‘22. In materiële behoeften voorzien en zelfredzaamheid bevorderen’, Algemeen handboek: dienen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen (2024).
‘22. In materiële behoeften voorzien en zelfredzaamheid bevorderen’, Algemeen handboek.
22.
In materiële behoeften voorzien en zelfredzaamheid bevorderen
22.0
Inleiding
Kerkleden streven ernaar om ‘elkaars lasten te dragen […] en hen te vertroosten die vertroosting nodig hebben’ (Mosiah 18:8–9). Zorgen voor wie in materiële nood verkeren, is onderdeel van Gods werk van heil en verhoging (zie 1.2).
Kerkleden wordt ook aangeraden om met de hulp van de Heer ijverig aan hun eigen zelfredzaamheid te werken. Zelfredzaamheid is iemands vermogen, vaste voornemen en streven om in de geestelijke en materiële levensbehoeften van zichzelf en zijn of haar gezin te voorzien. Leden die zelfredzamer worden, kunnen ook beter voor anderen zorgen.
INSPANNINGEN VAN INDIVIDUELE PERSONEN EN GEZINNEN
22.1
Zelfredzaamheid bevorderen
Kerkleden werken met de hulp van de Heer als volgt aan hun zelfredzaamheid:
-
Ze ontwikkelen geestelijke, lichamelijke en emotionele kracht.
-
Ze volgen een opleiding en hebben werk.
-
Ze verbeteren hun materiële welzijn.
22.1.1
Geestelijke kracht
De Heiland heeft gezegd dat ‘alle dingen voor Mij geestelijk zijn, en nimmer heb Ik u een wet gegeven die stoffelijk was’ (Leer en Verbonden 29:34). De kerkleden ontwikkelen geestelijke kracht door geloof in Christus te oefenen en Gods geboden te onderhouden.
Zij ontvangen daardoor leiding en inzicht van de Heilige Geest om hun problemen aan te pakken en anderen van dienst te zijn.
22.1.2
Lichamelijke en emotionele gezondheid
Onze hemelse Vader wil graag dat zijn kinderen lichamelijke en emotionele kracht ontwikkelen. Dat doen zij als zij:
-
Het woord van wijsheid gehoorzamen (zie Leer en Verbonden 89).
-
Gezond eten, geregeld aan lichaamsbeweging doen en voor voldoende nachtrust zorgen.
-
Schadelijke of verslavende middelen en gewoonten uit de weg gaan.
-
Aandacht aan goede hygiëne en gepaste medische zorg besteden.
-
Gezonde relaties ontwikkelen.
-
Waar nodig professionele hulp zoeken bij mentale of emotionele gezondheidsproblemen.
22.1.3
Opleiding en werk
De Heiland heeft gezegd: ‘Zoek kennis, ja, door studie en ook door geloof’ (Leer en Verbonden 88:118). Een (beroeps)opleiding brengt beter werk binnen handbereik, zodat kerkleden in hun eigen behoeften en die van hun gezin kunnen voorzien.
22.1.4
Materieel voorbereid zijn
Kerkleden wordt aangeraden erop voorbereid te zijn om in tijden van nood voor zichzelf, hun gezin en anderen te zorgen.
Kerkleden zijn financieel beter voorbereid als zij:
-
Tiende en offergaven betalen (zie Maleachi 3:8–12).
-
Schulden tot een minimum beperken.
-
Zich aan een budget houden.
-
Iets opzijleggen voor de toekomst.
-
Een goede opleiding afronden (zie 22.3.3).
Voorbereid zijn houdt ook planning voor noodsituaties in. Kerkleden worden aangemoedigd om een voorraad voedsel, water en andere benodigdheden voor de korte en langere termijn aan te leggen.
Zie voor meer informatie Persoonlijke financiën voor zelfredzaamheid en ‘Hulpbronnen om materieel voorbereid te zijn’.
22.2
Bediening aan mensen met materiële en emotionele behoeften
De discipelen van de Heer wordt geleerd ‘elkaar lief te hebben en elkaar te dienen’, en ‘hen te hulp [te] komen die […] hulp nodig hebben’ (Mosiah 4:15–16). Kerkleden streven ernaar om mensen met stoffelijke en emotionele behoeften van dienst te zijn. Die behoeften kunnen betrekking hebben op voedsel, kleding, huisvesting, scholing, werk, lichamelijke gezondheid en emotioneel welzijn.
22.2.1
Het voorraadhuis van de Heer
Alle hulpbronnen en middelen die de kerk ter beschikking staan om mensen met materiële behoeften te helpen, worden het voorraadhuis van de Heer genoemd (zie Leer en Verbonden 82:18–19). Daartoe behoren ook de gaven van tijd, talenten, mededogen, materialen en financiële middelen van kerkleden om voor behoeftigen te zorgen.
Er bestaat in feite in elke wijk en ring een voorraadhuis van de Heer. Leidinggevenden helpen personen en gezinnen vaak aan passende oplossingen door een beroep te doen op de kennis, vaardigheden en hulp van leden uit de wijk of ring.
