Net zoals in de Schriften!
De auteur woont in Utah (VS).
De trektocht verliep erg vlot tot we de wegwijzer zagen.
‘Tevens zal Ik de lasten verlichten die op uw schouders zijn gelegd’ (Mosiah 24:14).
Tienjarigen zijn vrij slim. We zoeken alles graag zelf uit.
Mijn vader zegt me de Schriften steeds op mezelf toe te passen. Toepassen betekent dat je probeert om de dingen die je in de Schriften leert in je leven te gebruiken. Wanneer we als gezin lezen, roep ik soms iets uit voordat papa het ons kan uitleggen. Zoals: ‘Ik weet het, papa, we moeten vasten en bidden, zoals in de Schriften staat.’
Hij glimlacht dan, omdat ik het altijd juist heb.
Op een keer ontdekte ik dat de Schriften net als mijn leven kunnen zijn! Het begon allemaal toen we op de familiereünie een trektocht gingen maken.
Ik droeg mijn eigen grote rugzak en slaapzak en ik klaagde niet. Het zou namelijk maar zes en half kilometer tot aan het meer zijn. Dat kon ik zonder probleem.
De tocht was niet al te moeilijk, maar ik was blij dat we na drie kilometer even konden halt houden. En toen zagen we de wegwijzer. Er stond op dat het meer nog negen en half kilometer ver was. Mijn papa hoefde me niet te vertellen dat het pad eigenlijk dubbel zo lang was dan we dachten. Dat had ik al door. Maar hij moest ons wel vertellen om zuiniger met ons water om te springen.
Papa’s advies was belangrijk maar moeilijk. Het werd erg warm en we hadden bijna geen schaduw op het pad. Het leek alsof we het meer nooit zouden bereiken.
De volwassenen bleven achterin met de jongste kinderen en de ouderen liepen vooraan. Ik bleef bij drie leeftijdgenoten en we wandelden ergens in het midden.
Maar we werden erg onrustig toen we niemand meer voor of achter ons zagen. Onze rugzakken werden zwaar en onze flessen waren leeg. Hoe ver was het nog?
Uiteindelijk maakten we ons zoveel zorgen dat we beslisten om halt te houden en te bidden.
Na het gebed raapten we onze rugzak weer op en gingen we verder.
Iets later hoorden we hoefgetrappel op het pad. We wachtten en zagen een man te paard op ons afkomen.
Hij stopte en gaf ons te drinken. Hij legde uit dat onze oudere neven zich naar het meer hadden gehaast en met een filter water voor ons hadden gezuiverd. De man hoorde dat we water nodig hadden en besloot te helpen. ‘Heeft er iemand hulp nodig met de rugzak?’ vroeg hij.
Ik keek naar de anderen en ze glimlachten naar me. We voelden ons eigenlijk goed!
‘Je kunt het beste doorgaan en de anderen helpen’, zeiden we tegen de man. ‘Met ons gaat het wel.’
En dat was ook zo! De rest van de tocht leek het alsof engelen onze rugzakken droegen en ons voortduwden. Toen ik dat later aan mijn ouders vertelde, straalde papa en kreeg mama tranen in de ogen.
Een week later lazen we samen Mosiah 24. Ik schrok toen we deze woorden lazen: ‘Tevens zal Ik de lasten verlichten die op uw schouders zijn gelegd, zodat gij ze zelfs niet op uw rug kunt voelen’ (vs. 14).
‘Dat gebeurde tijdens de tocht!’ riep ik uit. Ik hoefde niet na te denken over hoe ik deze tekst in mijn leven kon toepassen — want hij beschreef mijn leven al! Het was geweldig! Ik kon niet wachten om op zoek te gaan naar andere teksten die op mijn leven leken.
En zo leerde ik hoe ik de Schriften op mezelf kon toepassen en ik kon ook mezelf op de Schriften toepassen!