‘Les 18: Eten’, EnglishConnect 1 voor beginners (2022)
‘Les 18’, EnglishConnect 1 voor beginners
Lesson 18
Food
Doel: Ik leer te beschrijven hoe ik voedsel klaarmaak.
Personal Study
Bereid je voor op de gespreksgroep door de activiteiten A t/m E te doen.
Study the Principle of Learning: You Are a Child of God
Je bent een kind van God
I am a child of God with eternal potential and purpose.
Ik ben een kind van God met een eeuwig potentieel en doel.
Jij bent een geliefd kind van God. Je waarde en potentieel zijn eeuwig. Daarover leren we meer in het Boek van Mormon. We lezen over de tijd dat Jezus Christus predikte en de mensen zegende. Hij nam de tijd om elke persoon te zegenen, één voor één. Hij besteedde tijd om hun kinderen te zegenen en te onderwijzen.
Toen Hij de kleine kinderen zegende, gebeurde er iets bijzonders: ‘[Jezus Christus] maakte hun tong los, en zij zeiden grote en wonderbare dingen tot hun vaders […], en Hij maakte hun tong los zodat zij konden spreken’ (3 Nephi 26:14).
De kleine kinderen zeiden grote en wonderbare dingen. Deze kleine kinderen hadden veel potentieel, en Jezus Christus hielp ze om hun potentieel in te zien. God kan jou ook helpen om je potentieel te begrijpen. Je hebt zoveel bij te dragen. Je hebt een doel, en als je Gods hulp inroept, kan Hij je laten zien wat mogelijk is. Net zoals Jezus Christus de kinderen het vermogen gaf om te spreken, kan God jouw tong ook losmaken. Hij kan je helpen spreken. Hij kan je helpen om in je eeuwige potentieel te geloven.
Ponder
-
Waardoor zou je in je eeuwige potentieel gaan geloven?
-
Wat voor angsten weerhouden je ervan om te geloven dat je Engels kunt spreken?
-
Hoe kun je God om de hulp vragen die je nodig hebt om je angsten te overwinnen en vaker Engels te spreken?
Memorize Vocabulary
Leer de betekenis en uitspraak van elk woord voordat je naar de gespreksgroep gaat.
first |
eerste |
next |
volgende |
then |
dan |
last |
laatste |
ingredients |
ingrediënten |
How do you make … ? |
Hoe maak je … ? |
You need … |
Je hebt … nodig. |
Nouns
bread |
brood |
butter |
boter |
cheese sandwich |
boterham met kaas |
egg/eggs |
ei/eieren |
flour |
meel |
oil |
olie |
oven |
oven |
pan |
pan |
stove |
fornuis |
water |
water |
Verbs
add |
toevoegen |
bake |
bakken |
boil |
koken |
cook |
koken |
heat |
opwarmen |
mix |
mengen |
put |
doe |
Prepositions
in |
in |
on |
op |
to |
tot |
with |
met |
Practice Pattern 1
Oefen het gebruik van de patronen totdat je zelfverzekerd vragen kunt stellen en beantwoorden. Je kunt de onderstreepte woorden door woorden uit ‘Memorize Vocabulary’ vervangen.
Q: What are the ingredients for (noun)?A: You need (noun), (noun), and (noun).
Examples
Q: What are the ingredients for bread?A: You need flour, eggs, and water.
Q: What are the ingredients for a cheese sandwich?A: You need bread, butter, and cheese.
Practice Pattern 2
Oefen het gebruik van de patronen totdat je zelfverzekerd vragen kunt stellen en beantwoorden. Probeer de patronen in een gesprek met een vriend(in) te gebruiken. Je kunt praten of boodschappen versturen.
Q: How do you make (noun)?A: First, (verb) the (noun) (preposition) the (noun).Then, (verb) the (noun) (preposition) the (noun).Last, (verb) the (noun) (preposition) the (noun).
Examples
Q: How do you make bread?A: First, put the oil in the flour.Then, mix the water with the flour.Last, bake the bread in the oven.
Q: How do you make a cheese sandwich?A: First, put the cheese on the bread.Then, add the oil to the pan.Then, heat the pan on the stove.Last, cook the sandwich.
Use the Patterns
Noteer vier vragen die je aan iemand kunt stellen. Noteer een antwoord op elke vraag. Lees ze hardop voor.
Conversation Group
Activity 1: Practice the Patterns
(10–15 minutes)
Neem met een partner de woordenlijst door.
Oefen patroon 1 met een partner:
-
Oefen het stellen van vragen.
-
Oefen het beantwoorden van vragen.
-
Oefen een gesprek met gebruik van de patronen.
Herhaal dit voor patroon 2.
Activity 2: Create Your Own Sentences
(10–15 minutes)
Kijk naar de afbeeldingen. Stel en beantwoord vragen over de ingrediënten in al het voedsel. Stel en beantwoord dan vragen over de manier waarop elke soort voedsel wordt bereid. Wissel elkaar af.
New Vocabulary
cut |
snijden |
stir |
roeren |
banana/bananas |
banaan/bananen |
milk |
melk |
pot |
pot |
salt |
zout |
sugar |
suiker |
Example
-
A: What are the ingredients for banana pancakes?
-
B: You need eggs, milk, bananas, and flour.
-
A: How do you make them?
-
B: First, mix the bananas with the eggs.
-
Next, add the milk.
-
Then, add the flour and stir.
-
Last, cook the pancakes in a pan on the stove.
Activity 3: Create Your Own Conversations
(15–20 minutes)
Stel en beantwoord vragen over de manier waarop je voedsel bereidt dat je lekker vindt. Wissel elkaar af.
New Vocabulary
grill |
grill |
tortillas |
tortilla’s |
Example
-
A: What food do you like?
-
B: I like tortillas.
-
A: What are the ingredients?
-
B: You need flour, salt, water, and oil.
-
A: How do you make them?
-
B: First, mix the flour and salt.
-
Next, stir the oil and water with the flour.
-
Last, cook on the grill then, eat it.