22.2.2
De wet van vasten en vastengaven
De Heer heeft de wet van vasten ingesteld om zijn volk tot zegen te zijn en voor behoeftigen te zorgen. De kerkleden voelen zich dichter bij de Heer en nemen in geestelijke kracht toe als ze de wet van vasten naleven. Ze worden ook zelfredzamer en meelevender. (Zie Jesaja 58:6–12; Maleachi 3:8–12.)
Mensen kunnen vasten wanneer zij maar willen. Doorgaans houden kerkleden echter de eerste sabbat van de maand als vastendag aan. Een vastendag bestaat doorgaans uit het volgende:
-
Bidden
-
Een periode van 24 uur niet eten en drinken (indien lichamelijk daartoe in staat)
-
Een royale vastengave geven
Een vastengave is een bijdrage voor behoeftigen. Als leden vasten, wordt hun om een bijdrage gevraagd van minimaal de tegenwaarde van de overgeslagen maaltijden. Het advies aan de leden is om royaal te zijn en, zo mogelijk, meer te geven dan de tegenwaarde van die maaltijden.
De leden overhandigen hun tiende en een ingevuld formulier Tiende en andere offergaven aan de bisschop of een van zijn raadgevers. In sommige gebieden kunnen bijdragen online afgehandeld worden voor wie dat wil. In sommige wijken kan de bisschop Aäronisch-priesterschapsdragers opdracht geven om de vastengaven te innen (zie 34.3.2).
22.2.3
Dienen
Kerkleden streven ernaar anderen te dienen zoals de Heiland dat heeft gedaan (zie Johannes 13:35).
De dienstverlening kan in de wijk, ring of gemeenschap worden gecoördineerd. Waar JustServe.org beschikbaar is, kunnen kerkleden en anderen er dienstverleningsmogelijkheden in de gemeenschap mee vinden.
22.2.4
Humanitaire hulp
De kerk biedt over de hele wereld humanitaire hulp. Dat gebeurt rechtstreeks en in samenwerking met andere hulp- en partnerorganisaties. Leden en anderen die dit werk willen steunen, kunnen bijdragen aan het humanitaire hulpfonds van de kerk.
INSPANNINGEN VAN LEIDINGGEVENDEN
22.3
Model voor bevordering van zelfredzaamheid en bediening aan behoeftigen
Leidinggevenden in de kerk vertegenwoordigen de Heiland in hun zorg voor mensen met materiële en emotionele behoeften (zie 22.3.4). Daarbij streven ze ernaar dat de leden zelfredzamer worden.
Leidinggevenden stellen zich open voor de Heilige Geest, zodat ze met tact en liefde hulp kunnen bieden. Volgens het volgende model kunnen leidinggevenden kerkleden zo helpen dat dit hun zelfredzaamheid ten goede komt:
-
Uitzoeken wie hulp nodig hebben.
-
Samen kortetermijnbehoeften in kaart brengen en lenigen.
-
Zelfredzaamheid op de lange termijn bevorderen.
-
Bediening aan mensen met emotionele behoeften.
22.3.1
Uitzoeken wie hulp nodig hebben
De bisschop heeft de heilige taak om vast te stellen wie hulp nodig hebben en voor hen te zorgen (zie Leer en Verbonden 84:112). Anderen die in de uitvoering van deze taak een belangrijke rol spelen, zijn onder meer:
-
Dienende broeders en zusters.
-
Presidiums van ZHV en ouderlingenquorum.
-
De raadgevers van de bisschop.
-
Overige leden van de wijkraad.
De bisschop roept naar behoefte welzijns- en zelfredzaamheidsdeskundigen van de wijk als extra steun in de rug (zie 22.6.4).
Leidinggevenden in de wijk gaan in een geest van liefde en zorg na welke leden mogelijk hulp nodig hebben. Het volstaat niet om pas hulp te bieden als erom gevraagd wordt. Leidinggevenden zorgen er in overleg met dienende broeders en zusters voor dat behoeftige leden de juiste zorg en aandacht krijgen.
22.3.2
Samen met leden kortetermijnbehoeften in kaart brengen en lenigen
Kerkleden streven ernaar in hun eigen eerste levensbehoeften te voorzien, met de steun van familieleden. Als die steun ontoereikend is, hebben leden mogelijk hulp uit andere bronnen nodig, zoals:
-
Overheids- en maatschappelijke instanties (zie 22.12).
-
Steun vanuit de kerk.
Steun vanuit de kerk kan bijvoorbeeld het lenigen van kortetermijnbehoeften zijn, zoals voedsel, kleding, huisvesting of andere eerste levensbehoeften. Bisschoppen mogen het vastengavenfonds aanspreken om die nood te lenigen. Waar goederenopdrachten van bisschoppen beschikbaar zijn, gebruikt de bisschop die doorgaans om voedsel en andere basisproducten te verstrekken. (Zie ‘Opdrachten en verwijzingen bisschop’ in Hulpmiddelen leiders en administrateurs [LCR].)
Leidinggevenden volgen bij het verlenen van kerkhulp de beginselen en beleidsregels in 22.4 en 22.5.
22.3.3
Zelfredzaamheid voor de lange termijn bij leden bevorderen
Kerkleden hebben soms blijvende steun nodig om problemen op de langere termijn aan te pakken. Met een (beroeps)opleiding of andere mogelijkheden zijn ze vaak zelfredzamer en beter in staat om zich op langere termijn te redden. Leidinggevenden van de ZHV en het ouderlingenquorum, dienende broeders en zusters, en anderen kunnen leden daarbij op weg helpen.
