Devotionals 2022
Moedig, nobel en onafhankelijk


45:27

Moedig, nobel en onafhankelijk

Wereldwijde devotional voor jongvolwassenen • 11 september 2022 • Salt Laketabernakel

Ouderling Dale G. Renlund: Dank u. Wij zitten in de historische Salt Laketabernakel, maar ons publiek is wereldwijd. In de Schriften vraagt de Heer ons vaak om iets indachtig te zijn. Door ons gedeelde erfgoed van geloof, toewijding en volharding indachtig te zijn, krijgen we een beter perspectief en meer kracht om de moeilijkheden van deze tijd het hoofd te bieden.

Met het verlangen dat we zullen ‘bedenken hoe barmhartig de Heer jegens de mensenkinderen is geweest’,1 is de vierdelige serie Saints: The Story of the Church of Jesus Christ in the Latter Days tot stand gekomen. De eerste drie delen zijn al gepubliceerd. Deze verhalende geschiedenis gaat grotendeels over trouwe heiligen der laatste dagen van weleer. Ze bevat voorbeelden van mensen die van het evangelie van Jezus Christus hielden, verbonden sloten en op het verbondspad vooruitgang maakten om onze Heiland, Jezus Christus, te leren kennen.

Zuster Ruth L. Renlund: We gaan het hebben over echte gebeurtenissen die je nu kunt lezen in Saints: Boldly, Nobly, and Independent, het derde deel van de serie. Dit deel beslaat de geschiedenis van de kerk tussen de inwijding van de Salt Laketempel in 1893 tot aan de inwijding van de Berntempel (Zwitserland) in 1955. In die periode kregen profeten van de Heer voortdurende openbaring voor de kerk. Ook individuele leden ontvingen persoonlijke openbaring. Deel 3 van Saints geeft ons meer inzicht in onze eigen geschiedenis, de mensen van toen en de Heiland.

Ouderling Renlund: In die periode zijn alle vier mijn grootouders lid van de kerk geworden. Mijn ouders zijn naar Salt Lake City geëmigreerd, omdat ze beloofd hadden in de tempel te trouwen. In 1950 was er geen tempel in Europa. Ze ontvingen allebei hun begiftiging in de Salt Laketempel, in de Engelse taal, en begrepen er weinig van. Ze trouwden, lieten zich verzegelen en voelden zich eeuwig gezegend. Hun keuze om al het nodige te doen voor hun tempelverzegeling is ook voor mij van eeuwigheidswaarde gebleken.

Saints, deel 3, is ons erfgoed, of we nu van de eerste pioniers afstammen, zoals zuster Renlund, of van latere pioniers, zoals ik, of zelf de pionier in het geloof zijn, zoals sommigen van jullie. Je bent een belangrijk onderdeel van de voortschrijdende geschiedenis van deze kerk. We bedanken je voor alles wat je doet om op het fundament van geloof van jou en je voorouders voort te bouwen. ‘Wij bidden dat [dit deel van] Saints je begrip van het verleden zal verruimen, je geloof zal versterken, en je zal helpen de verbonden te sluiten en na te komen die tot verhoging en het eeuwige leven leiden.’2

Zuster Renlund: Ik sta te popelen om verhalen uit deel 3 van Saints te vertellen. Zullen we?

Ouderling Renlund: Laten we beginnen met een voorbeeld van de voortgaande herstelling van de kerk. President Russell M. Nelson zegt vaak: ‘De herstelling is een proces, geen eenmalige gebeurtenis. Ze zal doorgaan tot de wederkomst van de Heer.’3 Een voorbeeld uit de laatste levensfase van president Joseph F. Smith illustreert dat goed.

portret ten voeten uit van man en vrouw in witte kleding

Joseph F. Smith en Julina Lambson Smith.

In 1918 was president Smith erg ziek. Hij wist waarschijnlijk dat hij niet lang meer te leven had. Hij leek omringd door de dood. Ten eerste stierf zijn oudste zoon, Hyrum, aan een gescheurde blindedarm. President Smith stortte zijn verdriet uit in zijn dagboek: ‘Mijn ziel is verscheurd. […] O, God, help mij!’4 Ten tweede werd president Smiths verdriet verergerd toen Ida, de weduwe van Hyrum, kort daarna aan hartfalen overleed.

Ten derde las hij verschrikkelijke verhalen over de wereldoorlog die woedde. Tijdens de oorlog kwamen twintig miljoen soldaten en burgers om. Ten vierde stierven mensen over de hele wereld aan een dodelijke griepvariant. Het aantal sterfgevallen bedroeg wereldwijd minstens vijftig miljoen. Al die doden brachten ongekend verdriet en hartzeer teweeg bij gezinnen. President Smith rouwde om het verlies van leven. Bovendien was hij al vijf maanden aan bed gekluisterd. Je kunt gerust stellen dat de profeet erg met de dood bezig was.

Ik heb hier een bijbel van president Smith. Deze of een soortgelijke bijbel had hij wellicht voor zich toen hij een belangrijke openbaring ontving.

Zuster Renlund: Op 3 oktober 1918 zat hij in zijn werkkamer in het Beehive House, hier niet zo ver vandaan, ‘na te denken over de verzoening van Jezus Christus en de verlossing van de wereld. Hij sloeg het [boek] open bij 1 Petrus en las daar dat de Heiland tot de geesten in de geestenwereld had gepredikt. […] De Geest rustte op [president Smith], die [de] ogen van [zijn] begrip opende.’ Hij zag de geestenwereld waar menigten ‘rechtvaardige vrouwen en mannen die vóór de aardse bediening van de Heiland waren gestorven, wachtten […] in vreugde op zijn komst en op hun bevrijding van de banden van de dood.

