Jaarlijkse uitzendingen
Oog voor het individu


17:31

Oog voor het individu

Jaarlijkse instructie-uitzending seminarie en instituut voor godsdienstonderwijs • 13 juni 2017

Ik ben dankbaar voor de mogelijkheid om vandaag hier te zijn en mijn liefde voor de Heiland, voor u, en voor de jongeren en jongvolwassenen die wij dienen, te uiten.

Ik herinner mij dat ik een krachtig getuigenis van de Geest ontving, toen ik in de lerarenopleiding deze uitspraak van president Boyd K. Packer las: ‘Ik geloof dat het beeld van Christus in uw gelaat gegrift wordt naarmate u zich van uw taak kwijt, volgens de uitdaging en opdracht die u hebt gekregen. En om praktische redenen bént u in dat klaslokaal op dat moment, en in die hoedanigheid en met die inspiratie, Hem en is Hij u.’1 Het besef dat ik de Heer in mijn verantwoordelijkheden mag vertegenwoordigen, is in mijn carrière in het S&I een drijfveer en een allesoverheersende waarheid.

Tijdens de laatste ‘Avond met een algemeen autoriteit’ sprak ouderling Gong over een eigenschap die van de Heiland de volmaakte leraar maakte, namelijk zijn vermogen om zich tegelijkertijd tot vijfduizend mensen en tot het individu te richten. Hij zei: ‘Dat is een wonder dat wij als leerkracht willen ervaren: de hele klas onderwijzen en tot iedere cursist doordringen. Dat vergt aandacht voor de vijfduizend en voor het individu. We moeten zowel in algemene als persoonlijke behoeften voorzien.’2 Hebt u zich weleens afgevraagd hoe de Heiland dat deed?

Ik wil u iets vertellen wat ik in mijn tweede jaar als leerkracht meemaakte. De Heer heeft mij toen geleerd wat het betekent om Hem in de klas te vertegenwoordigen. In een van mijn klassen zat een jongeman van ongeveer 15 jaar. Na enkele dagen wist ik al dat mijn geduld niet tegen zijn persoonlijkheid was opgewassen, en ik dacht dat het een lang semester zou worden waarin ik een gave zou moeten gebruiken die ik niet bezat. Ik bad om het vermogen om hem en al mijn andere leerlingen lief te hebben.

In de tweede week stond deze jongeman op om het openingsprogramma te verzorgen. Toen hij over zijn omstandigheden vertelde, werd het mij toegestaan hem te zien zoals de Heer hem ziet, en onmiddellijk voelde ik mijn liefde voor hem toenemen. Hij vertelde dat zijn ouders gingen scheiden en dat zijn moeder de kerk niet alleen de rug had toegekeerd, maar haar ook actief bestreed. Ik zag het verdriet en de verwarring op zijn gezicht toen hij dat vertelde. Ik weet echt niet meer wat zijn opbouwende gedachte was, maar ik herinner me wel wat de Heilige Geest mij leerde. Ik kreeg de ingeving: ‘Doe je schoenen uit want Ik ga je toegang tot een hart verschaffen. Ik vertrouw erop dat je een getrouwe vrouwelijke invloed in het leven van deze jongeman zult zijn, en Ik wil dat je van hem houdt zoals Ik van hem houd.’ Van toen af ben ik veranderd. Mijn hart veranderde. Ik kon hem zien — duidelijk zien — als een zoon van God, met goddelijk potentieel, met geestelijke gaven en als iemand die onze klas veel te bieden had. Zijn gedrag is dat semester niet wezenlijk veranderd, maar ik was veranderd. En dankzij die verandering hebben we samen prachtige momenten beleefd. Ik zal altijd dankbaar zijn voor deze jongeman en voor de kans die de Heer mij gaf om mijn hart en mijn zienswijze te veranderen.

Het verbaast mij keer op keer dat onze Vader in de hemel niet alleen weet wat de behoeften van iedere mens zijn, maar er ook in voorziet. Ik weet dat Hij mij door en door ziet, begrijpt en kent. En bovendien heeft Hij mij volmaakt lief. Ik weet ook dat Hij mij ziet als iemand met goddelijk potentieel en dat Hij weet dat ik met zijn hulp zoals Hij kan worden. Ik weet dat Hij net zo denkt over ieder van u en over iedere jonge man en vrouw die ons klaslokaal binnenstapt. Hij ziet ze door en door, en wil ieder van hen redden. Hij kijkt door hun uiterlijk en gedrag heen, en kiest ervoor Zich op hun goddelijke eigenschappen en sterke kanten te concentreren. En Hij verwacht dat wij als leerkrachten hetzelfde doen.