Het zelfredzaamheidsplan geeft leden inzicht in hun sterke kanten, behoeften en beschikbare middelen. Dit plan komt altijd op tafel als kerkhulp wordt overwogen. De bisschop vraagt eventueel leidinggevenden van de ZHV, het ouderlingenquorum, dienende broeders en zusters, of anderen om het plan samen met de betrokkene(n) in te vullen.
Leidinggevenden stellen mogelijk als onderdeel van het zelfredzaamheidsplan voor dat leden aan een zelfredzaamheidsgroep gaan deelnemen. Die groepen bieden ze de gelegenheid om vaardigheden te ontwikkelen en mogelijkheden te benutten voor betere scholing, beter werk of beter financieel beheer (zie 22.13). De groepen worden over het algemeen door een ring- of wijkraad opgezet (zie 22.10.2, 22.7).
De bisschop, of een andere leidinggevende op zijn aanwijzing, gebruikt de Handleiding zelfredzaamheidsplan voor de bisschop bij het bieden van hulp. Met dit formulier kunnen leidinggevenden bijhouden hoe de voortgang van leden naar zelfredzaamheid verloopt.
22.3.4
Bediening aan mensen met emotionele behoeften
Dienende broeders en zusters en leidinggevenden in de wijk zijn vaak in staat om iets te betekenen voor leden die het emotioneel moeilijk hebben. Iemands worsteling met emotionele problemen kan ook familieleden raken, in het bijzonder de huwelijkspartner. Leidinggevenden in de wijk bieden steun en begrip.
De kerk biedt leidinggevenden in ‘Hulpmiddelen voor begeleiding’ houvast om leden te steunen in een breed scala aan emotionele en sociale kwesties. Aanvullende hulpbronnen voor leden zijn onder meer:
-
Genezing door de Heiland – verslavingsherstelprogramma
Bisschoppen kunnen medewerkers van Gezinsondersteunende diensten raadplegen om een beter begrip te krijgen van de emotionele problemen van een lid, en vast te stellen welke hulpbronnen zoal beschikbaar zijn. Ring- en zendingspresidenten kunnen ook advies inwinnen bij Gezinsondersteunende diensten. Medewerkers van Gezinsondersteunende diensten gaan samen met deze leiders na of een kerklid met ernstige emotionele of sociale problemen bij professionele hulpverlening gebaat is. Leiders nemen daartoe contact op met het betreffende kantoor van Gezinsondersteunende diensten of met de manager welzijns- en zelfredzaamheidsdiensten. (Zie 31.3.6 voor contactgegevens.)
Bisschoppen kunnen leden waar dat mogelijk is voor professionele hulp naar Gezinsondersteunende diensten doorverwijzen. Daarvoor gebruiken zij een opdracht voor dienstverlening (zie ‘Opdrachten en verwijzingen bisschop’ in LCR). Leden kunnen ook hulp van goed bekend staande therapeuten in de gemeenschap inroepen.
Soms bieden bisschoppen persoonlijke begeleiding aan leden die hulp nodig hebben om zich van zondig gedrag te bekeren. Dat gedrag is soms gerelateerd aan of veroorzaakt door een verslaving. In die situaties raadplegen bisschoppen de richtlijnen in 32.8.1 en 32.8.2.
22.4
Beginselen voor hulp van de kerk
Kerkleden streven er met de hulp van de Heer naar om voor zichzelf en hun gezin te zorgen. Familieleden worden aangemoedigd om waar nodig te helpen. Leden die aanvullende hulp nodig hebben, kunnen een beroep doen op andere bronnen. Daarbij kan het gaan om:
-
Overheids- en maatschappelijke instanties (zie 22.12).
-
Kerkhulp uit vastengaven of goederenopdrachten van bisschoppen voor voedsel en andere basisproducten (zie 22.3.2).
Hulp van de kerk is bedoeld om onafhankelijkheid en geen afhankelijkheid van de leden in de hand te werken. De gegeven hulp dient de zelfredzaamheid van de leden te bevorderen.
Leidinggevenden volgen bij het verlenen van kerkhulp de beginselen in 22.4.1–22.4.5. Bisschappen en administrateurs bekijken de video ‘Gewijde gelden, gewijde taken’ minstens één keer per jaar.
22.4.1
Persoonlijke en gezinsverantwoordelijkheid aanmoedigen
Leidinggevenden onderwijzen dat personen en gezinnen primair verantwoordelijk zijn voor hun eigen welzijn. Als kerkleden de beginselen van zelfredzaamheid naleven, zijn ze beter in staat om zelf in toekomstige behoeften te voorzien (zie 22.1).
Voordat de bisschop kerkhulp biedt, bespreekt hij (of een ander op zijn aanwijzing) eerst met de betrokkenen welke hulpbronnen ze gebruiken om in hun eigen behoeften te voorzien. Er kan ook worden gewezen op andere hulpbronnen, bijvoorbeeld van de overheid of in de gemeenschap, die leden wellicht ter beschikking staan (zie 22.12).
