‘21. Bediening’, Algemeen handboek: dienen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen (2024).
‘21. Bediening’, Algemeen handboek.
21.
Bediening
21.0
Inleiding
Bediening houdt in anderen te dienen zoals de Heiland dat heeft gedaan (zie Mattheüs 20:26–28). Hij had de mensen om Hem heen lief, onderwees ze, bad voor ze, troostte ze en zegende ze (zie Handelingen 10:38). Als discipelen van Jezus Christus streven we ernaar Gods kinderen te bedienen.
De Heer wil dat alle leden van zijn kerk die zorg krijgen. Om die reden worden priesterschapsdragers als dienende broeders aan elk huishouden met een of meer kerkleden toegewezen. Dienende zusters worden aan iedere volwassen zuster toegewezen. Deze bedieningstaken zorgen er mede voor dat er naar de kerkleden wordt omgekeken (zie Moroni 6:4).
Het bedieningswerk is een belangrijke manier waarop we de twee geboden, God en onze naasten liefhebben, in praktijk brengen (zie Mattheüs 22:36–40). Het is ook een essentiële manier om Gods werk van heil en verhoging te bevorderen.
De presidiums van het ouderlingenquorum en de zustershulpvereniging brengen dienende broeders en zusters bij hoe ze hun bediening vorm kunnen geven. Ze zijn tevens een bron van inspiratie, leiding en steun. Die geven ze bijvoorbeeld in bedieningsgesprekken (zie 21.3), in zondagse bijeenkomsten en in persoonlijke gesprekken. Ze putten inspiratie uit de Schriften, dit hoofdstuk en ministering.ChurchofJesusChrist.org.
21.1
Taken van dienende zusters en broeders
Dienende zusters en broeders vertegenwoordigen de Heer. Ze brengen ook de liefde en steun van de bisschop, ZHV-leidsters of quorumleiders over. Ze zijn er om over kerkleden ‘te waken, en bij hen te zijn en hen te versterken’ (Leer en Verbonden 20:53).
Dienende zusters en broeders hebben de volgende taken jegens de personen en gezinnen die hun zijn toegewezen:
-
Hun geloof in onze hemelse Vader en Jezus Christus helpen vergroten.
-
Hen voorbereiden op het sluiten en nakomen van de heilige verbonden met God, die ze door middel van verordeningen ontvangen. Zo nodig de ouders hulp bieden, zodat zij hun kinderen kunnen leren hoe zij zich voorbereiden op de verordeningen en hoe zij de bijbehorende verbonden kunnen nakomen.
-
Behoeften opmerken en ze liefde, zorg en hulp bieden zoals Christus dat zou doen. Hulp en troost bieden als er geestelijke of stoffelijke behoeften zijn. In bedieningsgesprekken en op andere momenten hun behoeften bespreken.
-
Ze geestelijk en stoffelijk zelfredzaam helpen worden.
In Jakobus 1:27, Mosiah 23:18 en Leer en Verbonden 20:47, 59 staat meer over de taken van dienende zusters en broeders.
Dienende zusters en broeders streven onder gebed naar de leiding van de Geest. Ze overleggen ook met de betrokkenen hoe ze het beste aan hun behoeften tegemoet kunnen komen.
Dienende zusters en broeders stemmen hun inzet af op de noden en omstandigheden van wie ze dienen. Persoonlijk bezoek wordt aangemoedigd, met inachtneming van factoren als veiligheid, afstand en culturele gepastheid. Dienende zusters en broeders kunnen ook op andere manieren iets voor anderen betekenen. Denk bijvoorbeeld aan telefoontjes, videogesprekken, berichtjes, e-mails, kaartjes of brieven, sociale media, contacten in de kerk en dienstbetoon.
Er zijn soms behoeften waarin dienende broeders of zusters niet alleen kunnen voorzien. In dat geval overleggen ze met een lid van het ZHV-presidium of quorumpresidium ouderlingen.
21.2
Bedieningswerk organiseren
De Heiland gaf zijn discipelen zinvolle taken (zie Lukas 10:1–17; zie ook 4.2.6 in dit handboek). Naar dat voorbeeld krijgen wij bedieningstaken voor bepaalde personen en gezinnen. Een goed georganiseerde benadering van het bedieningswerk draagt ertoe bij dat ieder de liefde van de Heiland kan voelen.
