Instituut
5 Alles is verloren


‘Alles is verloren’, Heiligen: de geschiedenis van de Kerk van Jezus Christus in de laatste dagen, deel 1, Het waarheidsvaandel, 1815–181846 (2018), hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5: ‘Alles is verloren’

HOOFDSTUK 5

Alles is verloren

Vertaalde bladzijden

Nadat Joseph de gouden platen mee naar huis had genomen, deden mensen wekenlang pogingen om ze te stelen omdat ze op het goud uit waren. Om de kroniek veilig te houden, moest Joseph steeds een andere bergplaats zoeken. Zo verborg hij de platen in de haard, onder de vloer in de werkplaats van zijn vader en in het graan. Hij moest voortdurend op zijn hoede zijn.

Nieuwsgierige buren kwamen op bezoek en smeekten om de kroniek te mogen zien. Dat weigerde Joseph steevast, zelfs als hem geld werd aangeboden. Hij was vastbesloten om goed voor de platen te zorgen, omdat hij vertrouwde op de belofte van de Heer dat de platen zouden worden beschermd als hij alles deed wat hij kon.1

Door al die onderbrekingen had hij nauwelijks de tijd om de platen en de Urim en Tummim te bestuderen. Hij wist dat hij de platen met behulp van de uitleggers moest vertalen, maar hij had nog nooit zienerstenen gebruikt om een oude taal te lezen. Hij wilde graag aan het werk beginnen, maar hij wist niet goed hoe.2

Terwijl Joseph de platen bestudeerde, had Martin Harris, een gerespecteerd landeigenaar uit Palmyra, interesse voor zijn werk opgevat. Martin was oud genoeg om Josephs vader te zijn, en had hem weleens ingehuurd om op het land te werken. Martin had over de gouden platen gehoord maar er niet verder bij stilgestaan, tot Josephs moeder hem uitnodigde om bij haar zoon op bezoek te komen.3

Toen Martin langskwam, was Joseph op het land aan het werk. Daarom stelde hij Emma en andere familieleden vragen over de platen. Zodra Joseph weer thuis was, nam Martin hem bij de arm en vroeg hij om meer informatie. Joseph vertelde hem over de gouden platen en Moroni’s aanwijzingen voor de vertaling en de publicatie van de kroniek.

Martin zei: ‘Als dit het werk van de duivel is, wil ik er niets mee te maken hebben.’ Maar als het het werk van de Heer was, wilde hij Joseph helpen het aan de wereld te verkondigen.

Joseph liet Martin het afgesloten kistje met de platen vasthouden. Martin voelde dat er iets zwaars in zat, maar hij geloofde nog niet dat er gouden platen in zaten. ‘Neem mij niet kwalijk dat ik u niet op uw woord geloof’, zei hij tegen Joseph.

Het was na middernacht toen Martin weer thuiskwam. Hij ging naar zijn slaapkamer en bad. Hij beloofde God dat hij alles zou geven wat hij had, als hij zeker wist dat Joseph goddelijk werk verrichtte.

Terwijl hij bad, voelde Martin een stille, zachte stem tot zijn ziel spreken. Van toen af wist hij dat de platen van God kwamen, en hij wist dat hij Joseph moest helpen de boodschap te verspreiden.4


In het najaar van 1827 raakte Emma zwanger. Ze schreef haar ouders een brief met het nieuws. Emma en Joseph waren nu bijna een jaar getrouwd, maar haar ouders waren er nog steeds niet blij over. Ze stemden er echter mee in dat het jonge echtpaar terug zou keren naar Harmony, zodat Emma bij haar familie kon bevallen.

Hoewel dat betekende dat hij zijn ouders en broers en zussen moest achterlaten, wilde Joseph graag vertrekken. In New York probeerden mensen nog steeds de platen te stelen, en als ze verhuisden, zou hij de nodige rust en privacy hebben om het werk van de Heer te volbrengen. Helaas had hij schulden en dus geen geld voor een verhuizing.5

In een poging om zijn financiële aangelegenheden in orde te brengen, ging Joseph naar de stad om enkele schulden te vereffenen. Toen hij in een winkel zijn rekening betaalde, kwam Martin Harris naar hem toegelopen. ‘Hier hebt u vijftig dollar, meneer Smith’, zei hij. ‘Ik geef ze u zodat u het werk van de Heer kunt doen.’

