‘De opkomst van de kerk van Christus’, Heiligen: de geschiedenis van De Kerk van Jezus Christus in de laatste dagen, deel 1, Het waarheidsvaandel, 1815–1846 (2018), hoofdstuk 8
Hoofdstuk 8: ‘De opkomst van de kerk van Christus’
Hoofdstuk 8
De opkomst van de kerk van Christus
Begin juli 1829 was het manuscript klaar, en Joseph wist dat de Heer van hem verwachtte dat hij het Boek van Mormon zou uitgeven en de boodschap wereldwijd verspreiden. Maar Joseph en zijn familie waren niet bekend met de uitgeverswereld. Hij moest het manuscript beschermen, een drukker zoeken, en een manier vinden om het boek te verspreiden onder mensen die open stonden voor nieuwe schriftuur.
De publicatie van een dik boek als het Boek van Mormon was ook een dure aangelegenheid. Josephs financiële toestand was er niet op vooruitgegaan sinds hij met het vertalen was begonnen. Al zijn inkomsten gingen op aan het onderhouden van zijn gezin. Hetzelfde gold voor zijn ouders. Zij waren nog steeds arme boeren die niet eens de grond bezaten die ze bewerkten. Joseph had maar één vriend die het project kon financieren, en dat was Martin Harris.
Joseph ging meteen aan het werk. Voordat de vertaling helemaal klaar was, had hij de auteursrechten aangevraagd om het boek tegen diefstal en plagiaat te beschermen.1 Met de hulp van Martin zocht Joseph ook naar een drukker die het boek wilde uitgeven.
Eerst gingen ze naar Egbert Grandin, een drukker uit Palmyra, die even oud als Joseph was. Grandin weigerde pertinent om eraan mee te werken, omdat hij dacht dat het boek nep was. Joseph en Martin zochten onverschrokken verder en vonden een bereidwillige drukker in een naburige stad. Voordat ze met hem in zee gingen, keerden ze echter naar Palmyra terug om Grandin nog een laatste keer te vragen of hij het boek wilde uitgeven.2
Deze keer leek Grandin wel bereid om de opdracht aan te nemen, maar hij eiste een voorschot van drieduizend dollar voor het drukken en binden van vijfduizend exemplaren. Martin had beloofd om mee te betalen voor het drukwerk, maar om aan zo veel geld te komen, zou hij een hypotheek op zijn boerderij moeten nemen. Het was een enorm risico voor Martin, maar hij wist dat de andere vrienden van Joseph hem niet aan het geld konden helpen.
Martin vroeg zich bezorgd af of het wel verstandig was om het Boek van Mormon te financieren. Hij bezat een van de beste boerderijen in de omgeving. Als er een hypotheek op zijn land rustte, kon hij het kwijt raken. Als de verkoop van het Boek van Mormon slecht ging, zou hij in één klap alle rijkdom waarvoor hij zijn hele leven had gewerkt, verliezen.
Martin vertelde Joseph wat hem dwarszat en vroeg hem om een openbaring. In zijn antwoord sprak de Heiland over zijn offer om koste wat het kost de wil van zijn Vader te doen. Hij beschreef zijn onnoemelijke lijden toen Hij boette voor onze zonden, zodat eenieder die zich bekeert, vergeven wordt. Vervolgens gebood Hij Martin om zijn eigen belangen op te offeren en Gods plan tot stand te brengen.
De Heer zei: ‘Ik gebied u dat u uw eigen bezit niet zult begeren, maar mildelijk ervan zult geven voor het drukken van het Boek van Mormon.’ De Heer verzekerde Martin ervan dat het boek het ware woord van God bevatte, en dat het anderen tot geloof in het evangelie zou brengen.3
Hoewel zijn buren zijn beslissing niet zouden begrijpen, gehoorzaamde Martin de Heer, en nam hij een hypotheek op zijn boerderij om de drukker te kunnen betalen.4
Grandin ondertekende een contract en begon met de voorbereidingen van het omvangrijke project.5 Joseph had er drie maanden over gedaan om het Boek van Mormon te vertalen, met de hulp van telkens één schrijver. Grandin en twaalf andere mannen deden er zeven maanden over om de eerste exemplaren van het boek, dat 590 bladzijden telde, te drukken en te binden.6
Nu hij een drukker had gevonden, keerde Joseph in oktober 1829 terug naar Harmony om op zijn boerderij te werken en bij Emma te zijn. In de tussentijd zouden Oliver, Martin en Hyrum toezicht houden op het drukken en Joseph geregeld melden hoe Grandin vorderde.7
Joseph wist nog goed hoe wanhopig hij zich had gevoeld toen de eerste vertaalde bladzijden verloren waren gegaan. Daarom had hij Oliver gevraagd om elke bladzijde van het manuscript van het Boek van Mormon over te schrijven. Die kopie ging naar de drukker zodat hij leestekens kon toevoegen en de letters kon zetten.8
Oliver genoot van het kopiëren, en zijn brieven uit die tijd waren doorspekt met uitdrukkingen uit het boek. Oliver schreef naar Joseph om zijn dankbaarheid voor de oneindige verzoening van Christus uit te drukken, net zoals Nephi, Jakob en Amulek dat in het Boek van Mormon hadden gedaan.
