‘Mededienstknechten’, Heiligen: de geschiedenis van De Kerk van Jezus Christus in de laatste dagen, deel 1, Het waarheidsvaandel, 1815–1846 (2018), hoofdstuk 7
Hoofdstuk 7: ‘Mededienstknechten’
Hoofdstuk 7
Mededienstknechten
De lente van 1829 bleef koud en nat tot in de maand mei. De boeren in en rond Harmony bleven binnen en stelden het zaaien uit tot het weer beter werd. Intussen vertaalden Joseph en Oliver zo veel van de kroniek als ze konden.1
Ze waren aanbeland bij een verslag van de gebeurtenissen bij de Nephieten en Lamanieten ten tijde van de dood van Jezus in Jeruzalem. Er werd gesproken over zware aardbevingen en verwoestende stormen die het aanzicht van het aardoppervlak veranderden. Sommige steden zonken weg terwijl andere in vlammen opgingen. Urenlang waren er bliksemschichten te zien, en de zon was verduisterd, zodat de overlevenden in dichte duisternis werden gehuld. Drie dagen lang huilden en treurden de mensen om hun overledenen.2
En toen klonk de stem van Jezus Christus in het donker. Hij vroeg: ‘Wilt u nu niet tot Mij terugkeren, en u van uw zonden bekeren en tot inkeer komen, opdat Ik u kan genezen?’3 Hij nam de duisternis weg, en de mensen bekeerden zich. Kort daarop vergaderde een menigte zich bijeen rondom de tempel in het land Overvloed. Ze spraken over de wonderbare verandering van het land.4
Terwijl de mensen met elkaar praatten, zagen ze de Zoon van God uit de hemel neerdalen. Hij zei: ‘Zie, Ik ben Jezus Christus, die volgens het getuigenis van de profeten in de wereld zou komen.’5 Hij bleef korte tijd bij hen, verkondigde zijn evangelie en gebood hen zich te laten dopen door onderdompeling tot vergeving van zonden.
‘Wie in Mij gelooft en zich laat dopen, die zal behouden worden’, zei Hij. ‘Zij zijn het die het koninkrijk van God zullen beërven.’6 Voordat Hij ten hemel voer, gaf Hij rechtschapen mannen het gezag om mensen die in Hem geloofden te dopen.7
Toen ze dat vertaalden, waren Joseph en Oliver onder de indruk van deze leerstellingen. Joseph was evenmin gedoopt als zijn broer Alvin, en hij wilde meer te weten komen over de doopverordening en het gezag dat voor de uitvoering ervan nodig was.8
Op 15 mei 1829 hield het op met regenen. Joseph en Oliver gingen naar het bos nabij de Susquehanna. Ze knielden neer en stelden God vragen over de doop en de vergeving van zonden. Toen ze baden, stelde de stem van de Verlosser hen gerust, en een engel verscheen in een wolk van licht. Hij zei dat hij Johannes de Doper was en legde zijn handen op hun hoofd. Vreugde vulde hun hart, want ze werden door Gods liefde omgeven.
Johannes sprak: ‘Aan u, mijn mededienstknechten, verleen ik, in naam van de Messias, het priesterschap van Aäron, dat de sleutels omvat van de bediening van engelen en van het evangelie van bekering en van de doop door onderdompeling tot vergeving van zonden.’9
De stem van de engel klonk zacht, maar ze doordrong Joseph en Oliver tot in hun binnenste.10 Hij legde uit dat het Aäronisch priesterschap hun het gezag gaf om te dopen, en hij gebood hun elkaar na zijn vertrek te dopen. Hij zei ook dat ze later meer priesterschapsmacht zouden ontvangen, waarmee ze het gezag zouden hebben om de gave van de Heilige Geest te verlenen aan elkaar en aan iedereen die ze doopten.
Toen Johannes de Doper was weggegaan, liepen Joseph en Oliver naar de rivier en gingen ze het water in. Eerst doopte Joseph Oliver, en zodra hij uit het water opkwam, begon Oliver te profeteren over dingen die weldra zouden plaatsvinden. Daarna doopte Oliver Joseph. Toen hij uit het water opkwam, profeteerde Joseph over de opkomst van de kerk van Christus, die volgens de belofte van de Heer onder hen zou worden gesticht.11
Zoals Johannes de Doper hun had opgedragen, keerden ze naar het bos terug en verleenden ze elkaar het Aäronisch priesterschap. In hun Bijbelstudie en bij het vertalen van de oude kroniek hadden Joseph en Oliver vaak gelezen over het gezag om in Gods naam te handelen. Nu bezaten zij zelf dat gezag.