Dit jaar introduceren wij een nieuw programma met als titel ‘Oog voor het individu’. Het is de bedoeling dat wij door dit programma het christelijke vermogen ontwikkelen om de individuele behoeften, de sterke kanten en het goddelijke potentieel van iedere leerling te zien. Wij hopen dat ieder van ons het christelijke vermogen zal ontwikkelen of verfijnen om door de etiketten en het uiterlijk heen te kijken, iedere cursist als uniek individu met goddelijk potentieel te zien, en hem of haar dienovereenkomstig te behandelen.

Elke cursist brengt zijn of haar eigen omstandigheden, behoeften en beproevingen mee naar de les, en die beïnvloeden zijn of haar leerervaring. Het is belangrijk te onthouden dat het seminarie of het instituut slechts een deel van het leven van de cursist is; een belangrijk deel, maar toch slechts een deel. Leermethoden, culturele verschillen, beperkingen, verslaving, verlies en verdriet zijn slechts enkele factoren die de leerervaring van een cursist kunnen beïnvloeden. Omstandigheden en etiketten bepalen niet wie onze cursisten zijn, maar geven ons de kans om hen te zien en lief te hebben zoals de Heiland dat doet. Het is ons heilig voorrecht en onze taak om meer hulp te bieden aan hen die zware lasten met zich meetorsen en die in onze lessen wanhopig op zoek gaan naar de hoop die de Verlosser van de hele mensheid biedt.

Toen ik nadacht over de heilige verantwoordelijkheid om oog te hebben voor het individu, heb ik veel gehad aan de leringen van de apostel Paulus in 1 Korinthe 12. Ik wil u graag vertellen over drie lessen die ik uit dat hoofdstuk heb geleerd.

Les 1: Paulus begint zijn les over het lichaam van Christus en de waarde van elk lid met een boodschap over de gaven van de Geest. Toen ik de verzen 1–11 bestudeerde, begon ik me af te vragen of wellicht een van de sleutels tot het zien van mensen zoals de Heiland ze ziet, is om eerst te erkennen dat ze gaven en sterke kanten bezitten die gezien en benut moeten worden. Als we op die manier naar onze cursisten kijken, erkennen en benutten we hun sterke kanten en concentreren we ons minder op hun tekortkomingen en hun ongewenst gedrag. Het gedrag van een cursist weerspiegelt niet altijd wat hij of zij waard is. Een eenvoudige truc die u als leerkracht kunt toepassen, is even pauzeren voordat u op een opmerking of het gedrag van een cursist reageert. Bedenk vervolgens twee of drie redenen ‘waarom’ een cursist zo zou reageren of zich zo zou gedragen. Daardoor kan een leerkracht een impulsieve reactie voorkomen en de geestelijke gaven van de cursist beter herkennen.

Als we het goddelijke potentieel van iedere cursist in gedachten houden, moeten we ook beseffen dat hij of zij door omstandigheden of beperkingen niet wil of kan leren. Daarvoor zijn zorgvuldig uitgedachte leerervaringen vereist die de cursisten uitnodigen en inspireren om hun geestelijke gaven uit vrije wil in het leerproces in te zetten. Dat is niet makkelijk, maar als we de hulp van de Heer inroepen, zal Hij ons laten weten hoe we tot zijn kinderen kunnen doordringen.

Ik heb eens geleerd hoe belangrijk het is om de gaven van de Geest in mijn cursisten te herkennen, toen ik te maken had met een cursiste die in de les en thuis niet wilde lezen. Ze had een groot talent voor muziek, en toen ik bad om te weten hoe ik tot haar kon doordringen, gaf de Heer mij als antwoord iets wat ik nog nooit had geprobeerd. Ik bezorgde haar het lesschema en vroeg haar om voor elke les een lied te zoeken dat een van de waarheden in de behandelde Schriftteksten kracht bijzette. Daarvoor moest ze thuis wel lezen en naar een waarheid op zoek gaan zodat ze er een gepast lied bij kon vinden. Zo kon ze in de klas ook getuigen van wat ze tijdens haar voorbereiding had geleerd. Na enkele weken merkte ik dat de liefde van deze cursiste voor de Heiland groeide en dat ze meer bij de lessen betrokken was. Ze vervult momenteel een voltijdzending. Ze leest niet alleen in de Schriften maar onderwijst er ook in en gebruikt muziek om haar getuigenis te geven.

Les 2: Paulus beklemtoont dat alle leden van het lichaam waardevol zijn. In de verzen 14–18 leert hij ons:

‘Want ook het lichaam bestaat niet uit één lid, maar uit vele.