‘Als ik over de barmhartigheden van God begin te schrijven,’ zei hij tegen Joseph, ‘kan ik maar niet stoppen, maar ik kom tijd en papier tekort.’9
Diezelfde geest leidde ook anderen naar het Boek van Mormon tijdens het publicatieproces. Thomas Marsh, die nog als leerling-drukker had gewerkt, had geprobeerd in andere kerken zijn draai te vinden, maar nergens werd het evangelie verkondigd zoals hij dat uit de Bijbel kende. Hij geloofde dat er in de nabije toekomst een nieuwe kerk zou komen die de waarheid zou herstellen.
Die zomer werd Thomas door de Geest geleid om vanuit zijn huis in Boston naar het westen van de staat New York te reizen, een tocht van honderden kilometers. Hij was er drie maanden gebleven en weer naar huis vertrokken, zich afvragend waarom hij die lange reis had gemaakt. Onderweg terug naar huis vroeg zijn gastvrouw echter of hij over het ‘gouden boek’ van Joseph Smith had gehoord. Thomas zei van niet en wilde er meteen meer over weten.
Ze zei dat hij beter met Martin Harris kon praten, en stuurde hem naar Palmyra. Thomas ging er onmiddellijk naartoe en trof Martin bij de drukkerij van Grandin. De drukker gaf hem zestien bladzijden van het Boek van Mormon en Thomas nam ze mee naar Boston, zodat hij zijn enthousiasme over dit nieuwe geloof met zijn vrouw, Elizabeth, kon delen.
Elizabeth las de bladzijden en ook zij geloofde dat ze het werk van God waren.10
In de herfst werkten de drukkers ijverig verder aan het Boek van Mormon, en in diezelfde periode maakte Abner Cole, een voormalig rechter, gebruik van Grandins drukpers om een krant te publiceren. Abner werkte ‘s avonds in de drukkerij, als de werknemers van Grandin naar huis waren. Zo kwam het dat hij de gedrukte bladzijden van het Boek van Mormon kon inkijken, die nog niet gebonden en afgewerkt waren.
Al gauw begon Abner in zijn krant de draak te steken met de ‘Gouden Bijbel’, en in de winter publiceerde hij fragmenten uit het boek, voorzien van vernietigende commentaren.11
Toen Hyrum en Oliver hoorden wat Abner deed, spraken ze hem erop aan. ‘Waar haalt u het recht vandaan om fragmenten uit het Boek van Mormon te publiceren?’ vroeg Hyrum. ‘Weet u niet dat wij de auteursrechten bezitten?’
‘Dat zijn uw zaken niet,’ zei Abner. ‘Ik mag van de drukpers gebruik maken en ik publiceer wat ik wil.’
‘Ik verbied u om nog meer fragmenten uit het boek in uw krant te publiceren,’ zei Hyrum.
‘Dat kan mij niets schelen,’ zei Abner.
Hyrum en Oliver wisten niet wat ze moesten doen. Ze stuurden een bericht naar Joseph, die ogenblikkelijk naar Palmyra terugkeerde. Hij vond Abner in de drukkerij, terwijl hij rustig zijn eigen krant zat te lezen.
‘U bent hard aan het werk, zie ik,’ zei Joseph.
‘Hoe maakt u het, meneer Smith?’ antwoordde Abner koeltjes.
Joseph zei: ‘Meneer Cole, het Boek van Mormon en de publicatierechten ervan zijn mijn eigendom, en ik verbied u om u er nog verder mee te bemoeien.
Abner trok zijn jas uit en stroopte zijn mouwen op. ‘Wilt u vechten, meneer?’ snauwde hij, terwijl hij zijn vuisten tegen elkaar sloeg. ‘Als u wilt vechten, kom dan maar op.’
Joseph glimlachte. ‘U kunt uw jas beter aanhouden,’ zei hij. ‘Het is koud en ik ga niet met u vechten.’ Vervolgens zei hij kalm: ‘Maar u moet ermee ophouden fragmenten uit mijn boek te publiceren.’
