezus met mededogen afscheid zien nemen nadat Hij de mensen gevoed had?

Punt 2: De Heiland begon met wat ze hadden.

De Heiland wilde de menigte voeden en vroeg zijn discipelen wat ze hadden. Hij is de Schepper van de wereld, de Heer van hemel en aarde, en toch begon Hij met wat zij hadden, met hun huidige toestand.

‘Hier is een jongetje dat vijf gerstebroden en twee visjes heeft.’46

De Heiland begon met wat ze hadden: ‘Breng ze hier bij Mij.’47

Kijkt u weleens naar wie u bent en naar wie of waarin u moet onderwijzen, en vraagt u zich dan af of uw vaardigheden wel toereikend zijn? Misschien kijken we net als de discipelen naar onze broden en visjes en vragen ons af: ‘Maar wat betekenen die voor zovelen?’48

Als leerkracht vragen we alle cursisten om aan de les bij te dragen. Sommige cursisten dragen meer bij dan andere. Als leerling en leerkracht (en we zijn beide) beginnen we met wat we hebben, met wie we nu zijn. Dan kan Hij ons grootmaken en onze inspanningen versterken. De gedachte dat we vanuit onze huidige toestand mogen groeien, illustreert de lering uit het Boek van Mormon dat we ‘na alles wat wij kunnen doen’49 door zijn genade gered worden.

Hij lacht ons toe als we brengen wat we hebben en wie we zijn, en tot Hem naderen.

Punt 3: De Heiland ging gestructureerd te werk.

Hebt u zich ooit al eens in een grote menigte bevonden, waarin iedereen duwt en trekt omdat ze iets willen hebben? Ik wel. De mensen vooraan gaven niet om de mensen achteraan. Ik was bang dat er mensen vertrapt zouden worden.

De Heiland daarentegen ‘droeg [de discipelen] op om allen in groepen te laten gaan zitten’.50 Ze gingen zitten ‘in groepen van honderd en van vijftig’.51

We kunnen deze groepen vergelijken met een pioniersgroep. Of een groep mensen die naar de tempel gaan. Zulke groepen waren gestructureerd en hadden een gezamenlijk hoger doel.

En hoewel ze zich in de woestijn bevonden, liet de Heer de menigte niet op de stoffige grond zitten. Hij had de plek uitgekozen ‘en er was veel gras op die plaats’.52 Hij had de plek uitgekozen ‘en er was veel gras op die plaats’.53

Punt 4: De Heiland uitte zijn dankbaarheid.

Hij nam de broden en vissen, ‘keek […] op naar de hemel, en […] zegende ze, [en] brak ze.54

De Schepper van hemel en aarde, de Koning der koningen uitte zijn dankbaarheid voor hij de broden en vissen brak en ze vermenigvuldigde, zodat de mensen konden eten ‘zoveel zij wilden’.55

Punt 5: De Heiland voedde de discipelen en liet hen de menigte voeden.

Dat was meer dan structuur. Hij sterkte de herders, zodat die hun schapen konden sterken. Hij onderwees de leerkrachten, zodat die hun leerlingen konden onderwijzen. Het is een goddelijk patroon in de Bijbel, het Boek van Mormon en in zijn herstelde kerk: en Hij gaf ‘de broden aan de discipelen, en de discipelen gaven ze aan de menigte’.56

Het is de grote gave van geestelijk geven en ontvangen. Weten dat we moeten onderwijzen helpt ons om te leren. Door anderen te leren leren, leren wij hoe we moeten onderwijzen. Ons voorbeeld van leren en onderwijzen laat onze cursisten weten dat ook zij kunnen leren en onderwijzen.

Punt 6: De Heiland voedde de vijfduizend en de eenling tegelijkertijd.

De broden en vissen werden op wonderbaarlijke wijze verdeeld en vermenigvuldigd onder alle mensen in de menigte: ‘En zij aten allen’57 ‘en werden allen verzadigd’.58

Dat is een wonder dat wij als leerkracht willen ervaren: de hele klas onderwijzen en tot iedere cursist doordringen. Dat vereist onze aandacht voor de vijfduizend en voor het individu. We moeten zowel in algemene als persoonlijke behoeften voorzien. Het vergt evenwicht, maar ook het geestelijke wonder dat hetgeen waarmee we beginnen toereikend zal worden.

