Bediening
Zielen hoeden
Dagelijks dienen


15:11

Zielen hoeden

We helpen anderen met liefde omdat de Heiland ons dat geboden heeft.

Toen ik onlangs met een vriend sprak, vertelde hij me dat hij zich jaren geleden als jong pasgedoopt lid van de kerk plots niet meer in zijn wijk thuis voelde. De zendelingen die hem onderwezen hadden, waren overgeplaatst en hij had het gevoel dat hij er niet bij hoorde. Aangezien hij in de wijk geen vrienden had, zocht hij zijn oude vrienden op en nam deel aan activiteiten waardoor hij niet naar de kerk kon gaan. Hij begon van de kudde af te dwalen. Hij beschreef met tranen in de ogen hoe dankbaar hij was toen een lid van zijn wijk aandacht aan hem besteedde en hem hartelijk uitnodigde om weer naar de kerk te komen. In luttele maanden bevond hij zich weer veilig bij de kudde, waar hij zichzelf en anderen opbouwde. Zijn we niet dankbaar dat deze jonge man, ouderling Carlos A. Godoy, dankzij die Braziliaanse herder nu als lid van het Presidium der Zeventig achter mij zit?

Is het niet merkwaardig dat zulke kleine daden eeuwige gevolgen kunnen hebben? Dat beginsel vormt de kern van het bedieningswerk van de kerk. Onze hemelse Vader kan van onze eenvoudige dagelijkse inspanningen iets wonderbaarlijks maken. Amper een half jaar geleden kondigde president Russell M. Nelson aan dat ‘de Heer belangrijke aanpassingen [had] aangebracht in onze manier van zorg dragen voor elkaar’.1 Hij legde uit: ‘Wij [introduceren] een nieuwere en heiligere manier om voor anderen te zorgen. We noemen deze manier gewoon “onze bediening”.’2

President Nelson zei ook: ‘Een kenmerk van de ware en levende kerk van de Heer is dat zij zich altijd georganiseerd en gericht zal inzetten om Gods kinderen en hun gezin te dienen. Omdat het zijn kerk is, dienen wij als zijn dienstknechten het individu, net als Hij dat deed. Onze bediening is in zijn naam, met zijn macht en gezag, en met zijn liefde.’3

Uw reactie op de aankondiging is fantastisch! We hebben bijna van elke ring in de hele wereld vernomen dat het doorvoeren van deze wijzigingen, zoals onze levende profeet gevraagd heeft, een groot succes was. Dienende broeders en zusters zijn aan gezinnen toegewezen; koppels zijn gevormd, waarvan sommige met een jongeman of een jongevrouw; en er vinden bedieningsgesprekken plaats.

Ik denk niet dat het toeval is dat een half jaar voorafgaand aan de openbaring van gisteren – ‘een nieuwe balans en verbinding tussen het evangelieonderricht thuis en het evangelieonderricht in de kerk’4 – de openbaring inzake bediening bekend is gemaakt. Nu we vanaf januari een uur minder in de kerk doorbrengen, zal alles wat we in onze bediening hebben geleerd, ons helpen om die lacune weer in balans te brengen door een hoger en heiliger thuisgerichte sabbatviering met familieleden en dierbaren.

Nu deze organisatiestructuren op hun plek liggen, kunnen we ons afvragen: hoe weten we of we op de wijze van de Heer dienen? Helpen we de goede Herder zoals Hij dat wil?

Toen ik onlangs met president Henry B. Eyring sprak, prees hij de heiligen voor het doorvoeren van deze bijzondere wijzigingen. Maar hij hoopte ook echt dat de leden beseften dat onze bediening meer inhoudt dan ‘gewoon vriendelijk zijn’. Dat wil niet zeggen dat vriendelijk zijn onbelangrijk is, maar leden die de ware bedieningsgeest begrijpen, beseffen dat onze bediening veel meer inhoudt dan vriendelijk zijn. Bedieningswerk dat op de wijze van de Heer wordt gedaan, kan verstrekkende, zelfs eeuwige gevolgen hebben. Kijk maar naar ouderling Godoy.