‘De Heiland verscheen […], en de rechtvaardige geesten verheugden zich […]. Ze knielden voor Hem neer, en erkenden Hem als hun Heiland en Bevrijder van de dood en de ketenen van de hel. […]

‘Het werd [president Smith ook] duidelijk dat de Heiland Zich niet persoonlijk onder de ongehoorzame geesten had begeven. Maar Hij had onder de rechtvaardige geesten [opdracht gegeven] om de evangelieboodschap aan de geesten die in duisternis waren te brengen. Op die manier konden alle mensen die in hun zonden of zonder kennis van de waarheid waren gestorven, over geloof in God, bekering, plaatsvervangende doop voor de vergeving van zonde, de gave van de Heilige Geest, en alle andere essentiële beginselen van het evangelie worden onderwezen. […]

Ouderling Renlund: ‘De profeet nam toen waar dat de getrouwe [heiligen] van deze bedeling in het volgende leven met hun werk zouden doorgaan door het evangelie te prediken tot de geesten die zich in duisternis en in de slavernij van zonde bevonden. [Hij merkte op:] “De doden die zich bekeren, zullen worden verlost door gehoorzaamheid aan de verordeningen van het huis van God, […] en wanneer zij de prijs voor hun overtredingen hebben betaald en rein gewassen zijn, zullen zij loon ontvangen naar hun werken, want zij zijn erfgenaam van het heil.”

Zuster Renlund: ‘De volgende ochtend [woonde president Smith tot de verbazing van sommigen] ondanks zijn zwakke gezondheid de algemene oktoberconferentie bij. Hij was vastbesloten de aanwezigen toe te spreken. Hij stond onvast achter het spreekgestoelte [in dit gebouw], bevend van de krachtsinspanning. […] Het ontbrak hem aan kracht om zonder geëmotioneerd te raken over het visioen te spreken, maar hij zinspeelde er wel op. “Ik heb deze vijf maanden niet alleen doorgebracht”, sprak hij. “Ik heb ze in de geest van gebed, smeekbeden, geloof en vastberadenheid doorgebracht. En ik ben voortdurend met de Geest van de Heer in contact geweest. Dit is voor mij deze morgen een vreugdevolle bijeenkomst”, zei hij. “De almachtige God zegene u.”’5

President Smith dicteerde de openbaring na de algemene conferentie aan zijn zoon Joseph Fielding Smith. Dit is een van de exemplaren die hij heeft ondertekend en overhandigd aan het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen. Zij lazen het visioen door en onderschreven het zonder enig voorbehoud.6 Het is als afdeling 138 van de Leer en Verbonden tot Schriftuur verklaard. We begrijpen nu dat God Zich bekommert om de mensen aan de andere kant van de sluier. Hij bekommert Zich om hun verlossing. De ‘doden’ zijn niet echt dood. De voortgaande herstelling heeft dit verduidelijkt en biedt ons troost en inzicht aangaande de wereld hierna.

Ouderling Renlund: Het proces van persoonlijke openbaring komt in veel opzichten op hetzelfde neer. Ik moet me bijvoorbeeld op een probleem concentreren. Ik moet het uitvorsen en overdenken. Ik moet verscheidene oplossingen formuleren. Persoonlijke openbaring lijkt pas dan op betrouwbare wijze te kunnen komen. Vaak krijg ik openbaring als een korte, gebiedende aanwijzing, zoals ‘Ga’, ‘Doe’ of ‘Zeg!’

Zuster Renlund: Dat geldt ook voor mij. Als ik iets overpeinsd, bestudeerd en erover gebeden heb, krijg ik vaak gedachten of ideeën die zeker niet uit mezelf komen. Dan besef ik dat God me kent en me door de Heilige Geest aanspoort om goed te doen.

Ouderling Renlund: Vaak is een openbaring een antwoord op een specifieke behoefte. Een opmerkelijk voorbeeld daarvan vond tijdens de algemene aprilconferentie in 1894 plaats. Wilford Woodruff liet zijn raadgevers en het Quorum der Twaalf Apostelen weten dat hij een openbaring over tempelverzegelingen had ontvangen. Hij zei: ‘De Heer heeft me verteld dat het goed is dat kinderen aan hun ouders worden verzegeld, en zij weer aan hun ouders, zo ver mogelijk terug voor zover we over de gegevens beschikken.’7 Die openbaring kwam ruim 50 jaar nadat Elia de verzegelbevoegdheid in de Kirtlandtempel had hersteld.

Zuster Renlund: President Woodruff verklaarde op zondag tijdens de algemene conferentie van 1894: ‘“We hebben nog niet alle openbaring ontvangen. […] We zijn nog niet klaar met het werk van God.” Hij zette uiteen dat Brigham Young Joseph Smiths werk betreffende de bouw van tempels en de organisatie van tempelverordeningen had voortgezet. “Maar hij heeft niet alle openbaringen met betrekking tot dit werk ontvangen”, maakte president Woodruff de aanwezigen duidelijk. “Ook president Taylor en Wilford Woodruff niet. Er zal geen eind aan dit werk komen totdat het vervolmaakt is.”’8

Sinds de periode in Nauvoo hadden leden zich plaatsvervangend voor overleden familieleden laten dopen. Maar het belang van verzegeling aan onze voorouders was nog niet geopenbaard. President Woodruff legde uit: ‘Wij willen dat de heiligen vanaf dit moment hun genealogie zover mogelijk natrekken en aan hun ouders verzegeld worden. […] Verzegel de kinderen aan hun ouders en laat hun keten zo ver mogelijk doorlopen.’9

President Woodruff ‘wees de heiligen op Joseph Smiths visioen van zijn broer Alvin in de Kirtlandtempel. “Allen die gestorven zijn zonder kennis van dit evangelie, maar het aangenomen zouden hebben indien zij langer hadden mogen blijven, zullen erfgenaam zijn van het celestiale koninkrijk.”