Joseph aarzelde en beloofde het geld terug te betalen, maar Martin zei dat hij zich daar geen zorgen over hoefde te maken. Het geld was een geschenk, en hij riep iedereen in de winkel op om te bevestigen dat hij het uit eigen beweging had gegeven.6

Kort daarop betaalde Joseph zijn schulden af en laadde hij zijn huifkar in. Joseph en Emma vertrokken naar Harmony, met de gouden platen verstopt in een ton bonen.7


Ongeveer een week later arriveerden ze bij het riante huis van de familie Hale.8 Al gauw eiste Emma’s vader de platen te zien, maar Joseph zei dat hij alleen het kistje kon tonen waar ze in zaten. Geërgerd pakte Isaac het afgesloten kistje vast. Hij voelde dat er iets zwaars in zat, maar hij bleef sceptisch. Hij zei dat Joseph het kistje niet in huis mocht bewaren tenzij hij liet zien wat erin zat.9

Met Emma’s vader in de buurt verliep het vertalen moeizaam, maar Joseph deed zijn best. Met de hulp van Emma zette hij een aanzienlijk aantal tekens van de platen op papier.10 Daarna deed hij er ettelijke weken over om ze met behulp van de Urim en Tummim te vertalen. De werkwijze hield meer in dan alleen maar in de uitleggers kijken. Joseph moest nederig zijn en geloof oefenen terwijl hij de tekens bestudeerde.11

Een paar maanden later kwam Martin naar Harmony. Hij zei dat hij zich door de Heer geroepen voelde om naar de stad New York door te reizen en het advies in te winnen van deskundigen in oude talen. Hij hoopte dat zij de tekens konden vertalen.12

Joseph nam nog een aantal tekens van de platen over, schreef er zijn vertaling naast en gaf het blad papier aan Martin. Hij en Emma keken hun vriend na toen hij in oostelijke richting vertrok om enkele vooraanstaande wetenschappers te raadplegen.13


In de stad New York ging Martin Harris naar Charles Anthon, een professor die Latijn en Grieks doceerde aan het Columbia College. Professor Anthon was nog jong, zo’n vijftien jaar jonger dan Martin, en was bekend geworden door de publicatie van een toonaangevende encyclopedie over de Griekse en Romeinse cultuur. Hij was ook begonnen met het optekenen van verhalen over indianen.14

Anthon was een onbuigzame wetenschapper die er een hekel aan had om gestoord te worden, maar hij heette Martin welkom, en bestudeerde de tekens en de vertaling van Joseph.15 De professor beheerste het Egyptisch niet, maar hij had enkele studies over de taal gelezen en wist hoe de tekens eruitzagen. Hij zag dat de tekens op het blad gelijkenissen met het Egyptisch vertoonden, en vertelde Martin dat de vertaling juist was.

Martin liet hem nog meer tekens zien, die Anthon vervolgens bestudeerde. Hij zei dat de tekens uit een groot aantal oude talen kwamen, en gaf Martin een getuigschrift waarin hij verklaarde dat de tekens authentiek waren. Hij verwees Martin door naar een andere wetenschapper, Samuel Mitchill, die in het verleden aan Columbia had gedoceerd.16

‘Hij is uitstekend onderlegd in deze oude talen,’ zei Anton, ‘en ik ben er zeker van dat u veel aan zijn expertise zult hebben.’17

Martin stak het getuigschrift in zijn zak, maar toen hij wilde vertrekken, hield Anthon hem tegen. Hij wilde weten waar Joseph de gouden platen had gevonden.

Martin antwoordde: ‘Een engel van God heeft het hem geopenbaard.’ Hij getuigde dat de vertaling van de platen de wereld zou veranderen en haar van de verwoesting zou redden. Met de echtheidsgarantie van de tekens op zak was hij van plan zijn boerderij te verkopen en het geld te schenken voor de publicatie van de vertaling.

‘Geef dat getuigschrift eens hier’, zei Anthon.

Martin nam het uit zijn zak en gaf het hem. Anthon scheurde het in stukken en zei dat dienende engelen niet bestonden. Als Joseph wilde dat de platen werden vertaald, moest hij ze naar Columbia brengen en ze door een wetenschapper laten vertalen.

Martin legde uit dat een gedeelte van de platen verzegeld was en dat Joseph ze aan niemand mocht tonen.