‘Als de voet zou zeggen: Omdat ik geen hand ben, ben ik niet van het lichaam, is hij daarom dan niet van het lichaam?

‘En als het oor zou zeggen: Omdat ik geen oog ben, ben ik niet van het lichaam, is het daarom dan niet van het lichaam?

‘Als het hele lichaam oog was, waar zou het gehoor zijn? Ware het gehele lichaam gehoor, waar zou de reuk zijn?

‘Maar nu heeft God de leden, elk van hen afzonderlijk, in het lichaam een plaats gegeven zoals Hij gewild heeft.’

De vergelijking met lichaamsdelen die verschillende maar noodzakelijke rollen vervullen, is geweldig. Een hand kan geen voet vervangen. Een oor kan geen oog vervangen. Elk lichaamsdeel vervult een unieke en belangrijke rol en levert een andere bijdrage. Elk deel is onmisbaar voor de perfecte werking van het lichaam.

Ouderling Holland heeft een andere vergelijking gebruikt om dat te illustreren: ‘Het [is] Gods opzet dat niet alle stemmen in zijn koor hetzelfde klinken. Juist de verscheidenheid — sopranen en alten, baritons en bassen — zorgt voor de mooiste muziek. […] Als we onze eigen uniekheid uit het oog verliezen of als we proberen aan fictieve stereotypen te voldoen, […] dan raken we de rijke schakeringen in toon en timbre kwijt die God bij de schepping van een wereld vol verscheidenheid voor ogen had.’3

Als wij elke cursist ertoe willen brengen ‘zich te bekeren […] zolang ze nog bij ons zijn’,4 moeten wij geloven dat elke cursist waardevol is en ernaar handelen. Met dat in gedachten, nodig ik u uit uzelf deze twee vragen te stellen: ten eerste: ‘Geloof ik oprecht dat ieder van mijn cursisten waardevol is en een bijdrage kan leveren?’ Ten tweede: ‘Is mijn gedrag in overeenstemming met dat geloof?’

Ik bid dat de Heer ons zal helpen om meer naar dat geloof te gaan handelen.

Les 3: Paulus leert ons dat we elk lid met dezelfde zorg moeten omringen. Hij zegt: ‘Opdat er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn, maar de leden voor elkaar gelijke zorg zouden dragen.’5

Dat vers was voor mij de aanleiding om mijn eigen gedrag onder de loep te nemen: Besteed ik ‘dezelfde zorg’ aan iedere cursist? Besteed ik meer aandacht aan cursisten die actief meewerken? Is het voor mij makkelijker om liefde te voelen voor hen die hun hand opsteken en altijd met hun Schriften klaarzitten om hun getuigenis te geven en intelligente opmerkingen te maken? Is het voor mij makkelijker om liefde en aandacht te geven aan hen die van mij en van de lessen houden, die op tijd komen en alleen een les missen als ze dodelijk ziek zijn? Merken andere cursisten het op als ik niet aan iedere cursist ‘dezelfde zorg’ besteed? En hoe beïnvloedt dat de sfeer van liefde, respect en doelgerichtheid in mijn lessen? Cursisten zijn meer geneigd elkaar te zien en te behandelen zoals de Heiland dat doet, als wij hun daarin het goede voorbeeld geven.

Als we ernaar streven de Heiland in onze lessen te vertegenwoordigen en te leren zien zoals Hij, moeten we onthouden dat (1) iedereen gaven van de Geest bezit, (2) elk lid waardevol is, en (3) we aan elk lid ‘dezelfde zorg’ moeten besteden.

Ik wil u nog vertellen over een bijkomende les die ik heb geleerd toen ik nadacht over de behoefte aan dit programma. In onze tijd gaat de tegenstander rond ‘als een brullende leeuw, op zoek naar wie hij zou kunnen verslinden’.6 Hij is de grote identiteitsdief die voortdurend tracht mensen van hun goddelijke identiteit en hun verbinding met de hemel te beroven. Wij moeten leren zien zoals de Heiland zodat we anderen hun goddelijk potentieel kunnen helpen begrijpen en trouw kunnen blijven aan de Heer in een verwarrende wereld waarin mensen ‘het kwade goed noemen en het goede kwaad; die duisternis voorstellen als licht, en licht als duisternis’.7

Abigaïl, een van mijn heldinnen uit de Schriften, is een prachtig voorbeeld van dit vermogen. In het Oude Testament staat dat zij ‘goed​ van verstand en mooi van gestalte’ was.8 Ze was getrouwd met Nabal, een man die ‘hard en slecht in zijn optreden’ was.9 Nabal beledigt David en weigert hem te helpen, waarop David zijn mannen bijeenroept met de bedoeling Nabal en zijn huisgenoten te doden. Als de dienstknechten van Nabal Abigaïl vertellen welk onheil hen te wachten staat, verzamelt ze meteen een voorraad proviand en gaat ze David tegemoet.