‘“Zo zal het ook met uw vaderen gaan”, zei president Woodruff over de mensen in de geestenwereld. “Er zullen er maar weinig zijn, wellicht niet een, die het evangelie niet aannemen.”

‘Voordat hij zijn toespraak afsloot, spoorde hij de heiligen aan om […] hun overleden verwanten te traceren. “Broeders en zusters,” zei hij, “laten we verder gaan met onze documentatie, vul de verslagen in met een rechtschapen hart voor de Heer, en voer dit beginsel uit, dan zullen Gods zegeningen de onze zijn en zullen de verlosten ons in de toekomst gezegend noemen.”’10 Deze openbaring gaf de leden een reden om vaak naar de tempel te gaan en plaatsvervangende ordeningen en verordeningen voor hun overleden voorouders te verrichten. Families hielden zorgvuldig verslagen bij van deze verordeningen en van hun werk in dit soort boeken. Hierin staat werk dat is gedaan voor leden van de familie Jens Peter en Marie Dame.

Ouderling Renlund: Tegenwoordig lijkt de leer van verzegeling door generaties heen heel normaal en natuurlijk voor ons, maar er kwam een openbaring van de Heer aan te pas om de verzegeling van families correct te organiseren. Die openbaring was van rechtstreekse betekenis voor mijn familie op het afgelegen eiland Larsmo, nabij de westkust van Finland. Het volgende verhaal staat niet in Saints, deel 3, maar wordt gekoesterd in mijn familie. In 1912 hoorden mijn grootouders van vaderskant, Lena Sofia en Matts Leander Renlund, zendelingen uit Zweden het herstelde evangelie verkondigen. Lena Sofia en Leander lieten zich de volgende dag dopen. Ze vonden vreugde in hun nieuwe geloof en in hun kleine gemeente, de eerste in Finland. Helaas nam hun levensgeluk een rampzalige wending.

In 1917 overleed Leander aan tuberculose, zodat Lena Sofia, die zwanger was van haar tiende kind, als weduwe achterbleef. Dat kind was mijn vader, die twee maanden na Leanders dood werd geboren. Er stierven nog meer familieleden aan tuberculose. Uiteindelijk droeg Lena naast Leander zeven van haar tien kinderen ten grave. Het was voor haar als straatarme boerin vreselijk moeilijk om voor haar uitgedunde gezin te zorgen.

Bijna 20 jaar lang had ze een slaaptekort. Overdag probeerde ze met allerlei klusjes eten bij elkaar te schrapen. ’s Nachts verzorgde ze familieleden die op sterven lagen. Ik kan me amper voorstellen hoe Lena Sofia het heeft gered.

Ik heb Lena Sofia één keer ontmoet, in december 1963. Ik was toen 11 en zij was 87. Ze liep krom van een leven lang hard werken. De huid van haar gezicht en haar handen was verweerd – stug en rimpelig als versleten leer. Bij onze ontmoeting stond ze op, wees ze naar een foto van Leander en zei ze in het Zweeds tegen me: ‘Det här är min gubbe.’ ‘Dit is mijn lieve man.’

Ik dacht dat ze ten onrechte de tegenwoordige tijd van het werkwoord gebruikte. Omdat Leander al 46 jaar dood was, wees ik mijn moeder op deze kennelijke vergissing. Maar mijn moeder zei alleen: ‘Je begrijpt het niet.’ Ik begreep het niet. Lena Sofia wist dat haar lang voordien overleden echtgenoot voor tijd en alle eeuwigheid de hare zou zijn. Dankzij de leer van eeuwige gezinnen was Leander in haar leven aanwezig gebleven en zag ze de toekomst hoopvol tegemoet.

portret van vrouw

Lena Sofia Renlund, de grootmoeder van vaderskant van Dale G. Renlund.

portret van jongen

Dale G. Renlund in zijn jeugd.

Vóór de inwijding van de Helsinkitempel (Finland) in 2006 ging mijn zus na wat voor verordeningswerk er voor de lijn van onze vader nodig was. Wat ze vond, is een vurige bevestiging van Lena Sofia’s geloof in de verzegelbevoegdheid. Lena Sofia had de gegevens ingestuurd van haar overleden kinderen die ouder dan 8 jaar waren toen ze stierven, zodat er in 1938 tempelwerk voor hen kon worden verricht. Zij behoorden tot de eerste verordeningsaanvragen die vanuit Finland naar een tempel gestuurd waren.

Lena bleef staande door de leer van het heil voor ogen te houden. Ze beschouwde het als een van Gods grote barmhartigheden dat ze vóór al die ellende in haar leven te weten was gekomen dat gezinnen eeuwig waren. Typerend voor haar diepgewortelde bekering tot het herstelde evangelie van Jezus Christus was haar werk in familiegeschiedenis; werk dat door Joseph Smith, Wilford Woodruff en Joseph F. Smith was geopenbaard. Ze was als zij die ‘in het geloof gestorven [zijn]. Zij hebben de vervulling van de beloften niet verkregen, maar hebben die vanuit de verte gezien en geloofd en begroet.’11