‘Een verzegeld boek kan ik niet lezen’, zei Anthon. Hij waarschuwde Martin dat Joseph waarschijnlijk een bedrieger was. ‘Pas op voor schurken,’ zei hij.18

Martin ging van professor Anthon naar Samuel Mitchill. Die verwelkomde Martin beleefd, luisterde naar wat hij te zeggen had, en bekeek de tekens en de vertaling. Hij kon ze niet ontcijferen, maar zei dat ze hem deden denken aan Egyptische hiërogliefen en dat ze het schrift van een uitgestorven natie waren.19

Kort daarop vertrok Martin uit de stad om weer naar Harmony te gaan. Hij was er nu meer dan ooit van overtuigd dat Joseph oude gouden platen bezat en de macht had om ze te vertalen. Hij vertelde Joseph over zijn gesprekken met de professoren en kwam tot het besluit dat Joseph het boek moest vertalen, aangezien de best opgeleide mannen in Amerika er niet toe in staat waren.

Joseph voelde zich overweldigd door de opdracht en zei: ‘Dat kan ik niet, want ik heb niet gestudeerd.’ Hij wist echter dat de Heer in de uitleggers had voorzien zodat hij de platen kon vertalen.20

Martin was het met hem eens. Hij maakte plannen om terug naar Palmyra te gaan, zijn zaken te regelen en zo gauw mogelijk terug te keren om als schrijver voor Joseph te werken.21


In april 1828 woonden Emma en Joseph in een huis op de oever van de Susquehanna, niet ver van het huis van haar ouders.22 De hoogzwangere Emma fungeerde vaak als schrijver, nu Joseph met het vertalen van de kroniek was begonnen. Toen hij op een dag zat te vertalen, werd Joseph plotseling erg bleek. ‘Emma, stond er een muur om Jeruzalem heen?’ vroeg hij.

‘Ja’, zei ze, want ze wist dat er in de Bijbel over werd gesproken.

‘O,’ zei Joseph opgelucht, ‘ik was bang dat ik misleid werd.’23

Het verbaasde Emma dat Josephs gebrekkige kennis over geschiedenis en Schriftuur hem niet belemmerde bij het vertalen. Joseph was amper in staat een samenhangende brief te schrijven. En toch zat ze urenlang naast hem, terwijl hij de kroniek dicteerde zonder daarbij een boek of manuscript te raadplegen. Ze wist dat alleen God zijn vertaling zo kon inspireren.24

Na een tijdje keerde Martin uit Palmyra terug. Hij nam het werk als schrijver van Emma over, zodat ze kon rusten tot de baby kwam.25 Het was echter moeilijk om rust te vinden. Lucy, de vrouw van Martin, had erop aangedrongen haar man naar Harmony te vergezellen, en de twee hadden allebei een sterke persoonlijkheid.26 Lucy vertrouwde het niet dat haar man Joseph financieel wilde steunen, en ze was boos omdat hij zonder haar naar New York was gegaan. Toen hij zei dat hij naar Harmony ging om bij het vertalen te helpen, besloot ze mee te gaan omdat ze absoluut de platen wilde zien.

Lucy kon niet goed meer horen, en als ze niet kon verstaan wat mensen zeiden, dacht ze soms dat er negatieve dingen over haar werden gezegd. Ze had ook weinig besef van privacy. Toen Joseph weigerde haar de platen te laten zien, begon ze het huis te doorzoeken. Ze snuffelde in de kisten, de keukenkasten en de hutkoffers. Joseph moest de platen noodgedwongen in het bos gaan verstoppen.27

Na een poosje verliet Lucy het huis en ging bij een van de buren logeren. Emma hoefde niet bang meer te zijn dat Lucy in haar kisten en kasten zou snuffelen, maar nu zei Lucy tegen de buren dat Joseph op het geld van Martin uit was. Wekenlang zorgde Lucy voor problemen, en toen ging ze weer naar huis, naar Palmyra.

Nu de rust was weergekeerd, vertaalden Joseph en Martin in een hoog tempo. Joseph werd steeds krachtiger in zijn goddelijke rol als ziener en openbaarder. Als hij in de uitleggers of in een andere zienersteen keek, kon hij vertalen, of de platen nu open voor hem lagen of in een linnen doek van Emma waren gewikkeld.28

In de loop van april, mei en begin juni luisterde Emma naar het gestage ritme van Josephs stem die de kroniek dicteerde.29 Hij sprak langzaam en duidelijk, en af en toe wachtte hij tot Martin had opgeschreven wat Joseph had gedicteerd en ‘genoteerd’ zei.30 Ook Emma fungeerde af en toe als schrijver. Het verwonderde haar dat Joseph na een onderbreking of een pauze zonder enige geheugensteun weer de draad kon opnemen.31

Al gauw naderde de datum waarop Emma was uitgerekend. De stapel met de hand geschreven bladzijden groeide gestaag. Martin was ervan overtuigd dat zijn vrouw er de waarde van zou inzien en het werk niet meer zou dwarsbomen, als hij haar de vertaling liet lezen.32 Hij hoopte ook dat Lucy blij zou zijn dat hij zijn tijd en geld had gebruikt om aan de verspreiding van Gods woord bij te dragen.