‘Als u denkt dat u sterker bent dan ik,’ zei Abner, ‘trek dan uw jas uit en dan zullen we nog wel eens zien.’
‘De wet is de wet,’ antwoordde Joseph, ‘en als u dat nog niet wist, zult u het gauw merken. Maar ik ga niet met u vechten, dat heeft geen enkele zin.’
Abner wist dat hij de wet niet aan zijn kant had. Hij kalmeerde en publiceerde geen fragmenten uit het Boek van Mormon meer in zijn krant.12
Solomon Chamberlin was een predikant op weg naar Canada. Hij hoorde voor het eerst iets over de ‘Gouden Bijbel’ van de familie bij wie hij in de buurt van Palmyra logeerde. Net als Thomas Marsh had hij zijn hele leven verschillende kerken onderzocht, maar geen ervan voldeed. Sommige kerken predikten evangeliebeginselen en geloofden in geestelijke gaven, maar ze hadden geen profeten van God en geen priesterschap. Solomon dacht dat de Heer zijn kerk in de nabije toekomst zou vestigen.
Toen Solomon hoorde wat zijn gastgezin over Joseph Smith en de gouden platen vertelde, begon hij van top tot teen te tintelen. Hij besloot de familie Smith op te zoeken en meer over het boek te weten te komen.
Hij ging naar het huis van de familie Smith. Hyrum stond bij de deur. ‘Vrede zij met dit huis,’ zei Solomon.
‘Ik hoop dat uw bedoelingen vreedzaam zijn,’ antwoordde Hyrum.
Solomon vroeg: ‘Woont hier iemand die in visioenen of openbaringen gelooft?’
‘Ja,’ zei Hyrum, ‘in dit huis geloven we in visioenen.’
Solomon vertelde Hyrum dat hij jaren geleden een visioen had gezien. Daarin had een engel gezegd dat de kerk van God niet op aarde was, maar dat Hij spoedig een kerk zou oprichten met dezelfde macht als de apostolische kerk van weleer. Hyrum en de andere aanwezigen begrepen wat Solomon vertelde en zeiden dat ze zijn overtuiging deelden.
‘Ik hoop dat u mij iets over uw ontdekkingen wilt vertellen,’ zei Solomon. ‘Ik denk dat ik het aankan.’
Hyrum nodigde hem uit om op de boerderij te blijven logeren en toonde hem het manuscript van het Boek van Mormon. Solomon bestudeerde het gedurende twee dagen en ging toen met Hyrum naar de drukkerij van Grandin, waar een van de drukkers hem vierenzestig gedrukte bladzijden gaf. Solomon nam die losse bladzijden mee naar Canada, terwijl hij onderweg alles verkondigde wat hij over het nieuwe geloof wist.13
Op 26 maart 1830 waren de eerste exemplaren van het Boek van Mormon gedrukt en werden ze op de benedenverdieping van Grandins drukkerij te koop aangeboden. Ze waren strak in kalfsleer gebonden en roken naar leder, lijm, papier en inkt. Op de rug stonden in gouden letters de woorden Boek van Mormon.14
Lucy Smith koesterde de nieuwe Schriften en beschouwde ze als een teken dat God weldra zijn kinderen zou vergaderen en zijn oude verbond zou herstellen. Volgens de verklaring op de titelpagina was het doel van het boek om te tonen welke grote dingen God in het verleden voor zijn volk had gedaan, om diezelfde zegeningen in deze tijd aan zijn volk te schenken, en de hele wereld te overtuigen dat Jezus Christus de Heiland van de wereld is.15
Achteraan in het boek stonden de getuigenissen van de drie getuigen en van de acht getuigen, waarin ze de wereld verkondigden dat ze de platen hadden gezien en wisten dat de vertaling juist was.16
Ondanks deze getuigenissen wist Lucy dat sommige mensen het boek als fictie afdeden. Veel van haar buren vonden dat ze aan de Bijbel voldoende Schriftuur hadden, maar ze beseften niet dat God meer dan één natie met zijn woord had gezegend. Lucy wist ook dat sommige mensen het boek verwierpen omdat ze geloofden dat God ooit tot de wereld had gesproken maar dat nu niet meer deed.