22.4.2
Tijdelijke hulp voor essentiële behoeften verlenen
Hulp van de kerk is bedoeld om tijdelijk in de eerste levensbehoeften te voorzien terwijl de betrokkenen naar zelfredzaamheid streven. Hulp uit het vastengavenfonds dient over het algemeen voor de betaling van essentiële producten, zoals voedsel en kleding. Daarnaast komen echter ook onderdak, nutsvoorzieningen of persoonlijke diensten in aanmerking, zoals therapie, medische zorg of kortdurende vaardigheidstraining.
Kerkhulp is bedoeld voor levensonderhoud – niet om een levensstijl in stand te houden. Kerkleden hebben vaak behoefte aan steun en empathie om hun uitgavenpatroon aan te passen.
Bisschoppen oordelen verstandig en streven naar geestelijke leiding wanneer ze de hoogte en duur van de hulp overwegen. Ze zijn meelevend en ruimhartig, zonder afhankelijkheid te creëren.
22.4.3
Middelen of diensten in plaats van geld verschaffen
De bisschop geeft indien mogelijk geen geld. Hij gebruikt bij voorkeur het vastengavenfonds of goederenopdrachten van de bisschop om leden van levensmiddelen of diensten te voorzien. De leden kunnen dan hun eigen geld aan andere behoeften besteden.
Als dat niet voldoende is, kan de bisschop eventueel bijspringen door essentiële rekeningen tijdelijk uit het vastengavenfonds te betalen (zie 22.5.2). Die betalingen vinden indien mogelijk rechtstreeks aan de leverancier plaats (zie 22.5.3).
22.4.4
Leden werk of dienstverlening laten verrichten
De bisschop vraagt hen die hulp ontvangen om naar hun vermogen werk of dienstverlening te verrichten. De betrokkenen worden zo in hun waarde gelaten. Ze vergroten daarmee ook hun vermogen tot zelfredzaamheid.
Sommige leden op leeftijd of met een handicap kunnen slechts beperkt werk of dienstverlening verrichten. Kerkleiders tonen begrip voor hun situatie en laten de betrokkenen zich binnen hun mogelijkheden inzetten.
22.4.5
Informatie over hulp van de kerk vertrouwelijk houden
De bisschop en andere leidinggevenden in de wijk houden informatie over leden die (mogelijk) hulp van de kerk nodig hebben vertrouwelijk. De privacy wordt zo beschermd en de leden worden in hun waarde gelaten. (Zie 31.3.)
Kerkleden die hulp ontvangen, zien het gewijde karakter van vastengaven en goederenopdrachten van bisschoppen in. Zij gaan vertrouwelijk en respectvol met de ontvangen hulp om.
Soms kan het nuttig zijn dat de wijkraad of anderen van de behoeften van een persoon of gezin op de hoogte zijn. Een voorbeeld daarvan is als een kerklid op zoek is naar werk. In dat geval vragen de bisschop en andere leidinggevenden doorgaans toestemming aan het betrokken lid om anderen van die informatie in kennis te stellen.
22.5
Beleid inzake hulp van de kerk
Kerkleiders volgen het beleid in deze paragraaf wanneer ze hulp bieden.
22.5.1
Beleid met betrekking tot ontvangers van kerkhulp
22.5.1.1
Hulp aan wijkleden
Als stelregel geldt dat leden die hulp van de kerk ontvangen binnen de wijkgrenzen wonen en hun lidmaatschapskaart zich ook in de wijk bevindt. Hulp mag geboden worden, ongeacht of het lid regelmatig naar de kerk gaat of de kerknormen naleeft.
Als een lid nog maar kort in de wijk woont, bespreekt de bisschop de situatie van de betrokkene met de vorige bisschop voordat er hulp wordt geboden. Bisschoppen hebben in de sectie ‘Financiën’ van LCR ook inzage in de verleende hulp van de afgelopen drie jaar.
22.5.1.2
Hulp aan bisschoppen en ringpresidenten
Het kan voorkomen dat een bisschop of zijn gezins- of familieleden die in de wijk wonen hulp van de kerk nodig hebben. Is dat het geval, dan neemt de bisschop de behoeften en de beoogde hulp met de ringpresident door. Een bisschop geeft geen vastengaven uit, noch opdrachten tot hulp, voor hemzelf of zijn familieleden zonder de schriftelijke goedkeuring van de ringpresident.
Als het vastengavenfonds wordt aangesproken, controleert de ringpresident de rekeningen en andere uitgaven voordat hij de betaling goedkeurt. De bisschop mag een betaling voor zichzelf of zijn familieleden niet goedkeuren.
Mocht een ringpresident of zijn gezins- of familieleden die in zijn wijk wonen hulp nodig hebben, dan neemt hij contact op met de bisschop. De bisschop hanteert daarbij dezelfde beginselen en richtlijnen inzake hulp van de kerk als hij voor elk ander lid zou doen. De ringpresident legt het verzoek na goedkeuring door de bisschop echter aan het gebiedspresidium voor. De ringpresident en bisschop wachten schriftelijke toestemming van een lid van het gebiedspresidium af voordat de betaling of opdracht doorgang vindt. (Als een districtspresident hulp nodig heeft, wordt de zendingspresident in plaats van het gebiedspresidium om goedkeuring gevraagd.)