Op een dag vroeg Martin Joseph toestemming om het manuscript enkele weken mee naar Palmyra te nemen.33 Joseph wist nog goed hoe Lucy Harris zich had gedragen toen ze op bezoek was gekomen, en daarom was hij terughoudend. Hij wilde Martin echter niet teleurstellen. Tenslotte had die in hem geloofd terwijl zoveel anderen aan hem hadden getwijfeld.34

Joseph wist niet wat hij moest doen. Hij bad om leiding, en de Heer antwoordde dat hij Martin de bladzijden niet mocht meegeven.35 Martin was er echter van overtuigd dat alles anders zou zijn als hij ze aan zijn vrouw mocht tonen. Daarom smeekte hij Joseph om het nog een keer te vragen. Dat deed Joseph, maar het antwoord was hetzelfde. Martin drong erop aan dat hij het nog een derde keer zou vragen, en deze keer stond God hun toe naar believen te handelen.

Joseph zei dat Martin de bladzijden twee weken mocht meenemen, als hij zich ertoe verbond ze achter slot en grendel te bewaren en ze alleen aan enkele familieleden te laten zien. Dat beloofde Martin, en hij keerde met het manuscript naar Palmyra terug.36

Vlak na het vertrek van Martin verscheen Moroni aan Joseph om de uitleggers weg te nemen.37


De volgende dag schonk Emma na een zware bevalling het leven aan een jongetje. De baby was zwak en ziek, en hij leefde niet lang. Emma’s verschrikkelijke lijdensweg had haar lichamelijk uitgeput en emotioneel zo veel van haar gevergd, dat het er op leek dat ook zij zou overlijden. Joseph verzorgde haar voortdurend en week nooit lang van haar zijde.38

Na twee weken begon Emma weer op te knappen, en ze dacht aan Martin en het manuscript. ‘Ik maak me zorgen’, zei ze tegen Joseph. ‘Ik kan geen rust vinden en dat zal ook niet gebeuren tot ik weet wat meneer Harris ermee heeft gedaan.’

Ze spoorde Joseph aan om Martin te gaan zoeken, maar Joseph wilde haar niet achterlaten. ‘Vraag of mijn moeder wil komen,’ zei ze, ‘dan kan zij bij mij blijven terwijl jij weg bent.’39

Joseph nam de postkoets in noordelijke richting. Onderweg at en sliep hij amper. Hij was bang dat hij de Heer had gekrenkt, doordat hij niet had gehoorzaamd toen de Heer Martin geen toestemming had gegeven het manuscript mee te nemen.40

De zon kwam op toen hij bij het huis van zijn ouders in Manchester arriveerde. De familie Smith was bezig met de voorbereiding van het ontbijt, en ze stuurden Martin een uitnodiging om mee te eten. Om acht uur stond het eten op tafel, maar Martin was er niet. Joseph en zijn familieleden wachtten en werden steeds ongeruster.

Meer dan vier uur later zagen ze Martin eindelijk in de verte verschijnen. Hij liep traag naar het huis toe en hield zijn ogen strak op de grond gericht.41 Bij het hek bleef hij staan, ging op de omheining zitten en trok zijn hoed over zijn ogen. Toen kwam hij binnen en ging hij aan tafel zitten zonder iets te zeggen.

Onder de blikken van de familie nam Martin zijn bestek vast en maakte hij aanstalten om te eten, maar liet het weer vallen. ‘Ik heb mijn ziel verloren!’, riep hij uit, terwijl hij zijn handen tegen zijn slapen drukte. ‘Ik heb mijn ziel verloren.’

Joseph sprong op. ‘Martin, ben je het manuscript kwijt?’

‘Ja’, zei Martin. ‘Het is weg, en ik weet niet waar het is.’

‘O mijn God, mijn God’, kreunde Joseph, terwijl hij zijn vuisten balde. ‘Alles is verloren!’

Hij begon te ijsberen. Hij wist niet wat hij moest doen. ‘Ga terug’, gebood hij Martin. ‘Ga nog een keer zoeken.’

