‘Wees waakzaam’, Heiligen: de geschiedenis van de Kerk van Jezus Christus in de laatste dagen, deel 1, Het waarheidsvaandel, 1815–1846 (2018), hoofdstuk 4
Hoofdstuk 4: ‘Wees waakzaam’
HOOFDSTUK 4
Wees waakzaam
De 22-jarige Emma Hale hoorde voor het eerst over Joseph Smith toen hij in het najaar van 1825 voor Josiah Stowell ging werken. Josiah had de jongeman en zijn vader ingehuurd om hem naar begraven schatten te helpen zoeken.1 Volgens een plaatselijke legende had een groep ontdekkingsreizigers eeuwen eerder een ader van zilvererts ontgonnen en het zilver in de omgeving verstopt. Josiah wist dat Joseph de gave bezat om zienerstenen te gebruiken. Daarom bood hij hem een mooi loon en een deel van de opbrengst als hij mee wilde zoeken.2
Emma’s vader, Isaac, steunde deze onderneming. Toen Joseph en zijn vader in Harmony (Pennsylvania, VS), zo’n 240 km ten zuiden van Palmyra, op de boerderij van de familie Stowell waren gearriveerd, was Isaac getuige bij het ondertekenen van hun contract. Hij bood de arbeiders eveneens onderdak in zijn eigen huis.3
Kort daarop maakte Emma kennis met Joseph. Hij was jonger dan zij, meer dan 1,85 m lang, en zag eruit als een harde werker. Hij had blauwe ogen en een lichte huidskleur, en liep een beetje mank. Hij maakte taalfouten en soms gebruikte hij een overvloed aan woorden om zich uit te drukken, maar hij maakte wel een intelligente indruk. Joseph en zijn vader waren goede mensen. Ze aanbaden God liever alleen dan met Emma en haar familie mee naar hun kerk te gaan.4
Joseph en Emma hielden van de buitenlucht. Van jongs af aan genoot Emma van paardrijden en van kanovaren op de rivier in de buurt. Joseph was geen geoefend ruiter, maar hij blonk uit in worstelen en balsporten. Hij was makkelijk in de omgang en glimlachte graag, en hij vertelde vaak grapjes en leuke verhalen. Emma was wat meer gereserveerd, maar ze kon een goede grap wel waarderen en ze kon goed met iedereen overweg. Ze hield ook van lezen en zingen.5
Met het verstrijken van de weken leerden Emma en Joseph elkaar beter kennen, en maakten haar ouders zich steeds meer zorgen om hun relatie. Joseph was een arme arbeider uit een andere staat, en ze hoopten dat de interesse van hun dochter zou afnemen en dat ze met iemand uit een welvarende, plaatselijke familie zou trouwen. Emma’s vader had zich van de jacht op de schat gedistantieerd en wantrouwde Joseph, die er wel aan deelnam. Isaac Hale hield er geen rekening mee dat Joseph had geprobeerd Josiah Stowell van de zoektocht af te brengen toen duidelijk werd dat er niets te vinden was.6
Joseph was de fijnste man die Emma kende, en ze bleef dan ook tijd met hem doorbrengen. Nadat hij Josiah had overgehaald om niet langer naar zilver te zoeken, bleef Joseph in Harmony op Josiahs boerderij werken. Soms werkte hij voor Joseph en Polly Knight, die ook een boerderij in de buurt bezaten. Als hij niet werkte, ging hij bij Emma op bezoek.7
Al gauw werd er in Harmony over Joseph en zijn zienersteen geroddeld. Sommige oudere mensen geloofden in zieners, maar de meeste van hun kinderen en kleinkinderen niet. De neef van Josiah vond dat Joseph misbruik had gemaakt van zijn oom. Hij daagde de jongeman voor de rechter en beschuldigde hem van oplichting.
In de plaatselijke rechtbank vertelde Joseph hoe hij de steen had gevonden. Joseph sr. getuigde dat hij God voortdurend had gevraagd wat Hij beoogde met Josephs wonderbaarlijke gave als ziener. Ten slotte getuigde Josiah. Hij verklaarde dat Joseph hem niet had opgelicht.
De rechter vroeg: ‘Begrijp ik het goed? Gelooft u dat de beschuldigde dingen ziet met behulp van de steen?’
Josiah ontkende dat hij het alleen maar geloofde. ‘Ik weet met absolute zekerheid dat hij dat doet.’