22.5.1.3
Hulp aan personen die op doorreis of dakloos zijn
Bisschoppen mogen hulp bieden aan kerkleden en anderen die op doorreis of dakloos zijn. Zij bekijken wel zorgvuldig welke hulp er in welke mate wordt gegeven. Het is raadzaam dat zij contact opnemen met de bisschop van de vorige wijk van de betrokkene voordat er hulp wordt geboden.
Bisschoppen vragen leden die op doorreis of dakloos zijn en hulp ontvangen doorgaans om een werktaak te vervullen of dienstverlening te doen. Bisschoppen verwijzen deze leden eventueel ook door naar maatschappelijke instanties die zijn toegerust om de nodige hulp te bieden.
Een ringpresident kan naar behoefte één bisschop aanwijzen om alle verzoeken in de ring af te handelen van mensen die op doorreis of dakloos zijn. In sommige gebieden is er een agglomeratie van ringen met een groot aantal mensen die op doorreis of dakloos zijn. In die gevallen kan het gebiedspresidium een welzijns- en zelfredzaamheidsdeskundige voor het gebied roepen die hun verzoeken om hulp afhandelt. Deze vrijwilliger moet als bisschop werkzaam zijn geweest.
22.5.1.4
Hulp aan personen die niet tot de kerk behoren
Personen die niet tot de kerk behoren worden voor hulp meestal doorverwezen naar de plaatselijke hulpinstanties. In zeldzame gevallen kan de bisschop deze mensen, geleid door de Geest, hulp uit het vastengavenfonds of met een goederenopdracht bieden. Zo kan de bisschop hulp overwegen aan ouders of verzorgers die geen lid van de kerk zijn maar een of meer kinderen hebben die wel lid zijn.
22.5.2
Beleid inzake het gebruik van vastengaven
22.5.2.1
Medische zorg of andere gezondheidszorg
In elk kerkgebied zijn goedkeuringslimieten vastgesteld om uitgaven voor medische zorg, tandarts of psychische hulp uit het vastengavenfonds te betalen. De limieten kunnen per regio of land in een gebied verschillen.
Als bisschoppen uitgaven voor medische zorg, tandarts of psychische hulp mede uit het vastengavenfonds betalen, mogen ze deze limieten niet zonder toestemming overschrijden. Zie ‘Gebruik van het vastengavenfonds voor medische zorg’ voor goedgekeurde bedragen en richtlijnen.
22.5.2.2
Consumptieve schulden, faillissementen en tegenvallende investeringen
Het is niet toegestaan om het vastengavenfonds te gebruiken voor de afbetaling van consumptieve schulden, zoals creditcards of persoonlijke leningen. Het vastengavenfonds mag evenmin worden gebruikt voor verschuldigde betalingen als gevolg van een faillissement of tegenvallende investering.
22.5.2.3
Terugbetaling van vastengaven
Leden hoeven de hulp die ze uit het vastengavenfonds van de kerk ontvangen niet terug te betalen.
22.5.2.4
Uitgaven uit het vastengavenfonds in de wijk
Bisschoppen hoeven hulp uit het vastengavenfonds aan wijkleden niet te beperken tot de ingezamelde bijdragen in de wijk zelf.
22.5.3
Beleid inzake betalingen
Betalingen vinden indien mogelijk rechtstreeks plaats aan de betreffende leveranciers van de goederen en diensten. Er worden doorgaans geen betalingen gedaan aan de persoon die de hulp ontvangt.
Leden van de bisschap en administrateurs volgen de financiële procedures in 34.5.7 wanneer zij:
-
Een cheque voorbereiden.
-
Een elektronische uitgave doen.
-
Geld opnemen voor een betaling uit het vastengavenfonds.
22.5.4
Beleid inzake betalingen die een bisschop of ringpresident zouden bevoordelen
Een bisschop mag geld uit het vastengavenfonds ten behoeve van leden niet zodanig uitgeven aan goederen of diensten dat hij er zelf voordeel van zou hebben. Voor elke uitzondering is goedkeuring van de ringpresident vereist. Als de bisschop bijvoorbeeld eigenaar is van de huurwoning waar een lid woont, mag hij de huur van dat lid niet uit het vastengavenfonds betalen, tenzij de ringpresident daarvoor eerst toestemming geeft.
Als een betaling uit het vastengavenfonds voor een lid de ringpresident of een bedrijf van hem zou bevoordelen, is goedkeuring van het gebiedspresidium vereist. De ringpresident legt het verzoek na goedkeuring van de voorgestelde betaling door de bisschop aan het gebiedspresidium voor. De ringpresident en bisschop wachten schriftelijke toestemming van een lid van het gebiedspresidium af voordat de betaling verwerkt wordt.
22.5.5
Bescherming tegen ongepast gebruik van gelden
Bisschappen en administrateurs dienen het vastengavenfonds tegen ongepast gebruik te beschermen. Voor vragen of meldingen van misbruik van kerkhulp of fraude kunnen leden van bisschappen of administrateurs in de Verenigde Staten en Canada bellen met de hulplijn op +1 800 453 3860, toestel 2-7887. Buiten de Verenigde Staten en Canada nemen leden van bisschappen of administrateurs contact op met hun gebiedskantoor.