‘De Heiland heeft ons een goed voorbeeld van bedienen gegeven door anderen uit liefde […] te dienen. Hij […] onderwees ze, bad voor ze, troostte en zegende ze, en nodigde allen uit om Hem te volgen. […] Kerkleden streven er onder gebed naar om te dienen zoals Hij dat zou doen: “hen te vertroosten die vertroosting nodig hebben”, “altijd over de kerk te waken”, “elk lid thuis [te] bezoeken” en elkaar te helpen om een waar discipel van Jezus Christus te worden.’5

We weten dat een ware herder van zijn schapen houdt, elk bij naam kent, en ‘persoonlijke interesse’ in hen heeft.6

Schapen in de bergen

Een oude vriend van mij heeft zijn hele leven hard gewerkt als veehouder. Hij hield zijn hele leven runderen en schapen in de ruige Rocky Mountains. Hij vertelde me op een dag over de moeilijkheden en gevaren van de schapenteelt. Hij zei dat hij zijn kudde van circa tweeduizend schapen aan het begin van de lente, wanneer de sneeuw in de uitgestrekte bergketen grotendeels gesmolten was, in de bergen liet grazen. Daar waakte hij dan tot het eind van de herfst over zijn schapen, waarna hij ze van de zomerweide in de bergen naar een winterweide in de woestijn bracht. Hij vertelde hoe arbeidsintensief het hoeden van een grote kudde schapen was. Het was werken van vóór zonsopgang tot lang na zonsondergang. Hij kon de klus onmogelijk alleen klaren.

Boerenknecht met schapen

Hij kreeg bij het hoeden van de kudde hulp van zowel ervaren boerenknechten als jongere knechten die veel leerden van hun wijze collega’s. Hij maakte ook gebruik van twee oude paarden, twee veulens in opleiding, twee oude herdershonden en twee à drie herderpups. Mijn vriend en zijn schapen trotseerden in de loop van de zomer wind en stortregen, ziekte, kwetsuren, droogte en zo’n beetje elk ongemak dat je maar kunt bedenken. Ze moesten soms de hele zomer water halen om de schapen in leven te houden. Aan het eind van de herfst, wanneer het winterweer dreigde en hij de schapen van de berg haalde en ze telde, ontbraken er meestal meer dan tweehonderd.

Schapen hoeden
Schaapskudde

De kudde van tweeduizend schapen die in het begin van de lente de berg op ging, telde minder dan 1800. De meeste schapen waren niet door ziekte omgekomen of een natuurlijke dood gestorven; ze waren aan roofdieren zoals poema’s of coyotes ten prooi gevallen. De roofdieren vonden meestal de lammetjes die van de veilige kudde afgedwaald waren en niet meer door hun herder beschermd werden. Bekijk de situatie die ik geschetst heb even in een geestelijke context. Wie is de herder? Wie zijn de schapen? Wie zijn de helpers van de herder?

De goede Herder

De Heer Jezus Christus heeft zelf gezegd: ‘Ik ben de goede Herder en Ik ken de Mijnen […] en Ik geef Mijn leven voor de schapen.’7

Jezus weidt zijn schapen

De profeet Nephi heeft gezegd: ‘[Jezus] zal zijn schapen voeden, en in Hem zullen zij weide vinden.’8 Weten dat de Heer mijn Herder is9 en dat Hij ieder van ons kent en voor ons zorgt, geeft mij blijvende gemoedsrust. Wanneer wij de wind en de stortregen, de ziektes, kwetsuren en droogte van het leven trotseren, zorgt de Heer – onze Herder – voor ons. Hij geneest onze ziel.

Net zoals mijn vriend zijn schapen met de hulp van jonge en oude knechten, paarden en herdershonden hoedde, heeft de Heer ook hulp nodig bij zijn zware taak om de schapen in zijn kudde te hoeden.

Jezus Christus dient anderen

Als kinderen van onze liefdevolle hemelse Vader en als schapen in zijn kudde, genieten wij de zegen van persoonlijke bediening van Jezus Christus. Het is tegelijkertijd ook onze taak om als herder voor de mensen om ons heen te zorgen. We geven gehoor aan de woorden van de Heer om Hem te dienen, in zijn naam uit te gaan en zijn schapen bijeen te vergaderen.10

Wie zijn er allemaal een herder? Iedere man, iedere vrouw en ieder kind in het koninkrijk van God is een herder. U hebt daar geen roeping voor nodig. Op het moment dat we uit het water van de doop komen, zijn we met dit werk belast. We helpen anderen met liefde omdat de Heiland ons dat geboden heeft. Alma stelde nadrukkelijk: ‘Want welke herder onder u die vele schapen heeft, waakt niet over hen, opdat de wolven niet binnendringen en zijn kudde verslinden? […] Verdrijft hij hem dan niet?’11 Als onze naasten in materiële of geestelijke nood verkeren, snellen we ze te hulp. We dragen elkaars lasten, opdat zij licht zullen zijn. We treuren met hen die treuren. We vertroosten hen die vertroosting nodig hebben.12 De Heer verwacht dat liefdevol van ons. En de dag komt waarop we verantwoording moeten afleggen voor onze bediening van zijn kudde.13

Mijn vriend de herder legde nog een belangrijk aspect van schapen hoeden op de weide uit. Hij vertelde me dat vooral verloren schapen erg kwetsbaar voor roofdieren waren. Samen met zijn knechten wijdde hij tot wel 15 procent van zijn tijd aan het zoeken naar verloren schapen. Hoe sneller ze een verloren schaap vonden, vóór het te ver van de kudde afgedwaald was, hoe kleiner de kans was dat het iets overkwam. Het zoeken naar verloren schapen vergde veel geduld en discipline.