21.2.1
Bedieningstaken toewijzen
De presidiums van het ouderlingenquorum en de zustershulpvereniging overwegen onder gebed hoe ze dienende broeders en zusters gaan inzetten. Ze houden rekening met de sterke punten en de behoeften van de leden. Ze denken ook aan de behoeften van kinderen in een gezin. Ze delen gewoonlijk twee broeders of twee zusters als koppel in. De bedieningskoppels en -toewijzingen leggen ze ter goedkeuring aan de bisschop voor.
De volgende afwegingen spelen bij deze besluitvorming een rol:
-
Toegewijde dienende broeders en zusters worden toegewezen aan leden die daar de grootste behoefte aan hebben. Denk bijvoorbeeld aan nieuwe leden, alleenstaande ouders, weduwen, weduwnaars en minderactieve leden.
-
Jongeren mogen als collega van volwassenen dienen overeenkomstig de richtlijnen in 21.2.2.
-
Een echtpaar mag als bedieningskoppel aan een persoon of gezin worden toegewezen.
-
Leden van een ringpresidium of bisschap dragen zorg voor alle leden van de ring of wijk. Om die reden worden ze doorgaans niet als dienende broeder ingezet. De ringpresident bepaalt of hogeraadsleden en patriarchen in functie worden toegewezen.
Als de bisschop zijn goedkeuring heeft verleend, wijst een lid van het quorumpresidium ouderlingen de betreffende broeders, met inbegrip van jongemannen, hun bedieningstaken toe. Een lid van het ZHV-presidium wijst de betreffende zusters, met inbegrip van jongevrouwen, hun bedieningstaken toe.
Deze leidinggevenden spreken met de dienende broeders of zusters over de sterke kanten, behoeften en moeilijkheden van degenen die ze gaan bedienen. De dienende broeders of zusters krijgen de opdracht mee om zich in de behoeften van de aan hen toegewezen personen of gezinnen te verdiepen. Ze stellen zich ook open voor inspiratie om hun bediening zo doeltreffend mogelijk te maken.
Dienende broeders en zusters worden niet geroepen, gesteund of aangesteld. Hun bediening maakt deel uit van het verbond dat ze bij hun doop hebben gesloten (zie Mosiah 18:8–11).
21.2.2
Bedieningstaken voor jongeren
Nog voordat ze een bedieningstaak krijgen, bedienen jongeren hun naasten al naar het voorbeeld van Christus. De inzet van jongeren als dienende zuster of broeder kan Gods werk van heil en verhoging zeer ten goede komen.
Een jongevrouw die daartoe bereid en in staat is, kan als bedieningscollega van een ZHV-zuster fungeren. Dat mag vanaf het jaar waarin ze 14 wordt. Het ZHV-presidium overlegt met de jongevrouw, haar ouders en het jongevrouwenpresidium als ze een bedieningstaak overwegen.
Een zuster is vaak gebaat bij de bediening van een jongevrouw. Voor de jongevrouw zelf kan het ook zegenrijk zijn.
Een jongeman fungeert als collega van een Melchizedeks-priesterschapsdrager wanneer hij tot het ambt van leraar of priester is geordend. De bisschop stelt vast of de jongeman waardig en klaar is om geordend te worden. (Zie 10.1.3.2.) Het quorumpresidium ouderlingen overlegt met de jongeman, zijn ouders en de bisschap als ze een bedieningstaak overwegen.
In sommige gevallen kan een jongere als derde collega aan een bedieningskoppel worden toegewezen. Hij of zij kan het koppel dan bijstaan in de bediening van enkele of alle aan hen toegewezen personen en gezinnen.
Jongeren krijgen geen eigen dienende broeders of zusters toegewezen. Zij vallen onder de zorg van de dienende broeders die aan het ouderlijk gezin zijn toegewezen. Hun klas- of quorumpresidium en volwassen leidinggevenden schenken ook aandacht aan ze. Als hun ouders geen lid van de kerk zijn maar wel openstaan voor bediening, kan het quorumpresidium ouderlingen dienende broeders aan het gezin toewijzen. Het ZHV-presidium kan eveneens naar wens dienende zusters aan de moeder toewijzen.
De richtlijn van de kerk dat er bij jongeren twee verantwoordelijke volwassenen aanwezig dienen te zijn, geldt niet voor de toewijzing van bedieningscollega’s. Leidinggevenden betrachten echter wijsheid en laten zich door inspiratie leiden wanneer ze een jongere als collega aan een volwassene toewijzen. Ze vragen de bisschop ook om advies. Als een jongere wordt toegewezen aan een collega die niet zijn of haar ouder is, gaan leidinggevenden na of de ouders daar geen bezwaar tegen hebben.