22.6
Rol van leidinggevenden in de wijk
22.6.1
Bisschop en zijn raadgevers
De bisschop heeft een goddelijk mandaat om vast te stellen wie materiële behoeften hebben en voor hen te zorgen (zie Leer en Verbonden 84:112). Hij delegeert een groot deel van dit werk aan de presidiums van de ZHV en het ouderlingenquorum. Bepaalde taken worden echter alleen door de bisschop afgehandeld. De bisschop moet bijvoorbeeld:
-
Vaststellen welke materiële hulp, in welke mate en voor welke duur wordt gegeven.
-
Hulp uit het vastengavenfonds goedkeuren (zie 22.4 en 22.5) en goederenopdrachten goedkeuren (zie 22.13).
-
Erop toezien dat de beginselen en beleidsregels voor het verlenen van materiële hulp worden gevolgd (zie 22.4 en 22.5).
-
Zelfredzaamheidsplannen van leden persoonlijk doornemen. Hij wijst naar behoefte andere leidinggevenden in de wijk aan om die plannen op te volgen. (Zie het Zelfredzaamheidsplan en de Handleiding zelfredzaamheidsplan voor de bisschop.)
De bisschop en zijn raadgevers hebben de volgende taken:
-
In de beginselen en zegeningen onderwijzen met betrekking tot (1) de zorg voor mensen met materiële en emotionele behoeften, en (2) zelfredzaamheid bevorderen (zie 22.1). Daar valt persoonlijke en gezinsparaatheid ook onder.
-
In de wet van vasten onderwijzen en leden aanmoedigen om een royale vastengave bij te dragen (zie 22.2.2).
-
Toezien op de inzameling en verwerking van vastengaven (zie 34.3.2).
De bisschap ziet als presidium van de Aäronische priesterschap ook toe op de dienstverlening van Aäronische-priesterschapsquorums en jongevrouwenklassen aan mensen met materiële behoeften in de wijk en de gemeenschap (zie 10.2.2 en 11.2.2). Deze dienstverlening wordt gecoördineerd in de jongerenwijkraad (zie 22.8) en in quorum- en klaspresidiumvergaderingen (zie 10.4.3 en 11.3.4.3).
22.6.2
Presidiums van ZHV en ouderlingenquorum
Onder leiding van de bisschop spelen het ZHV-presidium en het quorumpresidium ouderlingen een sleutelrol in de zorg voor behoeftigen in de wijk (zie 8.2.2 en 9.2.2). Deze leidinggevenden stimuleren wijkleden om:
-
Behoeftigen te bedienen.
-
De wet van vasten na te leven.
-
Zelfredzamer te worden.
-
De persoonlijke en gezinsparaatheid te vergroten.
In sommige gebieden hebben bisschoppen de mogelijkheid om behoeftige leden met een zogeheten goederenopdracht van de bisschop met voedsel en basisproducten te helpen (zie 22.13). De bisschop geeft de ZHV-presidente doorgaans opdracht om met de leden te praten en het bestelformulier in te vullen (zie 9.2.2.2). Hij kan de quorumpresident ouderlingen daar echter ook voor inschakelen (zie 8.2.2.2). Een raadgeefster in het ZHV-presidium of raadgever in het quorumpresidium ouderlingen mag ook gevraagd worden als de president(e) niet beschikbaar is. De aangewezen leid(st)er dient het ingevulde formulier ter goedkeuring bij de bisschop in.
22.6.3
Dienende broeders of zusters
Het lenigen van geestelijke en materiële behoeften begint vaak bij de dienende broeders en zusters (zie 21.1). Zij rapporteren de behoeften van wie zij dienen aan hun quorumpresidium ouderlingen of ZHV-presidium in bedieningsgesprekken en op andere momenten. Zij melden behoeften die vertrouwelijk zijn eventueel rechtstreeks aan de bisschop.
22.6.4
Welzijns- en zelfredzaamheidsdeskundigen van de wijk
Bisschappen roepen desgewenst individuele personen of echtparen als welzijns- en zelfredzaamheidsdeskundigen van de wijk. Deze deskundigen steunen de leidinggevenden in de wijk in hun zorg voor anderen en helpen deze om zelfredzamer te worden.
Deskundigen kunnen een specifiek aandachtsgebied toegewezen krijgen. Bijvoorbeeld:
-
Werk.
-
Opleiding.
-
Voorbereid zijn.
-
Emotionele gezondheid.
-
Voeding.
-
Persoonlijke financiën.
De bisschap kan deskundigen ook vragen om zelfredzaamheidsgroepen te helpen coördineren of te begeleiden. Dergelijke groepen worden over het algemeen door een ring- of wijkraad opgezet.
22.6.5
Overzicht van roepingen en rollen
De volgende tabel biedt een overzicht van de genoemde roepingen en taken in 22.6.