Josiah was een gerespecteerd lid van de plaatselijke gemeenschap, en daarom geloofde men hem op zijn woord. Uiteindelijk werd er geen afdoend bewijs geleverd dat Joseph een bedrieger was, en de zaak werd geseponeerd.8
In september 1826 ging Joseph weer naar de heuvel om de platen op te halen, maar Moroni zei dat hij er nog steeds niet klaar voor was. ‘Mijd de schatgravers’, zei de engel. ‘Sommige van hen zijn goddeloze mannen.’9 Moroni gaf hem nog een jaar de tijd om zijn wil op die van God af te stemmen. Als hij dat niet deed, zouden de platen nooit aan hem worden toevertrouwd.
De engel droeg hem ook op de volgende keer iemand mee te brengen. Diezelfde opdracht had hij gegeven toen Joseph de eerste keer naar de heuvel kwam. Maar nu Alvin was overleden, was Joseph in de war.
‘Wie is de juiste persoon?’ vroeg hij.
‘Dat zal je duidelijk worden’, zei Moroni.
Joseph vroeg de Heer om leiding door middel van zijn zienersteen. Hij kreeg als antwoord dat Emma de juiste persoon was.10
Joseph voelde zich vanaf het begin tot Emma aangetrokken. Net als Alvin kon ze hem helpen om uit te groeien tot de man die de Heer voor zijn werk nodig had. Maar dat was niet alles. Joseph hield van haar en wilde met haar trouwen.11
In december werd Joseph 21 jaar. In het verleden had hij zich laten afleiden door de verwachtingen van mensen die misbruik wilden maken van zijn gave.12 Maar sinds hij de laatste keer naar de heuvel was gegaan, had hij ingezien dat hij zich grondiger op het ontvangen van de platen moest voorbereiden.
Voordat Joseph naar Harmony terugkeerde, sprak hij met zijn ouders. Hij zei: ‘Ik wil graag trouwen, en als u er geen bezwaar tegen hebt, kies ik voor Emma Hale.’ Zijn ouders waren blij met zijn beslissing, en Lucy drong erop aan dat de jonggehuwden bij hen zouden komen wonen.13
Die winter bracht Joseph zo veel mogelijk tijd met Emma door. Als er te veel sneeuw lag om te voet naar haar toe te gaan, leende hij de slee van de familie Knight. Haar ouders vonden hem nog steeds geen goede partij, en hij slaagde er niet in om hen op andere gedachten te brengen.14
In januari 1827 ging Emma op bezoek bij de familie Stowell, zodat zij tijd met Joseph kon doorbrengen zonder de afkeurende blikken van haar familie. Daar deed Joseph Emma een aanzoek, en eerst was Emma verbaasd. Ze wist dat haar ouders bezwaar tegen het huwelijk zouden maken.15 Joseph drong er echter op aan dat ze het zou overwegen. Ze konden er meteen samen vandoor gaan.
Emma dacht over het aanzoek na. Als ze met Joseph trouwde, zouden haar ouders teleurgesteld zijn. Maar het was haar keuze, en zij hield van hem.16
Kort daarna, op 18 januari 1827, trouwden Joseph en Emma in het huis van de plaatselijke vrederechter. Ze gingen bij Josephs ouders in Manchester wonen, en dat was het begin van hun leven samen. Het was een comfortabel huis, maar te duur voor Joseph sr. en Lucy. Ze hadden een betalingsachterstand opgelopen en hadden het huis moeten verkopen. Nu huurden ze het van de nieuwe eigenaars.17
Ze vonden het fijn dat Joseph en Emma bij hen kwamen wonen. De goddelijke roeping van hun zoon maakte hen echter onrustig. Mensen in de omgeving hadden over de gouden platen gehoord en gingen er soms naar op zoek.18
Op een dag ging Joseph voor een boodschap naar de stad. Toen hij tegen etenstijd nog niet was teruggekeerd, maakten zijn ouders zich zorgen. Ze wachtten urenlang en konden de slaap niet vatten. Uiteindelijk deed Joseph de deur open en liet hij zich uitgeput op een stoel vallen.
‘Waarom ben je zo laat?’ vroeg zijn vader.
‘Ik ben nog nooit zo erg gekastijd’, zei Joseph.
‘Wie heeft jou gekastijd?’ wilde zijn vader weten.