Abigaïl buigt neer voor David, neemt als een zinnebeeld van Christus de schuld voor een daad die ze niet heeft gepleegd op zich en smeekt om vergeving.10 Wat ziet zij in Nabal dat haar ertoe beweegt als zijn voorspraak op te treden?

Wat ziet zij in David dat haar doet zeggen: ‘Vergeef​ toch uw dienares de ​overtreding, want de Heere zal voor mijn heer zeker een blijvend koningshuis​ maken, omdat mijn heer de ​oorlogen​ van de Heere voert en er al uw levensdagen geen kwaad bij u gevonden is’?11

Waarom koos zij er op zo’n cruciaal moment voor om David eraan te herinneren wie hij was en wat de Heer hem had beloofd? Welke uitwerking had haar geloofsdaad?

Ik vind het antwoord van David prachtig. Hij zei:

‘Gezegend zij de Heere, de God van Israël, Die u op deze dag mij tegemoet gezonden heeft!

‘Gezegend is uw raad en gezegend bent u, dat u mij op deze dag verhinderd hebt tot ​bloedschuld​ te komen, en dat mijn eigen hand mij verlossing geschonken zou hebben!’12

Ik geloof dat Abigaïl op dat moment, om het met de belofte van president Packer te zeggen, ‘het beeld van God […] in [het] gelaat’ had gegrift. En om praktische redenen wás zij op dat moment, in dat klaslokaal, in die hoedanigheid en met die inspiratie, [Hem en was Hij haar]’.13

Ik getuig dat wij anderen kunnen zien zoals Hij ze ziet en hen kunnen inspireren om het goddelijke in zichzelf te ontdekken.

Woorden schieten tekort om mijn liefde en dankbaarheid jegens hen die mij dat christelijke voorbeeld hebben gegeven, uit te drukken. In de eerste plaats heeft mijn lieve moeder mij altijd gezien als iemand met goddelijk potentieel en geestelijke gaven. Ze heeft mij altijd gezien als iemand die bijdroeg — zelfs als ik mij niet als zodanig gedroeg — en zich onvermoeibaar ingezet om mij dat potentieel te helpen ontwikkelen. Ik heb priesterschapsleiders gekend die mij hoop hebben gegeven door mij voor te houden dat mijn hemelse Vader van mij houdt en door mij eraan te herinneren wat ik waard ben. Mijn eigen seminarie- en instituutsleerkrachten, van wie er vandaag veel naar deze uitzending kijken, zagen in mij wat ik zelf niet zag. Mijn carrière is verrijkt met mannen en vrouwen die mij hebben opgebouwd en mij dichter tot de Heiland hebben gebracht door hun voorbeeld als mensen met oog voor het individu.

Ik ben eeuwig dankbaar voor de manieren waarop de Heer mij blijft tonen dat Hij mij als een waardevol persoon ziet. Hij heeft mij gezegend met gaven en creëert kansen zodat ik die gaven kan gebruiken om anderen meer zoals Hij te helpen worden. En ik weet dat Hij voor ieder van u en voor ieder van onze cursisten hetzelfde doet.

De afgelopen paar maanden heb ik ervan genoten de Schriften te bestuderen en mij daarbij te concentreren op de manier waarop de Heiland oog heeft voor het individu en met die ingesteldheid onderwijst. Door rechtstreeks van Hem te leren, ben ik veranderd. Ik nodig u uit om hetzelfde te doen. Hij is het volmaakte voorbeeld. In talloze gevallen paste Hij de leeromstandigheden en lessen aan om aan de behoeften van een individu te voldoen en degenen die Hij onderwees beter hun goddelijke potentieel te laten begrijpen.

Dierbare vrienden, ik bid dat onze Vader in de hemel ons vermogen om te zien zoals Hij, lief te hebben zoals Hij en te handelen zoals Hij, zal blijven vergroten. Ik bid dat wij naar deze gave mogen streven en manieren mogen vinden om ze te verkrijgen of verfijnen. Ik bid dat wij er elke dag in onze omgang met onze cursisten naar zullen blijven streven het beeld van de Heiland in ons gelaat te ontvangen. Ik weet dat wij deze gave kunnen ontwikkelen als wij Hem om hulp vragen. Daarvan getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.