Roeping |
Bezoeken afleggen en behoeften peilen |
In beginselen van zelfredzaamheid onderwijzen |
Leden helpen met het zelfredzaamheidsplan |
Hulp uit vastengavenfonds of goederenopdrachten goedkeuren |
---|---|---|---|---|
Roeping Bisschop | Bezoeken afleggen en behoeften peilen Soms, maar vaak gedelegeerd | In beginselen van zelfredzaamheid onderwijzen Ja | Leden helpen met het zelfredzaamheidsplan Soms, maar vaak gedelegeerd | Hulp uit vastengavenfonds of goederenopdrachten goedkeuren Ja |
Roeping Presidiums van ZHV en ouderlingenquorum | Bezoeken afleggen en behoeften peilen Ja | In beginselen van zelfredzaamheid onderwijzen Ja | Leden helpen met het zelfredzaamheidsplan Op aanwijzing | Hulp uit vastengavenfonds of goederenopdrachten goedkeuren Nee |
Roeping Dienende broeders en zusters | Bezoeken afleggen en behoeften peilen Ja | In beginselen van zelfredzaamheid onderwijzen Ja | Leden helpen met het zelfredzaamheidsplan Op aanwijzing | Hulp uit vastengavenfonds of goederenopdrachten goedkeuren Nee |
Roeping Welzijns- en zelfredzaamheidsdeskundigen van de wijk (indien geroepen) | Bezoeken afleggen en behoeften peilen Op aanwijzing | In beginselen van zelfredzaamheid onderwijzen Op aanwijzing | Leden helpen met het zelfredzaamheidsplan Op aanwijzing | Hulp uit vastengavenfonds of goederenopdrachten goedkeuren Nee |
22.7
Rol van de wijkraad
De wijkraad heeft onder meer de belangrijke rol om de zorg aan behoeftigen te plannen en ze te helpen zelfredzaam te worden (zie 4.4). De raad respecteert bij de bespreking van de behoeften van kerkleden eventuele wensen tot vertrouwelijkheid.
Wijkraadsleden overwegen bij hun zorg voor mensen met materiële en emotionele behoeften het volgende:
-
Zij plannen hoe ze wijkleden kunnen leren om beginselen van zelfredzaamheid toe te passen (zie 22.1).
-
Zij plannen de hulp aan leden met directe behoeften, zoals werkloosheid, en leden met behoeften voor de langere termijn, zoals gezondheidsproblemen of een handicap.
-
Zij brengen in kaart welke wijkleden vaardigheden hebben die van pas kunnen komen om behoeften te lenigen.
-
Zij zoeken naar mogelijkheden voor werktaken of dienstverlening voor wie kerkhulp ontvangen.
-
Zij stellen vast welke leden baat kunnen hebben bij deelname aan een zelfredzaamheidsgroep. Dergelijke groepen worden over het algemeen door een ring- of wijkraad opgezet.
-
Zij brengen andere hulpbronnen van de overheid, in de gemeenschap of van de kerk in kaart waar leden iets aan kunnen hebben (zie 22.12 en 22.13).
-
Zij plannen manieren om in de gemeenschap vrijwilligerswerk te doen. Waar JustServe.org beschikbaar is, kunnen kerkleden en anderen er dienstverleningsmogelijkheden in de gemeenschap mee vinden.
De wijkraad stelt ook een eenvoudig plan op voor het geval er zich in de wijk een noodsituatie voordoet. Dit plan wordt afgestemd op het noodplan van de ring (zie ‘Paraatheid van ring en wijk’; zie ook 22.9.1.3 in dit handboek).
Naar behoefte kunnen welzijns- en zelfredzaamheidsdeskundigen van de wijk voor de wijkraad worden uitgenodigd.
22.8
Rol van de jongerenwijkraad
De jongerenwijkraad beoogt onder meer dat jongeren toegewijde volgelingen van Jezus Christus worden (zie 29.2.6). Onder leiding van de bisschap plant de jongerenwijkraad manieren om behoeftigen in hun wijk en gemeenschap van dienst te zijn.
De uitwerking van dienstbetoonactiviteiten vindt vervolgens in vergaderingen van de quorum- en klaspresidiums plaats. Waar JustServe.org beschikbaar is, kunnen kerkleden en anderen er dienstverleningsmogelijkheden in de gemeenschap mee vinden.
22.9
Rol van leidinggevenden in de ring
22.9.1
Ringpresident en zijn raadgevers
De ringpresident en zijn raadgevers leiden het bedieningswerk aan leden met materiële en emotionele behoeften en bevorderen de zelfredzaamheid. Het ZHV-presidium van de ring, hogeraadsleden en andere leden van de ringraad assisteren hen daarbij.
De ringpresident en zijn raadgevers hebben de volgende taken:
-
In de beginselen en zegeningen onderwijzen met betrekking tot (1) de zorg voor mensen met materiële en emotionele behoeften, en (2) zelfredzaamheid bevorderen (zie 22.1).
-
In de wet van vasten onderwijzen en leden aanmoedigen om een royale vastengave bij te dragen (zie 22.2.2).
-
Bisschoppen leren hoe ze op de juiste wijze kerkhulp verlenen aan mensen met materiële behoeften (zie 22.9.1.1).
-
Erop toezien dat quorumpresidenten ouderlingen en ZHV-presidentes van de wijk onderricht worden in hun rol om voor behoeftigen te zorgen. Hogeraadsleden en het ZHV-presidium van de ring instrueren die leidinggevenden eveneens (zie 22.9.2 en 22.9.3).
-
Leiding geven aan de initiatieven in de ring om zich voor te bereiden op en hulp te verlenen bij noodsituaties (zie 22.9.1.3).