Dat waren enkele redenen waarom de meeste mensen in Palmyra het boek niet kochten.17 Sommigen echter bestudeerden de bladzijden, voelden de kracht van de leringen, en vroegen de Heer op hun knieën of het waar was. Lucy wist dat het Boek van Mormon het woord van God was en wilde dat met anderen delen.18
Vrijwel onmiddellijk na de publicatie van het Boek van Mormon maakten Joseph en Oliver zich klaar om de kerk van Jezus Christus op te richten. Enkele maanden voordien waren de vroegchristelijke apostelen Petrus, Jakobus en Johannes aan hen verschenen. Ze hadden hun het Melchizedeks priesterschap verleend, zoals Johannes de Doper had beloofd. Door dit bijkomende gezag konden Joseph en Oliver de gave van de Heilige Geest verlenen aan mensen die ze doopten. Petrus, Jakobus en Johannes hadden hen ook tot apostel van Jezus Christus geordend.19
In die periode logeerden Joseph en Oliver in het huis van de familie Whitmer en baden ze om meer kennis over dat gezag. De stem van de Heer antwoordde met een gebod om elkaar tot ouderling van de kerk te ordenen, maar pas als gelovigen hadden toegestemd hen als leiders van de kerk van de Heiland te volgen. Ze moesten ook andere functionarissen van de kerk ordenen en de gave van de Heilige Geest verlenen aan iedereen die was gedoopt.20
Op 6 april 1830 kwamen Joseph en Oliver in het huis van de familie Whitmer samen om het gebod van de Heer te gehoorzamen en zijn kerk te organiseren. In navolging van de wet kozen ze zes mensen uit om de eerste leden van de kerk te worden. Ongeveer veertig mannen en vrouwen dromden in en om het kleine huis samen om getuige te zijn van deze gebeurtenis.21
Joseph en Oliver gehoorzaamden de eerdere aanwijzingen van de Heer. Ze vroegen de gemeente om hen als leiders in het koninkrijk van God te ondersteunen en aan te geven of ze geloofden dat het goed was om een kerk te organiseren. Alle leden van de gemeente stemden in, en Joseph legde zijn handen op Olivers hoofd om hem tot ouderling van de kerk te ordenen. Vervolgens wisselden ze van plaats, en werd Joseph door Oliver geordend.
Daarna bedienden ze het avondmaal met brood en wijn ter nagedachtenis aan het zoenoffer van Christus. Toen legden ze ieder die was gedoopt de handen op, bevestigden hen als lid van de kerk en verleenden hun de gave van de Heilige Geest.22 De Geest van de Heer werd over de aanwezigen uitgestort, en sommige leden begonnen te profeteren. Anderen loofden de Heer, en iedereen was verheugd.
Joseph ontving ook de eerste openbaring die aan alle leden van de nieuwe kerk was gericht. ‘Zie, er zal onder u een verslag worden bijgehouden,’ luidde het gebod van de Heer. Daarmee herinnerde Hij zijn volk eraan dat ze hun heilige geschiedenis moesten opschrijven met daarin een verslag van hun handelingen en hun getuigenis van Josephs rol als profeet, ziener en openbaarder.
‘Hem heb Ik ertoe geïnspireerd de zaak van Zion in grote macht ten goede voort te stuwen, en zijn ijver ken Ik, en zijn gebeden heb Ik gehoord’, zei de Heer. ‘Want zijn woord zult u aanvaarden, alsof uit mijn eigen mond, in alle geduld en geloof. Want door die dingen te doen, zullen de poorten van de hel u niet overweldigen.’23
Later stond Joseph op de oever van een rivier waar zijn moeder en vader zich tot de kerk lieten dopen. Nadat ze jarenlang op verschillende manieren naar de waarheid hadden gezocht, waren ze nu eindelijk in geloof verenigd. Toen zijn vader uit het water kwam, stak Joseph hem de hand toe om hem op de oever te helpen. Ze omhelsden elkaar.
Joseph drukte zijn gezicht tegen zijn vaders borst en riep uit: ‘Mijn God, ik heb lang genoeg geleefd om te zien hoe mijn eigen vader zich in de ware kerk van Jezus Christus laat dopen!’24
Die avond glipte Joseph weg en ging hij naar een nabijgelegen bos. Zijn hart liep over van emotie. Hij wilde alleen zijn, weg van vrienden en familie. In de tien jaar sinds het eerste visioen had hij de hemelen geopend gezien, de Geest van God gevoeld en was hij door engelen onderricht. Hij had ook gezondigd, was de gave kwijtgeraakt, had zich bekeerd, Gods barmhartigheid ontvangen en het Boek van Mormon door zijn macht en genade vertaald.
Nu had Jezus Christus zijn kerk hersteld, en had Hij Joseph hetzelfde priesterschap verleend waarmee de apostelen vanouds het evangelie aan de wereld hadden verkondigd.25 Joseph werd overmand door een immense vreugde, en toen Joseph Night en Oliver hem later die avond aantroffen, huilde hij.
Zijn vreugde was compleet. Het werk was van start gegaan.26