Zuster Renlund: Aangezien de herstelling een voortgaand proces is, hebben we nog meer om naar uit te kijken. President Nelson heeft nog geen jaar geleden gezegd: ‘De huidige aanpassingen van de tempelprocedures, en andere die nog volgen, bewijzen nog maar eens dat de Heer zijn kerk actief leidt. Hij biedt ieder van ons kansen om ons geestelijk fundament doeltreffender te versterken door Hem tot het middelpunt van ons leven te maken, en ons op de verordeningen en verbonden van de tempel te richten.’12 President Nelson heeft uitgelegd dat deze aanpassingen ‘op aanwijzing van de Heer en in antwoord op onze gebeden’ zijn doorgevoerd, omdat de Heer wil dat we ‘heel duidelijk begrijp[en] wat [we] volgens de verbonden die [we] sluit[en] moet[en] doen. […] Dat [we onze] voorrechten, beloften en verplichtingen doorgrond[en] [en] geestelijke inzichten en bewustwordingen krijg[en].’13

Openbaring komt soms op het moment zelf. Dat gebeurde ook bij een ander voorbeeld van de voortgaande herstelling, toen Lorenzo Snow president van de kerk was. De kerk verkeerde in 1898 in financiële moeilijkheden. Op het hoogtepunt van de campagne tegen polygamie had het Amerikaans Congres de confiscatie van kerkeigendommen goedgekeurd. Veel heiligen maakten zich zorgen dat de overheid hun bijdragen in beslag zou nemen en betaalden geen tiende meer. Daarmee droogde de voornaamste geldbron van de kerk goeddeels op. De kerk leende geld om het werk van de Heer voorwaarts te blijven stuwen. De kerk leende zelfs geld om de bouw van de Salt Laketempel te kunnen voltooien. De financiële situatie woog zwaar op het gemoed van de 85-jarige profeet.14

‘Op een ochtend begin mei zat president Snow op bed toen zijn zoon LeRoi de kamer binnenkwam. […] De profeet begroette hem en zei: “Ik ga naar St. George toe.”

‘LeRoi was verbaasd. St. George lag […] 480 kilometer verderop.’ Om daar te komen, moesten ze eerst 320 kilometer zuidwaarts met de trein naar Milford en daarna nog eens zo’n 170 kilometer per rijtuig reizen. Dat betekende een zware reis voor de oude man. Toch ondernamen ze de lange, uitputtende tocht. ‘Toen ze aankwamen […], stoffig en vermoeid, […] vroeg de ringpresident waarom ze gekomen waren. “Tja,” zei president Snow, “ik weet niet wat we in St. George komen doen, maar de Geest zei dat we moesten komen.”

‘De volgende dag, 17 mei, kwam de profeet met leden bijeen in de tabernakel te St. George, een rood zandstenen gebouw enkele straten ten noordwesten van de tempel.’ Toen president Snow opstond om de heiligen toe te spreken, zei hij: ‘We kunnen niet echt uitleggen waarom we gekomen zijn, maar ik neem aan dat de Heer ons iets te zeggen heeft.’

Ouderling Renlund: ‘Tijdens de toespraak viel president Snow onverwacht stil en je kon in de zaal een speld horen vallen. Zijn ogen begonnen te glanzen en zijn gelaatsuitdrukking straalde. Toen hij zijn mond weer opende, was zijn stem krachtiger. De inspiratie van God leek de zaal te doordringen. Vervolgens sprak hij over tiende. […] Hij betreurde het dat veel […] heiligen terughoudend waren om een volledige tiende te betalen. […] “Dit is een essentiële voorbereiding voor Zion”, zei hij.

‘De volgende middag [verkondigde] president Snow: “De tijd is aangebroken voor alle heiligen der laatste dagen die zich op de toekomst willen voorbereiden en op een stevig fundament willen bouwen, om de wil van de Heer te doen en hun volledige tiende te betalen. Dat is het woord van de Heer tot u, en dat zal het woord van de Heer tot alle nederzettingen in het land Zion zijn.”’

President Snow zei later: ‘“We bevinden ons in een hachelijke toestand, waardoor de kerk geketend is. Bevrijding is alleen mogelijk als de heiligen deze wet nakomen.” Hij riep [de leden] op de wet volledig te gehoorzamen en beloofde dat de Heer ze daarvoor zou zegenen. Hij verklaarde ook dat tiende betalen voortaan een vaste vereiste voor tempelbezoek zou zijn.’15

Zuster Renlund: Sindsdien kunnen velen getuigen dat de Heer zijn rijkste zegeningen uitstort op wie bereid zijn deze eenvoudige wet te gehoorzamen. Broeder Alois Cziep was president van de gemeente Wenen in Oostenrijk. Hij bewaarde tiende en andere gemeentedocumenten in dit bescheiden kistje. Tijdens de luchtaanvallen in de Tweede Wereldoorlog was dit het eerste wat president Cziep en zijn gezin veiligstelden, nog vóór hun persoonlijke bezittingen.

Sommigen hebben ook getuigd dat ze eerst moeite hadden met deze wet, maar rijkelijk gezegend werden door die toch na te leven.

De familie Yanagida uit Japan kon daarover meepraten. In 1948 stuurde het Eerste Presidium weer zendelingen naar Japan. Toen Toshiko Yanagida haar vader vragen over godsdienst stelde, moedigde hij haar aan een eredienst van de heiligen der laatste dagen bij te wonen. Hij was in 1915 lid van de kerk geworden.

Zuster Yanagida sprak met de zendelingen, bekeerde zich en liet zich in augustus 1949 dopen. Haar vader was erbij. Haar man zocht de zendelingen later ook op en liet zich dopen door dezelfde zendeling die zuster Yanagida les had gegeven.16

portret van vrouw

Toshiko Yanagida.