Enkele jaren geleden las ik in een plaatselijke krant een artikel dat ik zo boeiend vond dat ik het bewaard heb. De krantenkop luidde: ‘Hond weigert verloren schapen achter te laten.’14 Het artikel ging over een klein aantal schapen van een boerderij dicht bij die van mijn vriend. De schapen waren op de een of andere manier op hun zomerweide achtergelaten. Twee à drie maanden later waren ze in de bergen ingesneeuwd. Toen de schapen waren achtergelaten, was de herdershond bij ze gebleven, want het was zijn taak om over de schapen te waken en ze te beschermen. Hij verliet zijn post niet! Hij bleef maandenlang in de kou en de sneeuw om de schapen heen draaien. Hij beschermde ze tegen coyotes, poema’s en alle andere roofdieren die op de loer lagen. Hij bleef tot hij de schapen terug naar de veiligheid van de herder en de kudde kon leiden. Op de foto die op de voorpagina bij dit artikel was geplaatst, kon je karakter in de ogen en in de houding van deze herdershond zien.

Karakter in de ogen en in de houding van een herdershond

In het Nieuwe Testament vinden we een gelijkenis en instructies van de Heiland die ons meer inzicht in onze taak als herders, dienende zusters en broeders, van verloren schapen geven:

‘Welk mens onder u die honderd schapen heeft en er één van verliest, verlaat niet de negenennegentig in de woestijn en gaat achter het verlorene aan, totdat hij het vindt?

‘En als hij het gevonden heeft, legt hij het vol blijdschap op zijn schouders.

‘En als hij thuiskomt, roept hij zijn vrienden en buren bijeen en zegt tegen hen: Wees blij met mij, want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was.’15

Vatten we de boodschap in deze gelijkenis samen, dan vinden we deze waardevolle raad:

  1. We moeten vaststellen welke schapen verloren zijn.

  2. We zoeken ze tot we ze gevonden hebben.

  3. Het kan zijn dat we ze op onze schouders moeten leggen om ze naar huis te brengen.

  4. Bij hun terugkeer omringen we ze met vrienden.

Broeders en zusters, onze bediening aan verloren schapen kan heel lastig zijn, maar ons ook de grootste beloningen opleveren. De leden van de kerk in het Boek van Mormon ‘waakten […] over hun volk en voedden hen met dingen die verband hielden met de gerechtigheid’.16 We kunnen hun voorbeeld volgen en onthouden dat onze bediening ‘door de Geest geleid, […] flexibel, en […] aangepast aan de behoeften van elk lid’ moet zijn. Het is ook van essentieel belang dat we ernaar streven ‘om individuele leden en gezinnen te helpen met hun voorbereiding op hun volgende verordening, [en ze te helpen om] zich aan hun verbonden te houden en zelfredzaam te worden’.17

Iedere ziel is waardevol voor onze hemelse Vader. Zijn persoonlijke uitnodiging tot bediening is voor Hem van het allergrootste belang, want het is zijn werk en heerlijkheid. Het is letterlijk het werk van de eeuwigheid. Ieder van zijn kinderen heeft in zijn ogen een oneindig potentieel. U hebt geen idee hoeveel Hij van u houdt. Net als de trouwe herdershond blijft de Heer op de berg en trotseert Hij wind, stortregen, sneeuw en meer om u te beschermen.

President Nelson heeft in de vorige conferentie gezegd: ‘Onze boodschap aan de wereld [en ik voeg daar “onze bedieningskudde” aan toe] is eenvoudig en oprecht: we nodigen alle kinderen van God aan beide zijden van de sluier uit om tot de Heiland te komen, de zegeningen van de heilige tempel te ontvangen, blijvende vreugde te genieten en in aanmerking te komen voor het eeuwige leven.’18

Laten we ons op deze profetische visie afstemmen, zodat we mensen naar de tempel en uiteindelijk naar onze Heiland, Jezus Christus, kunnen leiden. Hij verwacht geen wonderen van ons. Hij vraagt ons alleen om onze broeders en zusters tot Hem te brengen, want Hij heeft de macht om hun ziel te verlossen. Doen we dat, dan zal Hij deze belofte inlossen: ‘En als de Opperherder verschijnt, zult u de onverwelkbare krans van de heerlijkheid verkrijgen.’19 Daarvan getuig ik – en van Jezus Christus, onze Heiland en Verlosser – in de naam van Jezus Christus. Amen.