Rekening houden met de behoeften van kinderen met een handicap

Jeugdwerkleidsters hebben als taak het evangelie van Jezus Christus te onderwijzen aan alle kinderen, ook die met een handicap. In het jeugdwerk hoort elk kind zich welkom, geliefd, gekoesterd en aanvaard te voelen. Als u zo’n sfeer creëert, is het voor alle kinderen gemakkelijker om de liefde van onze hemelse Vader en Jezus Christus te begrijpen, en de invloed van de Heilige Geest te ervaren en herkennen. De volgende tips kunnen u helpen om in de behoeften van kinderen met een handicap te voorzien.

• Zorg dat u weet waar het kind precies behoefte aan heeft. Dat kunt u doen door te praten met de ouders of verzorgers van het kind. Vraag wat de beste leermethode voor dit kind is en welke strategieën nuttig kunnen zijn. U kunt ook ervaren jeugdwerkleidsters en -leerkrachten om advies vragen.

• Creëer een positieve sfeer waarin elk kind zich veilig en geliefd voelt. Zorg dat u de namen van de kinderen in uw klas kent, en zorg dat ze zich aanvaard, geliefd en betrokken voelen. Kinderen met een handicap krijgen vaak negatief commentaar. Zoek naar mogelijkheden om iets positiefs te zeggen als ze zich goed gedragen.

• Pas uw lessen aan zodat iedereen mee kan doen. U kunt activiteiten lichtjes aanpassen zodat alle kinderen iets kunnen leren, ook die met een lichamelijke handicap of leerproblemen. Als u een afbeelding moet tonen, kunt u in plaats daarvan een liedje zingen om kinderen met een visuele beperking bij de activiteit te betrekken.

• Breng routine en structuur in uw klasgebeuren. U kunt bijvoorbeeld een poster maken met een schematische voorstelling van het lesverloop. In dat schema kunt u de gebeden, de lestijd en de activiteit opnemen. Dat schept duidelijkheid voor kinderen die onrustig worden van onzekerheid.

• Gebruik visuele hulpmiddelen. Kinderen met leer- of gedragsproblemen kunnen baat hebben bij visuele hulpmiddelen, bijvoorbeeld afbeeldingen van gewenst gedrag zoals hand opsteken voordat ze een vraag beantwoorden.

• Begrijp waarom kinderen storend gedrag vertonen. Zorg dat u weet welke beperkingen of omstandigheden ongewenst gedrag veroorzaken. Analyseer de situatie wanneer storend gedrag zich voordoet. Overweeg onder gebed hoe u de omstandigheden in het belang van het kind kunt veranderen.