Ouderling Renlund: Broeder en zuster Yanagida vonden het lastig om tiende te betalen. Ze verdienden niet veel. ‘Soms vroegen ze zich af of ze de schoollunch van hun zoon wel konden betalen. Ze hoopten ook ooit een eigen huis te kunnen kopen. Na een kerkbijeenkomst vroeg [zuster Yanagida] een zendeling iets over tiende. “Japanse mensen zijn nu na de oorlog erg arm”, zei ze. “Tiende is heel moeilijk voor ons. Moeten we echt betalen?”

‘De zendeling antwoordde dat God iedereen heeft geboden om tiende te betalen. Hij sprak ook over de zegeningen van gehoorzaamheid aan het beginsel. [Zuster Yanagida] was sceptisch – en ietwat boos. “Zo denken Amerikanen”, hield ze zichzelf voor.

‘[…] Een zendelingzuster beloofde [zuster Yanagida] dat tiende betalen hun gezinsdoel van een eigen huis mogelijk kon maken. [Broeder en zuster Yanagida] wilden gehoorzaam zijn en besloten hun tiende te betalen. Ze vertrouwden erop dat er zegeningen zouden volgen. […]

‘[Ze] begonnen [die] zegeningen te zien. […] Ze kochten een betaalbaar perceel in de stad en tekenden ontwerpen voor een huis. Vervolgens vroegen ze met succes via een nieuw overheidsprogramma een lening aan om een woning te bouwen. Na goedkeuring begonnen ze meteen aan de fundering.

‘Alles verliep naar wens, tot een bouwinspecteur opmerkte dat hun perceel niet toegankelijk was voor de brandweer. “Deze grond is niet geschikt voor de bouw van een huis”, zei hij tegen ze. “U moet de bouw staken.”

‘[Broeder en zuster Yanagida] waren van hun stuk gebracht en vroegen de zendelingen om raad. “We gaan met ons zessen voor jullie vasten en bidden”, zei een van de zendelingen. “Doen jullie dat ook.” De daaropvolgende twee dagen vastten en baden de Yanagida’s samen met de zendelingen. Er kwam een andere inspecteur om hun perceel opnieuw te beoordelen. […] Hij […] gaf broeder en zuster Yanagida aanvankelijk weinig hoop om door de inspectie te komen. Maar toen hij beter naar het perceel keek, zag hij een oplossing. In een noodgeval kon de brandweer het perceel bereiken door eenvoudigweg een nabijgelegen hek te verwijderen. De familie Yanagida kon zo toch hun huis bouwen.

‘“U moet in het verleden wel iets uitzonderlijk goeds hebben gedaan”, zei de inspecteur. “Ik ben nog nooit zo mild geweest.” [Broeder en zuster Yanagida] waren dolblij. Ze hadden gevast en gebeden en hun tiende betaald. En precies zoals [die opmerkelijke] zendelingzuster had beloofd, zouden ze straks een eigen huis hebben.’17

Heiligen over de hele wereld hebben soortgelijke ervaringen gehad als ze tiende betaalden. De Heer zegent zijn volk dat trouw en gehoorzaam is. En dankzij de trouwe tiendebetaling is de bouw van tempels over de hele wereld mogelijk.

Zuster Renlund: Ik weet dat we op subtiele en betekenisvolle manieren gezegend worden als we de wet van tiende naleven. Soms zijn de zegeningen niet wat we verwachten en zien we ze makkelijk over het hoofd. Maar ze zijn er wel. Dat hebben we zelf meegemaakt.18

Ik vind het ook prachtig om in Saints te lezen hoe de eerste zusters als voltijdzendeling werden geroepen. Eind jaren 1890 deden in Engeland geruchten de ronde dat vrouwen in de kerk lichtgelovig en dom waren, en zelf niet konden nadenken. In die periode bracht een heilige der laatste dagen uit Salt Lake City, Elizabeth McCune, met haar dochter een langdurig bezoek aan Londen.

Toen ze in Londen een kerkconferentie bijwoonden, werd Elizabeth verrast toen ‘Joseph McMurrin, raadgever in het zendingspresidium, in de ochtendbijeenkomst blijk gaf van zijn afkeur van […] denigrerende uitspraken over vrouwen in de kerk [en aankondigde:] “We hebben net een dame uit Utah in ons midden […]. We gaan zuster McCune vragen om u vanavond over haar ervaring in Utah te vertellen.” Vervolgens spoorde hij iedereen in de conferentie aan vrienden mee te nemen om haar te horen spreken.’

‘Toen de bijeenkomst begon, zat de zaal tjokvol. Elizabeth deed een schietgebed en liep naar het spreekgestoelte.’ Ze sprak tot de aanwezigen over haar geloof en haar familie, en getuigde moedig van de waarheid van het evangelie. Ze zei ook: ‘“Onze godsdienst leert ons dat man en vrouw elkaars gelijke zijn.” Na afloop schudden vreemden Elizabeth de hand. “Als meer van uw vrouwen hierheen kwamen,” zei iemand, “zou dat veel goed doen.”’

‘Toen hij Elizabeths invloed op het publiek had gezien, [schreef president McMurrin aan de president van de kerk:] “Als enkele positieve, intelligente vrouwen op zending naar Engeland werden geroepen, […] zou dat uitstekende resultaten opleveren.”’ ‘De beslissing om vrouwen als evangeliserende voltijdzendelingen te roepen, kwam ten dele voort uit Elizabeth McCunes prediking.’19

portret ten voeten uit van vrouw

Elizabeth McCune.

Op 22 april 1898 meerden Inez Knight en Jennie Brimhall aan in de haven van Liverpool (Engeland). Zij waren de eerste aangestelde ‘zendelingzusters’ van de kerk.