Volwassen collega’s mijden situaties die tot misverstanden kunnen leiden. Ze springen voorzichtig om met situaties waarin ze alleen zijn met de jongere. Ze zorgen dat de jongere een veilige en prettige ervaring met bediening heeft.
21.2.3
Voltijdzendelingen
Met toestemming van de zendingspresident mogen voltijdzendelingen aan het bedieningswerk meedoen. Wijkleiders vragen die toestemming via de ringpresident. De voltijdzendelingen bedienen dan doorgaans nieuwe leden, gezinnen waar niet allen lid zijn en minderactieve leden.
21.3
Bedieningsgesprekken
De Heiland had een eenvoudig maar indringend gesprek met Petrus over het hoeden van zijn schapen (zie Johannes 21:15–17). Bedieningsgesprekken bieden die gelegenheid. Ze bieden leidinggevenden ook de kans om met hun voorbeeld te laten zien hoe bedieningswerk in zijn werk gaat.
De quorumpresident ouderlingen en zijn raadgevers voeren gesprekken met dienende broeders. De ZHV-presidente en haar raadgeefsters voeren gesprekken met dienende zusters. Een echtpaar dat samen een bedieningskoppel vormt, kan met een leidinggevende van het ouderlingenquorum of van de ZHV spreken, of met beiden.
Deze gesprekken vinden minstens één keer per kwartaal plaats. Ze kunnen op elk gewenst moment gedurende het kwartaal plaatsvinden. De gesprekken vinden bij voorkeur persoonlijk plaats, met beide collega’s van het koppel. Jongeren met een bedieningstaak nemen zo mogelijk ook deel.
Bedieningsgesprekken hoeven niet lang te zijn om effectief te zijn. Het doel van de gesprekken is:
-
Overleggen over de sterke kanten, behoeften en moeilijkheden van toegewezen personen en gezinnen.
-
Bespreken hoe betrokkenen zich met de nodige steun op verordeningen kunnen voorbereiden.
-
Overwegen hoe het ouderlingenquorum, de ZHV, de wijkraad en anderen hulp kunnen bieden.
-
Dienende broeders en zusters bijstaan. Liefde en waardering tonen. Ze onderwijzen en aanmoedigen. Ze helpen te groeien in hun vermogen om bij hun bediening openbaring te ontvangen en ernaar te handelen.
Dienende broeders en zusters overleggen, naast de gesprekken, zo nodig met hun leidinggevenden. Vertrouwelijke informatie geven ze eventueel rechtstreeks aan de bisschop door.
Leidinggevenden rapporteren bedieningsgesprekken in Hulpmiddelen leiders en administrateurs.
21.4
Bedieningswerk coördineren
De ZHV en het ouderlingenquorum dragen samen zorg voor het bedieningswerk. Ze werken eensgezind.
Het ZHV-presidium en quorumpresidium ouderlingen vergaderen minstens één keer per kwartaal. Ze nemen hun bevindingen uit de bedieningsgesprekken door (zie 21.3). Ze stemmen ook de bedieningstoewijzingen af. De president en presidente hebben allebei de taak om deze vergadering te organiseren en te leiden.
In units met weinig actieve leden kunnen het ZHV-presidium en het quorumpresidium ouderlingen besluiten om sommige leden geen dienende zusters én dienende broeders toe te wijzen. Zij komen samen tot een dergelijk besluit en vragen daarvoor goedkeuring van de bisschop. Als een zuster wel dienende zusters maar geen dienende broeders toegewezen heeft gekregen, zien leidinggevenden erop toe dat ze iemand waar nodig om een priesterschapszegen kan vragen.
De ZHV-presidente en de quorumpresident ouderlingen komen minstens één keer per kwartaal met de bisschop bijeen. Ze bespreken de behoeften van de wijkleden. Ze praten ook over mogelijke aanpassingen in de bedieningstoewijzingen.
De ZHV-presidente en de quorumpresident ouderlingen bespreken in de wijkraad naar behoefte informatie die dienende zusters en broeders hebben aangedragen. Daarbij respecteren ze verzoeken van leden om vertrouwelijkheid. Onder de coördinerende leiding van de bisschop maakt de wijkraad plannen om de wijkleden van dienst en tot zegen te zijn. In de jongerenwijkraad komt het bedieningswerk ook aan de orde (zie 29.2.6).