Na hun doop merkten Joseph en Oliver dat Schriftteksten die ze voordien moeilijk en geheimzinnig vonden, nu plots duidelijker waren. Hun verstand werd overspoeld door waarheid en begrip.12
In New York woonde David Whitmer, een vriend van Oliver, die graag meer over het werk van Joseph wilde weten. Hoewel David in Fayette woonde, op 48 km van Manchester, was hij met Oliver bevriend geraakt toen die lesgaf en bij de familie Smith woonde. Ze spraken vaak over de gouden platen, en toen Oliver naar Harmony vertrok, beloofde hij David op de hoogte te houden van de vertaling.
Kort daarop kwamen de eerste brieven. Oliver schreef dat Joseph dingen over hem wist die niemand kon weten, tenzij God het hem had geopenbaard. Hij beschreef wat de Heer tegen Joseph zei en hoe de vertaling van de kroniek verliep. In een van zijn brieven kopieerde Oliver enkele regels van de vertaling en getuigde hij van de waarheid ervan.
In een andere brief stond dat het Gods wil was dat David met zijn paard en wagen naar Harmony zou komen. Hij moest Joseph, Emma en Oliver naar het huis van de familie Whitmer in Fayette helpen verhuizen. Daar zouden ze de vertaling voltooien.13 De mensen in Harmony hadden zich tegen de familie Smith gekeerd. Sommige mannen hadden zelfs met geweld gedreigd, en als de familie van Emma niet zo invloedrijk was geweest, waren er zeker gewonden gevallen.14
David liet de brieven van Oliver aan zijn familieleden lezen, waarop ze akkoord gingen om Joseph, Emma en Oliver in hun huis op te vangen. De familie Whitmer stamde van Duitstalige kolonisten af en stond bekend om haar werklust en godsvrucht. De afstand tussen de boerderij van de familie Whitmer en het huis van de familie Smith was klein genoeg om bij elkaar op bezoek te gaan, maar groot genoeg om dieven af te schrikken.15
David wilde meteen naar Harmony vertrekken, maar zijn vader wees erop dat hij eerst nog twee dagen hard moest werken. Het was tijd om te zaaien, en David moest acht hectaren grond omploegen en de bodem met gips bemesten, zodat de tarwe goed kon groeien. Zijn vader raadde hem aan om te bidden en te vragen of het nodig was om onmiddellijk te vertrekken.
David deed wat zijn vader had gevraagd, en toen hij bad, voelde hij dat de Geest hem vertelde dat hij thuis zijn werk moest voltooien voordat hij naar Harmony ging.
De volgende ochtend ging David naar de akker. Hij zag rijen donkere voren waar de grond de vorige avond nog niet was omgeploegd. Toen hij beter keek, zag hij dat twee en een halve hectare die nacht waren omgeploegd, en dat de ploeg in de laatste voor klaarstond, zodat hij het werk kon voltooien.
Davids vader was stomverbaasd toen hij hoorde wat er was gebeurd. ‘Hier is een allesoverheersende macht aan het werk geweest,’ zei hij, ‘en ik denk dat je maar direct naar Pennsylvania moet gaan als je het gips hebt gestrooid.’
David werkte hard om de rest van de akker om te ploegen en de bodem voor te bereiden om te zaaien. Toen hij klaar was, spande hij een koppel sterke paarden voor zijn kar en kon hij vroeger dan verwacht naar Harmony vertrekken.16
Na de verhuizing van Joseph, Emma en Oliver naar Fayette had de moeder van David haar handen vol. Mary en Peter Whitmer hadden zelf al acht kinderen tussen de 15 en de 30 jaar. De meesten woonden nog thuis, de anderen woonden vlakbij. Mary was de hele dag in touw om voor hen te zorgen, en de drie gasten zorgden voor nog meer werk. Mary geloofde in de roeping van Joseph en ze klaagde niet, maar ze raakte uitgeput.17
Het was een snikhete zomer in Fayette. Mary deed de was en zorgde voor de maaltijden, terwijl Joseph in een bovenkamer de vertaling dicteerde. Meestal fungeerde Oliver als schrijver, maar af en toe nam Emma of iemand van de familie Whitmer het van hem over.18 Soms werd de inspanning van het vertalen Joseph en Oliver te veel. Dan wandelden ze naar een vijver in de buurt en keilden ze steentjes op het water.
Mary had echter geen tijd om zich te ontspannen, en ze kon het extra werk en de druk nog amper aan.