Ze vergezelden president McMurrin en andere zendelingen naar een stadje ten oosten van Liverpool. Die avond kwam een grote menigte op een straatbijeenkomst met de zendelingen af. ‘President McMurrin kondigde aan dat er de volgende dag een bijzondere bijeenkomst zou worden gehouden, en hij nodigde iedereen uit om naar de prediking van “echte mormoonse vrouwen” te komen luisteren.’20 Dit is Inez Knights zendingsdagboek. Ze schreef: ‘Vanavond sprak ik met angst en beven, maar ik verraste mezelf.’21 Ze erkende de hemelse hulp die ze kreeg toen ze schreef: ‘Ik sprak die avond een grote menigte toe, maar was gezegend door de gebeden van andere zendelingen.’22 Deze ‘echte mormoonse vrouwen’ weerden zich kranig, gingen van deur tot deur en getuigden vaak tijdens straatbijeenkomsten. Er kwamen al snel meer zendelingzusters bij die in heel Engeland aan de slag gingen.

Ouderling Renlund: Zuster Knight en zuster Brimhall waren de eersten. In deze bedeling hebben honderdduizenden zendelingzusters gediend.23 Wat mij opvalt aan deze zendelingzusters is dat ze effectief kunnen zijn door hun authentieke zelf te zijn. Ze zijn echte vrouwen van de kerk. Net als zuster Knight en zuster Brimhall vertellen ze mensen wie ze zijn en wat ze geloven.

De invloed van zendelingzusters op de vergadering van Israël is uitzonderlijk. Een jonge zendeling vroeg me onlangs in een vraag-en-antwoordbijeenkomst waarom de wijken in zijn zendingsgebied de voorkeur geven aan zendelingzusters. Mijn antwoord was eenvoudig: ‘Omdat zusters hun hart en ziel in het werk stoppen. De leden houden van alle zendelingen die dat doen, die zich helemaal geven.’

De inzet van zusters die een zendingsoproep aanvaarden, draagt enorm bij aan de verspreiding van het evangelie. President Nelson heeft in de afgelopen algemene aprilconferentie gezegd: ‘We houden van zendelingzusters en verwelkomen ze met open armen. Jullie bijdrage aan dit werk is fantastisch!’24

Zuster Renlund: Ik ben ook onder de indruk van het goede dat zuster McCune teweegbracht, ook al was ze niet als zendelinge geroepen en aangesteld. Maar deze lieve zuster bracht dingen tot stand door haar geloof.25

Dat brengt ons bij nog een verbluffend aspect van Saints, deel 3. We vinden voorbeelden van heiligen die in de moeilijkste omstandigheden blijk gaven van hun discipelschap. Voormalige vijanden zetten zich over vijandige gevoelens heen en werden één door op Jezus Christus te vertrouwen.

Na de Tweede Wereldoorlog ‘was Nederland er na vijf jaar bezetting [door het Duitse naziregime] betreurenswaardig aan toe. Ruim tweehonderdduizend Nederlanders waren tijdens de oorlog omgekomen en honderdduizenden huizen waren vernield of verwoest. Veel heiligen in […] Nederland waren bitter jegens de Duitsers’ en jegens elkaar, omdat sommigen in het verzet waren gegaan en anderen hadden gecollaboreerd. De verdeeldheid was voelbaar.

Ouderling Renlund: ‘De zendingspresident, Cornelius Zappey, moedigde kerkgemeenten aan om hun voedselvoorraad aan te vullen door aardappelprojecten op touw te zetten met pootaardappelen van de Nederlandse overheid.’ Met deze aanmoediging ‘legden gemeenten in Nederland […] aardappelveldjes aan waar ze maar plek konden vinden: in achtertuinen, bloemperken, braakliggende percelen en middenbermen.

‘Tegen de oogsttijd hield [president Zappey] een zendingsconferentie in Rotterdam.’ Hij wist door gesprekken met de president van het zendingsgebied Oost-Duitsland ‘dat veel heiligen in Duitsland met een ernstig tekort aan voedsel kampten. [President Zappey] wilde iets doen om te helpen, dus vroeg hij de plaatselijke leiders of ze bereid waren om de heiligen in Duitsland een deel van hun aardappeloogst te geven.

‘“Uw bitterste vijanden als gevolg van deze oorlog zijn de Duitsers”, gaf hij toe. “Maar die mensen zijn er nu veel erger aan toe dan u.”

‘Sommige Nederlandse heiligen waren aanvankelijk tegen het plan. Waarom zouden ze hun aardappelen met de Duitsers delen? [Sommigen hadden huizen verloren] door Duitse bommen, of [hadden] dierbaren [zien] sterven van de honger omdat Duitse bezetters hun voedsel hadden afgenomen.’

President Zappey vroeg Pieter Vlam, voormalig krijgsgevangene en leider van de kerkgemeente in Amsterdam, ‘om gemeenten in heel Nederland te bezoeken en ze aan te moedigen het plan te steunen’, waarbij hij onderscheid maakte tussen het naziregime en het Duitse volk. ‘Pieter was een ervaren kerkleider wiens onterechte gevangenschap in een Duits kamp alom bekend was. Als de Nederlandse heiligen iemand in het zendingsgebied liefhadden en vertrouwden, was het Pieter Vlam wel.’

Toen Pieter de gemeenten bezocht, ‘zinspeelde hij op zijn ontberingen in de gevangenis. “Ik heb het zelf meegemaakt”, zei hij. “Dat weet u.” Hij spoorde ze aan het Duitse volk te vergeven. “Ik weet hoe moeilijk het is om ze lief te hebben”, zei hij. “Maar als zij onze broeders en zusters zijn, behoren we ze ook zo te behandelen.”