‘Dat heeft geen zin’, riep Martin uit. ‘Ik heb overal in huis gezocht. Ik heb zelfs matrassen en kussens opengereten, en ik weet dat het er niet is.’

‘Moet ik met dit verhaal naar mijn vrouw teruggaan?’ Joseph was bang dat het nieuws haar dood zou betekenen. ‘En hoe kan ik voor de Heer verschijnen?’

Zijn moeder probeerde hem te troosten. Ze zei dat de Heer hem misschien zou vergeven als hij zich nederig bekeerde. Maar Joseph zat onbedaarlijk te huilen. Hij was woedend op zichzelf omdat hij de Heer niet onmiddellijk had gehoorzaamd. Zijn eetlust was hem helemaal vergaan. Hij bleef overnachten en vertrok de volgende ochtend weer naar Harmony.42

Zijn moeder keek hem na. Ze was erg verdrietig. Het was duidelijk dat alles waar ze als gezin op hadden gehoopt, alles wat hun de afgelopen jaren vreugde had gebracht, in één klap was verdwenen.43

Noten

  1. Geschiedenis van Joseph Smith 1:59; Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 8, in JSP, H1:236–238 (versie 2); Lucy Mack Smith, History, 1844–45, boek 6, [1]–[2]; Knight, Reminiscences, 3.

  2. Knight, Reminiscences, 3–4; Lucy Mack Smith, History, 1844–45, boek 6, [1]–[3]; Joseph Smith History, circa Summer 1832, 1, in JSP, H1:11.

  3. ‘Mormonism–No. II’, Tiffany’s Monthly, augustus 1859, 167–168; Lucy Mack Smith, History, 1844–45, boek 6, [3]–[4]; Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 8, in JSP, H1:238 (versie 2). Thema: Witnesses of the Book of Mormon (Getuigen van het Boek van Mormon)

  4. ‘Mormonism–No. II’, Tiffany’s Monthly, augustus 1859, 168–170.

  5. Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 8–9, in JSP, H1:238 (versie 2); Knight, Reminiscences, 3; ‘Mormonism–No. II’, Tiffany’s Monthly, augustus 1859, 170.

  6. Lucy Mack Smith, History, 1844–45, boek 6, [6]; Lucy Mack Smith, History, 1845, 121.

  7. ‘Mormonism–No. II’, Tiffany’s Monthly, augustus 1859, 170.

  8. ‘Mormonism–No. II’, Tiffany’s Monthly, augustus 1859, 170; Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 9, in JSP, H1:240 (versie 2).

  9. Isaac Hale, beëdigde verklaring, 20 maart 1834, in ‘Mormonism’, Susquehanna Register, and Northern Pennsylvanian, 1 mei 1834, [1].

  10. Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 9, in JSP, H1:240 (versie 2); Knight, Reminiscences, 3.

  11. Lucy Mack Smith, History, 1844–45, boek 6, [3]; Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 9, in JSP, H1:240 (versie 2); ‘Brief van ouderling W. H. Kelley’, Saints’ Herald, 1 maart 1882, 68; zie ook Leer en Verbonden 9:7–8 (Revelation, Apr. 1829–D, op josephsmithpapers.org).

  12. Joseph Smith History, circa Summer 1832, 5, in JSP, H1:15; Knight, Reminiscences, 3. Thema: Book of Mormon Translation (Vertaling van het Boek van Mormon)

  13. Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 9, in JSP, H1:238–240 (versie 2); Joseph Smith History, circa Summer 1832, 5, in JSP, H1:15.

  14. MacKay, ‘Git Them Translated’, 98–100.

  15. Bennett, ‘Read This I Pray Thee’, 192.

  16. Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 9, in JSP, H1:240 (versie 2); Bennett, Journal, 8 augustus 1831, in Arrington, ‘James Gordon Bennett’s 1831 Report on “The Mormonites”’, 355.

  17. [James Gordon Bennett], ‘Mormon Religion–Clerical Ambition–Western New York–the Mormonites Gone to Ohio’, Morning Courier and New-York Enquirer, 1 september 1831, [2].

  18. Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 9, in JSP, H1:240–242 (versie 2); Jennings, ‘Charles Anthon’, 171–187; Bennett, ‘Read This I Pray Thee’, 178–216.