Op een dag zag ze bij de schuur waar de koeien werden gemolken een man met grijs haar en een knapzak over zijn schouder. Zijn plotse verschijning boezemde haar angst in, maar toen hij dichterbij kwam, stelde hij haar met een vriendelijke stem gerust.
‘Mijn naam is Moroni’, zei hij. ‘U bent behoorlijk moe van al dat extra werk.’ Hij zwaaide zijn knapzak van zijn schouder, en Mary keek toe terwijl hij hem losknoopte.19
‘U hebt erg trouw en ijverig gewerkt’, vervolgde hij. ‘Daarom is het gepast dat u een getuigenis ontvangt, opdat uw geloof mag worden versterkt.’20
Moroni opende zijn knapzak en haalde er de gouden platen uit. Hij hield ze vast en sloeg de bladzijden om, zodat ze de tekens erop kon zien. Nadat hij de laatste bladzijde had omgeslagen, spoorde hij haar aan geduldig en trouw te zijn, en haar bijkomende last nog wat langer te dragen. Hij beloofde haar dat ze ervoor zou worden gezegend.21
De oude man verdween even plotseling als hij gekomen was, en Mary bleef alleen achter. Ze had nog steeds veel werk, maar ze had er minder onder te lijden.22
Op de boerderij van de familie Whitmer vertaalde Joseph in een hoog tempo, maar op sommige dagen verliep het werk moeizaam. Dan dwaalden zijn gedachten af en kon hij zich niet op geestelijke zaken concentreren.23 Het was altijd erg druk in het kleine huis van de familie Whitmer en er was veel wat hem afleidde. Sinds de verhuizing hadden hij en Emma niet langer de privacy die ze in Harmony gewend waren.
Net toen Joseph op een ochtend met vertalen wilde beginnen, werd hij om de een of andere reden boos op Emma. Daarna ging hij naar Oliver en David in de bovenkamer waar het werk gebeurde, maar hij was niet in staat om ook maar een letter te vertalen.
Hij verliet de kamer en liep naar de boomgaard. Daar ging hij ongeveer een uur bidden. Toen hij terugkwam, verontschuldigde hij zich bij Emma en vroeg hij haar om vergeving. Daarna ging hij gewoon verder met de vertaling.24
Hij was bezig met de vertaling van het laatste deel van de kroniek, ook wel de kleine platen van Nephi genoemd. Dat deel zou uiteindelijk het begin van het boek worden. Op de kleine platen stond een verslag dat leek op wat hij en Martin hadden vertaald en verloren. Het ging over een jonge man die Nephi heette, uit een gezin dat door God van Jeruzalem naar een nieuw land van belofte was geleid. Het ontstaan van de kroniek en de eerste onenigheden tussen het Nephitische en het Lamanitische volk werden erin uitgelegd. Maar wat nog belangrijker is, is dat het een krachtig getuigenis van Jezus Christus en zijn verzoening bevatte.
Toen Joseph de tekens op de laatste plaat vertaalde, merkte hij dat ze het doel van de kroniek uitlegden. Er stond ook in dat de titel ‘het Boek van Mormon’ was, genoemd naar de profeet en geschiedschrijver van weleer die het boek had samengesteld.25
Sinds hij met de vertaling van het Boek van Mormon was begonnen, was Joseph veel over zijn toekomstige rol in Gods werk te weten gekomen. In het boek had hij basisbeginselen herkend die hij uit de Bijbel kende, en had hij nieuwe kennis en inzichten over Jezus Christus en zijn evangelie gekregen. Hij had ook passages over de laatste dagen aangetroffen. Daarin werd geprofeteerd over een uitverkoren ziener met de naam Joseph, die het woord van de Heer zou verkondigen en verloren gegane kennis en verbonden zou herstellen.26
In de kroniek ontdekte hij dat Nephi uitweidde over een profetie van Jesaja met betrekking tot een verzegeld boek dat geleerde mannen niet konden lezen. Toen Joseph die profetie las, dacht hij aan het gesprek van Martin Harris met professor Anthon. Hier was het bewijs dat alleen God het boek uit de aarde had kunnen voortbrengen, en de kerk van Christus in de laatste dagen kon grondvesten.27
Toen Joseph en zijn vrienden de vertaling hadden voltooid, herinnerden ze zich een belofte die de Heer in het Boek van Mormon en in zijn openbaringen had gedaan, namelijk de belofte om de platen aan drie getuigen te laten zien. In die periode waren Josephs ouders en Martin Harris op bezoek bij de familie Whitmer, en op een dag vroegen Martin, Oliver en David smekend aan Joseph om die getuigen te mogen zijn. Joseph ging in gebed en de Heer antwoordde. Als zij met heel hun hart op Hem vertrouwden en zich ertoe verbonden van de waarheid te getuigen, mochten ze de platen zien.28
‘U moet zich vandaag voor God vernederen,’ zei Joseph met nadruk tegen Martin, ‘en zo mogelijk vergeving van uw zonden ontvangen.’29
Later die dag ging Joseph met de drie mannen naar het bos bij de woning van de familie Whitmer. Ze knielden neer en baden om de beurt om de platen te mogen zien, maar er gebeurde niets. Ze probeerden het nog een keer, maar er gebeurde nog steeds niets. Ten slotte stond Martin op en liep weg. Hij zei dat hij de reden was dat de hemelen gesloten bleven.