Zuster Renlund: ‘Zijn woorden en die van andere gemeentepresidenten raakten de heiligen. De boosheid van velen ebde weg toen ze aardappelen voor hun Duitse [broeders en zusters] oogstten.’ Niet alleen dat, maar ook de onenigheden en het wantrouwen onder gemeenteleden begonnen af te nemen. De leden ‘wisten dat ze door samenwerking voorwaarts konden gaan.

‘[President Zappey] werkte intussen aan de vergunningen om de aardappelen naar Duitsland te vervoeren. […] Toen enkele functionarissen probeerden de transportplannen tegen te houden, zei [president Zappey] tegen hen: “Deze aardappelen zijn van de Heer, en als het zijn wil is, zal de Heer zorgen dat ze in Duitsland komen.”

mannen dragen zakken aardappelen

Cornelius Zappey, Nederlandse zendelingen en Nederlandse heiligen laden de aardappelen in voor transport.

‘Uiteindelijk kwamen de Nederlandse heiligen en zendelingen in november 1947 in Den Haag bijeen en laadden […] zo’n zeventig ton aardappelen in. De aardappelen kwamen spoedig in Duitsland aan en werden onder de heiligen uitgedeeld. […]

‘Het aardappelproject kwam al snel het Eerste Presidium ter ore. President David O. McKay was erg onder de indruk en zei: “Dit is een van de grootste christelijke daden die ooit onder mijn aandacht zijn gebracht.”’26

Nederlandse heiligen bij een vrachtwagen vol zakken aardappelen

Ouderling Renlund: Het daaropvolgende jaar stuurden de Nederlandse leden weer een grote aardappeloogst naar de Duitsers. Bovendien deden ze er haring bij, waardoor het geschenk nog groter werd. Een paar jaar later, in 1953, zette de Noordzee een aanzienlijk deel van Nederland onder water, waardoor Nederlandse leden in nood verkeerden. Nu stuurden de Duitse heiligen noodhulp naar Nederland. De naastenliefde in actie door de Nederlandse heiligen heeft jarenlang effect gehad. Die daden vormen een blijvend bewijs van de liefde en naastenliefde die mogelijk zijn, zelfs tussen vijanden, wanneer gewone mensen God eerst liefhebben en hun naaste als zichzelf.

De bereidheid om te vergeven bracht de Nederlandse leden genezing. Ik heb gemerkt dat dit ook voor mij geldt. Als ik wrok koester, is de Geest gegriefd. Als ik boos ben, ben ik minder vriendelijk en minder christelijk in mijn gedrag jegens anderen. Dit wordt prachtig verwoord door een personage in Alan Patons roman uit 1953, Too Late the Phalarope, die zich afspeelt in Zuid-Afrika ten tijde van de apartheid: ‘Er is een onverbiddelijke wet […] dat we nooit herstellen van een diepe geestelijke wond, totdat we vergeven.’27

Zuster Renlund: Er zijn in Saints, deel 3 nog veel meer inspirerende verhalen uit deze periode van de kerkgeschiedenis te vinden. Misschien wil je iets weten over William Daniels, die jarenlang trouw in het gesegregeerde Kaapstad (Zuid-Afrika) diende. Hoewel hij niet tot een priesterschapsambt was geordend, had hij een vurig getuigenis.28

Ouderling Renlund: Of Rafael Monroy en Vicente Morales in Mexico, die de martelaarsdood stierven wegens hun geloof. En Rafaels moeder, Jesusita, en zijn echtgenote, Guadalupe, die hun familie en gemeenschap moedig leidden ondanks voortdurende bedreigingen.29

portret van vrouw

Jesusita Monroy.

Zuster Renlund: Of Alma Richards, de eerste heilige der laatste dagen die een Olympische medaille won, deels omdat hij het woord van wijsheid naleefde.30

Ouderling Renlund: Of Hirini Whaanga, die met de steun van zijn gelovige vrouw, Mere, als zendeling naar zijn land van herkomst, Nieuw-Zeeland, terugkeerde om te prediken en namen voor tempelwerk te vergaren.31

Zuster Renlund: Of Helga Meiszus, die als jongevrouw in nazi-Duitsland het geloof behield, ondanks pesterijen van vroegere vrienden, leerkrachten en schoolleiders.32

Ouderling Renlund: Of Evelyn Hodges, die als maatschappelijk werkster in dienst van de ZHV gezinnen tijdens de crisis van de jaren 1930 weer op de been hielp.33

Zuster Renlund: We hebben geen tijd voor nog meer, maar jullie willen dit derde deel van Saints ongetwijfeld zelf lezen.

Ouderling Renlund: Voor mij is de perfecte lofzang voor deze periode in de kerkgeschiedenis ‘Hark, All Ye Nations!’,34 waarmee het koor onze bijeenkomst zal afsluiten. Dit lied, ‘Luister, o volk’ren’ in het Nederlands, is geschreven door Louis F. Mönch, afkomstig uit Duitsland, die lid van de kerk werd toen hij door Salt Lake City reisde. Hij diende later als zendeling voor de kerk in Zwitserland en Duitsland. Tijdens die zending publiceerde hij veel materiaal in het Duits, waaronder ‘Luister, o volk’ren’. Het is een van de lievelingslofzangen van de Duitstalige heiligen geworden. Het verscheen voor het eerst in Duitsland in dit zangboek in 1890. Het is vertaald in onder meer het Engels en Nederlands, en in het huidige lofzangenboek opgenomen. In die versie is de derde strofe die het koor ook gaat zingen, weggelaten.

Deze derde strofe beschrijft wat de genoemde heiligen in deze periode deden. Zij gaven ‘eer aan de ware, eeuwige God’. Kwamen ‘tot bekering en doop’. ‘Wijd[den] Hem [hun] hart toe, dan door zijn Zoon [werden zij] ruimschoots beloond.’