Punt 7: De Heiland zorgde ervoor dat niets verloren ging.

‘En toen zij verzadigd waren, zei Hij tegen Zijn discipelen: Verzamel de overgebleven stukken, zodat er niets verloren gaat.’59

Dankbaarheid voor wat we hebben, houdt in dat we niets verloren laten gaan. De hemel doet niet aan verspilling. Van alles wordt gebruikgemaakt en niets gaat uiteindelijk verloren.

Ouderling Richard G. Scott heeft uitgelegd hoe we ingevingen kunnen opschrijven en te weten komen of er nog meer is.60 Dat proces van vragen, ontvangen, opschrijven, nadenken, gehoorzamen en vragen of er nog meer is, illustreert de verklaring van de Heiland: ‘Aan u die hoort, zal er meer bij gegeven worden.’61

En er is meer. Toen de Heiland Zichzelf het brood des levens noemde, zei Hij: ‘En dit is de wil van de Vader, Die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren laat gaan.’62 Hij zorgt ervoor dat zij die de Vader Hem gegeven heeft niet verloren gaan. Als leerkrachten, zendelingen en werknemers doen we ons uiterste best zodat de mensen die ons toevertrouwd zijn niet verloren gaan.

Punt 8: Dankzij de Heiland krijgen we meer dan wat we hadden.

Toen de discipelen dankbaar het overschot opraapten, beseften ze dat er nog een wonder verricht was: ‘En ze raapten het overschot van de stukken brood op’63 ‘en vulden twaalf manden met stukken van de vijf gerstebroden’64 ‘en wat over was van de vissen’65 ‘die overgebleven waren bij hen die gegeten hadden’.66

Dankzij de Heiland vindt er een geestelijke vermenigvuldiging plaats en krijgen we meer dan wat we hadden. We ontvangen meer liefde, kennis, inspiratie en vriendelijkheid dan we hadden. Geestelijk onderwijs keert terug als brood over het water als broden en vissen, meer dan wat we hadden.

Laten we samenvatten wat we tot nu toe geleerd hebben:

De Heiland kent ons hart en onze omstandigheden. Vanwege zijn mededogen wil Hij ons zegenen en verzadigen.

Hij begint met onze huidige toestand, met wat we hebben, en aanvaardt zelfs de broden en vissen van een jongen.

Hij gaat gestructureerd te werk.

Hij is dankbaar. Hij kijkt op naar de hemel voor Hij zegent en breekt.

Hij voedt de discipelen en laat de discipelen de mensen voeden.

Hij zorgt voor en onderwijst de vijfduizend en het individu.

Hij verzamelt dankbaar wat we hebben, zodat niets verloren gaat.

Hij laat ons inzien dat we meer ontvangen hebben dan wat we hadden.

En er is meer. De wonderbare spijziging was de eerste noch de laatste keer dat de Heiland aan de hand van brood en vis van zijn overvloed getuigde.

Ten slotte punt 9:

Punt 9: Wie wil zien en horen, merkt dat de Heiland onderwijst in en getuigt van de overvloed van het avondmaal.

‘Toen de mensen dan het teken dat ​Jezus​ gedaan had, gezien hadden, zeiden zij: Híj is werkelijk de ​Profeet​, Die in de wereld komen zou.’67

Later verwees de Heiland naar de broden en de vissen en vroeg zijn discipelen:

‘Herinnert u zich niet,

toen Ik de vijf broden brak voor de vijfduizend mannen, hoeveel volle manden met stukken brood u opraapte? Zij zeiden tegen Hem: Twaalf.

‘En toen Ik de zeven brak voor de vierduizend mannen, hoeveel volle manden met stukken brood u opraapte? En zij zeiden: Zeven.’68

Ik herhaal: zijn wereld is een wereld van broden en vissen, van overvloed.