Joseph, Oliver en David gingen weer in gebed, en al gauw verscheen er een engel boven hun hoofd, omgeven door een stralend licht.30 Hij hield de platen vast en sloeg de bladzijden om, waarbij hij de mannen de tekens liet zien die op elke bladzijde waren gegraveerd. Naast hem verscheen een tafel waarop oude voorwerpen lagen die in het Boek van Mormon worden beschreven: de uitleggers, de borstplaat, een zwaard, en het wonderlijke kompas waarmee Nephi’s familie van Jeruzalem naar het beloofde land werd geleid.
De mannen hoorden de stem van God, die zei: ‘Deze platen zijn door de macht van God geopenbaard en ze zijn door de macht van God vertaald. De vertaling die u hebt gezien, is correct, en ik draag u op om te getuigen van wat u nu ziet en hoort.’31
Toen de engel wegging, liep Joseph dieper het bos in, waar hij Martin op zijn knieën aantrof. Martin zei dat hij nog geen getuigenis van de Heer had ontvangen, maar dat hij nog steeds de platen wilde zien. Hij vroeg of Joseph met hem wilde bidden. Joseph knielde naast hem neer, en voordat hun woorden goed en wel waren uitgesproken, zagen ze dezelfde engel die de platen en de andere oude voorwerpen liet zien.
‘Het is genoeg! Het is genoeg!’, riep Martin uit. ‘Mijn ogen hebben gezien! Mijn ogen hebben gezien!’32
Later die middag keerden Joseph en de drie getuigen naar het huis van de familie Whitmer terug. Mary Whitmer zat met Josephs ouders te praten toen Joseph de kamer binnenstormde. ‘Vader! Moeder!’ zei hij. ‘U weet niet hoe gelukkig ik ben!’
Hij plofte naast zijn moeder neer. ‘De Heer heeft ervoor gezorgd dat de platen aan drie andere mannen dan mijzelf zijn getoond’, zei hij. ‘Nu weten ze zelf dat ik de mensen niet voor de gek houd.’
Hij had het gevoel dat er een grote last van zijn schouders was gevallen. ‘Zij moeten nu een deel van de last dragen’, zei hij. ‘Ik ben niet langer de enige in heel de wereld.’
Vervolgens kwam een dolgelukkige Martin de kamer binnen. ‘Ik heb een engel uit de hemel gezien!’, riep hij uit. ‘God zij gezegend vanuit het diepst van mijn ziel omdat Hij het Zich heeft verwaardigd mij – mij! – tot getuige van de grootheid van zijn werk te maken!’33
Een paar dagen later gingen de Whitmers naar de boerderij van de familie Smith in Manchester. Joseph wist dat de Heer had beloofd zijn woorden te doen vaststaan ‘in de mond van zoveel getuigen als Hem goeddunkt’. Daarom ging hij naar het bos met zijn vader, Hyrum en Samuel, vier broers van David Whitmer (Christian, Jacob, Peter jr. en John) en hun schoonbroer, Hiram Page.34
De mannen kwamen samen op een plek waar de familie Smith vaak in alle rust ging bidden. Met toestemming van de Heer haalde Joseph de platen tevoorschijn om ze aan de groep te tonen. Ze zagen geen engel zoals de drie getuigen, maar Joseph liet hun de platen vasthouden, de bladzijden omslaan en de oude tekens bestuderen. Dat ze de platen hadden vastgehouden, versterkte hun geloof dat het getuigenis van Joseph over de engel en de oude kroniek waar was.35
Nu de vertaling klaar was en er getuigen waren om Josephs wonderlijk getuigenis te staven, had hij de platen niet meer nodig. Toen de mannen van het bos weer naar huis gingen, verscheen de engel, en droeg Joseph de heilige kroniek weer aan hem over.36