Lees Saints om inzicht in de geschiedenis van de kerk op te doen en van het voorbeeld van haar leden te leren. De verhalen in Saints zijn uitzonderlijk goed onderzocht en geverifieerd. Het boek getuigt van de voortgaande herstelling van de Kerk van Jezus Christus. Onze geschiedenis is inspirerend. Deze geschiedenis is ons gedeelde erfgoed, of we nu van de eerste pioniers of van latere pioniers afstammen, of zelf pioniers in het geloof zijn.

Waarom is dit belangrijk? Waarom nemen we zoveel tijd om deze verhalen te vertellen? Omdat deze verhalen ons echte voorbeelden bieden van de macht die we ontvangen door onze Heiland te leren kennen. Ik weet dat Jezus Christus leeft en zijn kerk leidt. Hij waakt over zijn verbondsvolk dat met de macht van God in grote heerlijkheid is gewapend. Ik smeek een zegen over jullie af dat je de liefde van de Heiland zult voelen als je tot Hem en zijn kerk nadert. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Moroni 10:3.

  2. Zie ‘A Message from the First Presidency’, Saints: The Story of the Church of Jesus Christ in the Latter Days, deel 1, The Standard of Truth, 1815–1846 (2018), xv.

  3. Russell M. Nelson, ‘De tempel en uw geestelijke fundament’, Liahona, november 2021, 94. President Nelson heeft ook gezegd: ‘We zijn getuige van een proces van herstelling. U denkt misschien dat de kerk volledig hersteld is, maar u ziet nog maar het begin. Er ligt nog veel meer in het verschiet. […] Wacht maar tot volgend jaar. En dan het jaar daarop. Neem uw vitaminepillen in. Pak uw rust. Het gaat spannend worden!’ (Russell M. Nelson in ‘Latter-day Saint Prophet, Wife and Apostle Share Insights of Global Ministry’ [30 oktober 2018], newsroom.ChurchofJesusChrist.org.)

  4. Joseph Fielding Smith, samensteller, Life of Joseph F. Smith (Salt Lake City: Deseret News Press, 1938), 474.

  5. Zie Saints: The Story of the Church of Jesus Christ in the Latter Days, deel 3, Boldly, Nobly, and Independent, 1893–1955 (2022), 202–205.

  6. Zie Saints, deel 3, Boldly, Nobly, and Independent, 206–207.

  7. Saints, deel 3, Boldly, Nobly, and Independent, 31–32.

  8. Saints, deel 3, Boldly, Nobly, and Independent32.

  9. Saints, deel 3, Boldly, Nobly, and Independent33.

  10. Saints, deel 3, Boldly, Nobly, and Independent, 33, Leer en Verbonden 137:7.

  11. Hebreeën 11:13.

  12. Russell M. Nelson, ‘De tempel en uw geestelijke fundament’, 95.

  13. Russell M. Nelson, ‘De tempel en uw geestelijke fundament’, 94–95.

  14. Zie Saints, deel 3, Boldly, Nobly, and Independent, 71, 74.

  15. Saints, deel 3, Boldly, Nobly, and Independent, 74–77.

  16. Zie Saints, deel 3, Boldly, Nobly, and Independent, 525–528, 531–534.

  17. Saints, deel 3, Boldly, Nobly, and Independent, 542–545.

  18. Zie David A. Bednar, ‘De vensters van de hemel’, Liahona, november 2013, 17.

  19. Saints, deel 3, Boldly, Nobly, and Independent, 55–58, 63–65.

  20. Saints, deel 3, Boldly, Nobly, and Independent, 6364.

  21. Dagboek van Inez Knight Allen, 2 april 1898, L. Tom Perry Special Collections, Harold B. Lee Library, Brigham Young University, Provo (Utah, VS), 16.

  22. Dagboek van Inez Knight Allen, 2 april 1898, 18.

  23. 297.478 jonge alleenstaande zusters zijn tussen 1 januari 1981 en 1 januari 2022 op zending gegaan.

  24. Russell M. Nelson, ‘Het evangelie van vrede verkondigen’, Liahona, mei 2022, 6.

  25. Zie Russell M. Nelson, ‘Een oproep aan mijn zusters’, Liahona, november 2015, 95–98.

  26. Saints, deel 3, Boldly, Nobly, and Independent, 500–504.

  27. Alan Paton, Too Late the Phalarope (New York: Scribner Paperback Fiction, 1995), 278.

  28. Zie Saints, deel 3, Boldly, Nobly, and Independent, 308–310, 322–324.

  29. Zie Saints, deel 3, Boldly, Nobly, and Independent, 161–162, 172–176, 186–189.

  30. Zie Saints, deel 3, Boldly, Nobly, and Independent, 147–150, 156–159.

  31. Zie Saints, deel 3, Boldly, Nobly, and Independent, 52–55, 66–68, 78–80.

  32. Zie ‘Meyer, Helga Meiszus (Birth)’ in het register van Saints, deel 3, Boldly, Nobly, and Independent.

  33. Zie Saints, deel 3, Boldly, Nobly, and Independent, 305–308, 315–317, 327–329.

  34. Zie ‘Luister, o volk’ren’, Lofzangen, nr. 173. De zingbare Engelse vertaling van strofe 3 uit het Duits is:

    Honor the one and true living God.

    Come and be baptized; hold to the rod.

    Give Him your heart, with faith in His Son–

    Jesus, the Holy One.

    Een wat letterlijker vertaling van strofe 3 uit het Duits is:

    Geef eer aan de ware, eeuwige God.

    Zijn woord roept tot bekering en doop ons op.

    Wijd Hem uw hart toe, dan door zijn Zoon

    wordt u ruimschoots beloond!