‘Het was een engel van de Heer’, zei Joseph. ‘Hij zegt dat ik nalatig ben geweest.’ De dag van de volgende afspraak met Moroni kwam dichterbij. ‘Ik moet in actie komen’, zei hij. ‘Ik moet doen wat God mij heeft geboden.’19
In de herfst reisden Josiah Stowell en Joseph Knight na de oogst naar Manchester voor zaken. Beide mannen wisten dat er bijna vier jaren waren verstreken sinds Joseph voor het eerst naar de heuvel was gegaan, en ze waren benieuwd of Moroni de platen eindelijk aan hem zou toevertrouwen.
Ook de plaatselijke schatgravers wisten dat Joseph rond die tijd de platen in ontvangst zou nemen. Een van hen, een zekere Samuel Lawrence, had op de heuvel naar de platen lopen zoeken. Joseph vreesde dat Samuel voor problemen zou zorgen. Daarom stuurde hij zijn vader op de avond van 21 september naar het huis van Samuel om hem in de gaten te houden en tegen te houden als hij aanstalten maakte om naar de heuvel te gaan.20
Joseph bereidde zich voor om de platen te gaan ophalen. De volgende dag zou hij, net als elk jaar, naar de heuvel gaan. Om de schatgravers een stap voor te blijven, wilde hij echter kort na middernacht bij de heuvel zijn, in de vroege ochtend van de 22e september. Niemand zou hem daar op dat uur verwachten.
Hij wist echter nog steeds niet hoe hij de platen kon beschermen zo gauw hij ze in zijn bezit had. Toen bijna iedereen naar bed was gegaan, vroeg hij zijn moeder stilletjes of ze een afsluitbaar kistje had. Lucy had er geen en begon zich meteen zorgen te maken.
‘Maak u maar niet ongerust’, zei Joseph. ‘Voorlopig lukt het zo ook wel.’21
Emma verscheen, gekleed op een rit in de buitenlucht. Ze klom met Joseph in het rijtuig van Joseph Knight en samen reden ze de duisternis tegemoet.22 Toen ze bij de heuvel kwamen, wachtte Emma in het rijtuig terwijl Joseph naar de verstopplaats van de platen klom.
Moroni verscheen en Joseph tilde de gouden platen en de zienerstenen uit de stenen kist. Voordat Joseph de heuvel afdaalde, herinnerde Moroni hem eraan dat hij de platen aan niemand mocht laten zien, behalve op aanwijzing van de Heer. Als hij alles deed wat hij kon om de platen te bewaren, zouden ze worden beschermd.
‘Je moet waakzaam zijn en het in jou gestelde vertrouwen niet beschamen’, zei Moroni. ‘Anders val je ten prooi aan goddeloze mannen, die elke list en truc zullen aanwenden om ze je afhandig te maken. Als je niet voortdurend op je hoede bent, zullen ze daarin slagen.’23
Joseph daalde de heuvel af met de platen, maar voordat hij in het rijtuig stapte, verstopte hij ze in een holle boomstam. Daar zouden ze veilig zijn tot hij een afsluitbaar kistje had gevonden. Hij voegde zich weer bij Emma, en samen reden ze bij zonsopgang weer naar huis.24
Thuis wachtte Lucy vol ongeduld op Joseph en Emma terwijl ze ontbijt klaarmaakte voor Joseph sr., Joseph Knight en Josiah Stowell. Ze werkte met een bonzend hart en was bang dat haar zoon zonder de platen naar huis zou komen.25
Kort daarna kwamen Joseph en Emma binnen. Lucy keek om te zien of Joseph de platen had, maar verliet bevend de kamer toen ze zijn lege handen zag.
Joseph volgde haar. Hij zei: ‘Moeder, wees niet bezorgd.’ Hij gaf haar een voorwerp dat in een zakdoek was gewikkeld. Door de stof heen voelde Lucy iets wat op een grote bril leek. Het was de Urim en Tummim, de zienerstenen die de Heer had voorzien om de vertaling van de platen mogelijk te maken.26
Lucy was opgetogen. Het leek wel of er een grote last van Josephs schouders was gevallen. Toen hij zich bij de anderen voegde, zette hij echter een somber gezicht op en ontbeet hij in stilte. Toen hij klaar was, liet hij verdrietig zijn hoofd in zijn hand rusten. ‘Ik ben teleurgesteld’, zei hij tegen Joseph Knight.
‘Wel, dat is jammer’, zei de oude man.
‘Ik ben erg teleurgesteld’, herhaalde Joseph, terwijl er een glimlach op zijn gezicht kwam. ‘Het is tien keer beter dan ik had verwacht!’ Hij beschreef de grootte en het gewicht van de platen en vertelde enthousiast over de Urim en Tummim.