  19. Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 9, in JSP, H1:244 (versie 2); Bennett, Journal, 8 augustus 1831, in Arrington, ‘James Gordon Bennett’s 1831 Report on “The Mormonites”’, 355; Knight, Reminiscences, 4. Thema: Martin Harris’s Consultations with Scholars (Martin Harris vraagt wetenschappers om advies)

  20. Joseph Smith History, circa Summer 1832, 5, in JSP, H1:15; Jesaja 29:11–12; 2 Nephi 27:15–19.

  21. Lucy Mack Smith, History, 1844–45, boek 6, [8]; Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 9, in JSP, H1:244; Joseph Smith III, ‘Last Testimony of Sister Emma’, Saints’ Herald, 1 oktober 1879, 289–290.

  22. Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 9, in JSP, H1:244 (versie 2); Isaac Hale, beëdigde verklaring, 20 maart 1834, in ‘Mormonism’, Susquehanna Register, and Northern Pennsylvanian, 1 mei 1834, [1]; Agreement with Isaac Hale, 6 april 1829, in JSP, D1:28–34.

  23. Briggs, ‘A Visit to Nauvoo in 1856’, 454; zie ook Edmund C. Briggs aan Joseph Smith, 4 juni 1884, Saints’ Herald, 21 juni 1884, 396.

  24. Joseph Smith III, ‘Last Testimony of Sister Emma’, Saints’ Herald, 1 oktober 1879, 289–290; Briggs, ‘A Visit to Nauvoo in 1856’, 454.

  25. Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 9, in JSP, H1:244 (versie 2); Isaac Hale, beëdigde verklaring, 20 maart 1834, in ‘Mormonism’, Susquehanna Register, and Northern Pennsylvanian, 1 mei 1834, [1].

  26. Lucy Mack Smith, History, 1844–45, boek 6, [8].

  27. Lucy Mack Smith, History, 1844–45, boek 6, [3]–[5], [8]–[9].

  28. Lucy Mack Smith, History, 1844–45, boek 6, [9]–[10]; Joseph Smith III, ‘Last Testimony of Sister Emma’, Saints’ Herald, 1 oktober 1879, 289–290.

  29. Achteraf heeft Emma Smith verklaard dat ze in de kamer werkte waar Joseph en Oliver Cowdery in 1829 de laatste hand legden aan de vertaling. Waarschijnlijk was ze ook aanwezig toen Joseph en Martin in 1828 met de vertaling bezig waren. (Joseph Smith III, ‘Last Testimony of Sister Emma’, Saints’ Herald, 1 oktober 1879, 290.)

  30. William Pilkington, Affidavit, Cache County, UT, 3 april 1934, in William Pilkington, Autobiography and Statements, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis; ‘One of the Three Witnesses’, Deseret News, 28 december 1881, 10.

  31. Briggs, ‘A Visit to Nauvoo in 1856’, 454; Joseph Smith III, ‘Last Testimony of Sister Emma’, Saints’ Herald, 1 oktober 1879, 289–290.

  32. Zie Lucy Mack Smith, History, 1844–45, boek 6, [10]; Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 9, in JSP, H1:244; Joseph Smith History, circa Summer 1832, 5, in JSP, H1:15; Knight, Reminiscences, 5; en Historical Introduction to Preface to the Book of Mormon, augustus 1829, in JSP, D1:92–93.

  33. Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 9, in JSP, H1:244 (versie 2); Lucy Mack Smith, History, 1844–45, boek 6, [10].

  34. Lucy Mack Smith, History, 1844–45, boek 6, [10]–[11]; boek 7, [1].

  35. Joseph Smith History, circa Summer 1832, 5, in JSP, H1:15.

  36. Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 9–10, in JSP, H1:244–246 (versie 2); Lucy Mack Smith, History, 1844–45, boek 7, [1]; Knight, Reminiscences, 5.

  37. Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 9–10, in JSP, H1:244–246 (versie 2).

  38. Lucy Mack Smith, History, 1844–45, boek 7, [1]–[2]. Thema: Joseph and Emma Hale Smith Family (Gezin van Joseph en Emma Hale Smith)

  39. Lucy Mack Smith, History, 1844–45, boek 7, [1]–[2].

  40. Lucy Mack Smith, History, 1844–45, boek 7, [2]–[4].

  41. Lucy Mack Smith, History, 1844–45, boek 7, [5].

  42. Lucy Mack Smith, History, 1844–45, boek 7, [5]–[7]. Thema: Lost Manuscript of the Book of Mormon (Verdwenen manuscript van het Boek van Mormon)

  43. Lucy Mack Smith, History, 1844–45, boek 7, [7]. Thema: Lucy Mack Smith