De Heiland zei tegen de vrouw bij de bron dat Hij het levende water was, wat in dat droge land veel betekende. Hij zei tot haar: ‘Wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen. Maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven.’69

Tot hen die Jezus vragen: ‘Onze vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn. Kunt u ons brood uit de hemel geven?’70 zegt Jezus: ‘Mijn Vader geeft […] het ware brood uit de hemel.’71 ‘Ik ben het Brood des levens.’72 ‘Wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven.’73

Er is niets fundamentelers, essentiëlers of universelers dan brood en water. Wat krijgen we als we het brood des levens en het levende water samenbrengen? Het avondmaal natuurlijk.

Aan het eind van zijn leven nam de Heiland ‘brood en nadat Hij gedankt had, brak Hij het en gaf het aan hen met de woorden: […] Doe dat tot Mijn gedachtenis.’74

Na zijn opstanding stelde de Heiland het avondmaal onder de Nephieten, zijn andere schapen, in:

Hij gebood zijn discipelen om brood en wijn te brengen.

Hij vroeg de menigte te gaan zitten.

Hij nam het brood, brak en zegende het.

Hij gaf het aan de discipelen en gebood ze te eten.

Toen de discipelen gegeten hadden en verzadigd waren, gebood Hij hun het aan de menigte te geven.

De menigte at en was verzadigd.75

Later bediende de Heer het avondmaal nogmaals onder de Nephieten. Deze keer zorgde Hij op wonderbaarlijke wijze voor brood en wijn:

‘Nu was er brood noch wijn […] ;

‘maar Hij gaf hun waarlijk brood te eten en ook wijn te drinken.’76

Hij beloofde dat wie het brood at en de wijn dronk voor zijn ziel ‘nimmermeer [zou] hongeren of dorsten, maar verzadigd [zou] zijn’.77

En inderdaad: ‘Toen alle mensen hadden gegeten en gedronken, zie, toen werden zij vervuld met de Geest.’78

Dit is de vervulling van de avondmaalsbelofte aan iedereen, jong en oud, ongeacht hun omstandigheden, aan iedereen die van brood en water afhankelijk is: ‘Gezegend zijn allen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen met de Heilige Geest worden vervuld.’79

Broeders en zusters, dank u dat u in deze geestelijk hongerige en dorstige wereld opmerkelijke leerlingen en leerkrachten bent! Dank u dat u van elke les en elk gesprek met een cursist een geestelijk feest met broden en vissen maakt!

Broeders en zusters, mijn liefde voor de Heiland is in mijn binnenste als een overlopende bron van levend water.

Toen ik onlangs het brood en water ronddiende, voelde ik de grote liefde van de Heiland voor de mensen die aan het avondmaal deelnamen. Ik was de Heiland ook erg dankbaar voor het avondmaal.

Af en toe ontvang ik tijdens het mediteren (bijvoorbeeld op de sabbatdag) de stille bevestiging dat de Heer tevreden is met mijn inspanningen. Maar ik ontvang vaker hoop en bemoediging dat ik ondanks mijn tekortkomingen tot Christus kan komen en in Hem vervolmaakt kan worden.80

Ik hoop dat u brood en vis, brood en water, nu anders ziet.81

Ik hoop dat u plezier, avontuur en inspiratie zult vinden in de verwevenheid van Schriftuurlijke verslagen, evangeliebeginselen en de woorden van hedendaagse apostelen en profeten als u uw cursisten over de Heiland leert en ze dichter tot Hem brengt.

Ik hoop dat u in gedachten houdt dat ‘de aarde […] van de Heere [is] en al wat zij bevat.82 Zijn wereld is een wereld van broden en vissen. De avondmaalsbelofte luidt dat er overvloed is.

Ik getuig van God, de eeuwige Vader; zijn Zoon, onze Heiland, Jezus Christus; en van de Heilige Geest. Ik getuig van de herstelde waarheid en de ononderbroken priesterschapslijn van de profeet Joseph Smith tot president Thomas S. Monson, van de heilige Schriften, en van de troost, leiding en vreugde die we ontvangen als we zijn Geest bij ons hebben en Hem altijd indachtig zijn.

Waar u ook bent, wat uw omstandigheden, geneugten en beproevingen ook zijn, ik hoop dat u vanavond gevoeld hebt hoezeer de Heer en zijn kerk u liefhebben. Dat doet Hij. Dat doen wij. In de heilige naam van onze Heer en Heiland, Jezus Christus. Amen.