‘Ik kan er alles in zien’, zei hij. ‘Het is fantastisch.’27
De dag nadat hij de platen had gekregen, ging Joseph in een naburig dorp een waterput repareren zodat hij met het verdiende geld een afsluitbaar kistje kon kopen. Diezelfde ochtend ving Joseph sr. een gesprek op toen hij voor een boodschap aan de andere kant van de heuvel was. Een groep mannen smeedde plannen om de gouden platen te stelen. ‘We moeten en zullen de platen te pakken krijgen’, zei een van hen, ‘en daar kunnen Joe Smith en alle duivels van de hel niets aan veranderen.’
Geschrokken ging Joseph sr. weer naar huis, en hij vertelde Emma wat hij had gehoord. Ze zei dat ze niet wist waar de platen waren, maar ze was ervan overtuigd dat Joseph ze goed had verborgen.
Joseph sr. antwoordde: ‘Ja, maar je weet dat Ezau door een kleinigheid zijn zegening en zijn geboorterecht was kwijtgeraakt. Zo kan het Joseph ook vergaan.’28
Om zich ervan te vergewissen dat de platen veilig waren, klom Emma op een paard en reed ze meer dan een uur naar de boerderij waar Joseph aan het werk was. Hij stond bij de waterput en was vuil en bezweet na een dag hard werken. Toen hij hoorde dat er gevaar dreigde, keek hij in de Urim en Tummim en zag hij dat de platen veilig waren.
Thuis liep Joseph sr. de hele tijd buiten te ijsberen. Hij hield voortdurend zijn blik op de weg gericht in afwachting van de komst van Joseph en Emma.
Zodra ze weer thuis waren, zei Joseph: ‘Vader, alles is volkomen veilig, we hoeven ons geen zorgen te maken.’29
Er moest echter iets gebeuren.
Joseph haastte zich naar de heuvel, nam de platen uit de holle boomstam en wikkelde ze voorzichtig in een hemd.30 Hij liep door het bos naar huis en was voortdurend op zijn hoede. In het bos was hij aan de ogen van de mensen op de hoofdweg onttrokken, maar er hielden zich vaak dieven schuil.
Terwijl Joseph onder het gewicht van de kroniek gebukt ging, baande hij zich zo snel mogelijk een weg door het bos. Voor hem lag een omgevallen boom over het pad, en toen hij er overheen sprong, kreeg hij een harde klap in zijn rug. Hij draaide zich om en zag een man op hem afkomen die hem met de kolf van zijn geweer wilde slaan.
Joseph klemde de platen onder zijn ene arm, sloeg de man neer en haastte zich verder het struikgewas in. Een kilometer verderop sprong een andere man van achter een boom en sloeg Joseph met de kolf van zijn geweer. Joseph wist de man af te schudden en zette het op een lopen in een wanhopige poging om het bos te verlaten. Hij had echter nog maar enkele passen gezet toen een derde man hem aanviel en hem zo hard sloeg dat het hem duizelde. Joseph krabbelde weer overeind, sloeg de man zo hard hij kon en rende naar huis.31
Met het zware pak onder een arm geklemd gooide hij de deur open. ‘Vader,’ riep hij uit, ‘ik heb de platen.’
Zijn 14-jarige zus Katharine hielp hem het pak op de tafel te tillen terwijl de rest van de familie kwam aanlopen. Joseph merkte dat zijn vader en zijn jongere broer William de platen uit het pak wilden halen, maar hij hield hen tegen.
‘Mogen we ze niet zien?’ vroeg Joseph sr.
‘Nee’, zei Joseph. ‘Eerst was ik ongehoorzaam, maar deze keer wil ik getrouw zijn.’
Hij zei dat ze de platen door de stof heen mochten betasten, waarop zijn broer William het pak optilde. Het was zwaarder dan steen, en William merkte dat het uit vellen bestond, zoals de bladzijden van een boek.32 Joseph stuurde zijn jongste broer, Don Carlos, op pad om een afsluitbaar kistje te gaan halen bij Hyrum, die even verderop woonde met zijn vrouw Jerusha en hun pasgeboren dochtertje.
Kort daarna arriveerde Hyrum. Zodra de platen veilig in de kist waren opgeborgen, liet Joseph zich op bed vallen en begon hij over de mannen in het bos te vertellen.
Terwijl hij praatte, voelde hij dat zijn hand pijn deed. In het gevecht had hij zijn duim ontwricht.
‘Ik vertel straks verder, vader,’ zei hij plotseling, ‘maar kunt u eerst even mijn duim weer rechtzetten?’33