De ringpresident heeft ook de volgende taken:
-
Verzoeken beoordelen voor betalingen van medische kosten uit het vastengavenfonds die de goedkeuringslimiet voor een bisschop overschrijden. De ringpresident mag aanvragen goedkeuren tot zijn goedkeuringslimiet is bereikt. Hij legt verzoeken die zijn goedkeuringslimiet overschrijden ter beoordeling aan het gebiedspresidium voor (zie 22.5.2.1).
-
Alle aanvragen voor kerkhulp voor bisschoppen beoordelen (zie 22.5.1.2).
-
Op aanwijzing als ringpresident-beheerder voor welzijns- en zelfredzaamheidsbedrijven fungeren (zie 22.9.1.2).
Het ringpresidium wijst eventueel een of meer hogeraadsleden aan om mede toe te zien op de zorg voor mensen met materiële behoeften in de ring (zie 22.9.2). Het ringpresidium kan naar behoefte ook welzijns- en zelfredzaamheidsdeskundigen van de ring roepen als extra steun in de rug (zie 22.9.4).
22.9.1.1
Bisschoppen in de beginselen van kerkhulp onderwijzen
De ringpresident ziet erop toe dat bisschoppen voor leden met materiële behoeften in hun wijk zorgen. Hij leert bisschoppen de beginselen en beleidsregels voor het verlenen van kerkhulp (zie 22.4 en 22.5).
In zijn gesprekken met bisschoppen neemt de ringpresident betalingen uit het vastengavenfonds door aan de hand van het financiële maandrapport van de wijk. Hij bespreekt met elke bisschop ook de beginselen die hij gebruikt om leden te helpen. Hij gaat met de bisschop nader in op betalingen of patronen in het rapport om een mogelijke misvatting van juiste beginselen recht te zetten.
Beginselen en praktijken voor het verlenen van kerkhulp komen ook in de bisschoppenraad van de ring aan de orde (zie 22.11).
De ringpresident ziet erop toe dat bisschappen en administrateurs de instructies in de video ‘Gewijde gelden, gewijde taken’ minstens één keer per jaar doornemen.
22.9.1.2
Als ringpresident-beheerder voor welzijns- en zelfredzaamheidsbedrijven van de kerk fungeren
Het gebiedspresidium wijst waar van toepassing een ringpresident-beheerder aan voor de verschillende welzijns- en zelfredzaamheidsbedrijven in hun gebied. Voorbeelden van die bedrijven zijn onder meer:
-
Voorraadhuizen voor bisschoppen.
-
Kantoren van Gezinsondersteunende diensten.
-
Winkels van Deseret Industries.
De aangewezen ringpresident zoekt mee naar benodigde vrijwilligers voor het betreffende bedrijf. De vrijwilligers komen uit de beherende ring en uit andere ringen die baat hebben bij het bedrijf.
De ringpresident-beheerder vormt desgewenst een comité welzijnsbedrijven beherende ring dat toeziet op het bedrijf. Het comité bestaat uit:
-
De ringpresident of een aangewezen raadgever.
-
Een hogeraadslid.
-
Een lid van het ZHV-presidium van de ring.
-
De manager van het bedrijf.
-
Welzijns- en zelfredzaamheidsdeskundigen naar behoefte.
22.9.1.3
Reageren op noodsituaties
De ringpresident ziet toe op de hulpacties en informatievoorziening in het geval van noodsituaties binnen zijn ring. Bij rampen die meerdere ringen treffen, kan het gebiedspresidium of een aangewezen gebiedszeventiger de hulpacties aansturen. De managers welzijns- en zelfredzaamheidsdiensten ondersteunen de gebieds- en ringleiders hierbij.
Ringpresidenten roepen desgewenst welzijns- en zelfredzaamheidsdeskundigen om toe te zien op een noodhulpcentrum, om de informatievoorziening te regelen of om veiligheidskwesties af te handelen. Het gebiedspresidium of een gebiedszeventiger stelt zulke deskundigen naar behoefte ook aan op gebiedsniveau of het niveau van de coördinerende raad.
Dienende broeders en zusters rapporteren de omstandigheden en behoeften van kerkleden aan quorumleiders en ZHV-leidsters. Deze leidinggevenden rapporteren aan de bisschop, die aan het ringpresidium rapporteert.
Het ringpresidium rapporteert de beschikbare informatie aan (1) het gebiedspresidium of een aangewezen gebiedszeventiger en (2) de manager welzijns- en zelfredzaamheidsdiensten. Dit rapport bevat de stand van zaken wat betreft de leden, zendelingen, kerkgebouwen en gemeenschap. Als kerkleden door een ramp getroffen zijn, mogen bisschoppen met middelen uit het vastengavenfonds in eerste levensbehoeften voorzien.
De ringpresident keurt de informatie die de kerk ter plaatse verstrekt goed. Hij stemt de informatie af met de communicatiebestuurder van de ring (indien geroepen; zie 6.2.1.7). Hij kan als de woordvoerder van de kerk fungeren om vragen van de media te beantwoorden. Hij mag daartoe ook de communicatiebestuurder van de ring of een andere woordvoerder aanwijzen. Bij rampen die meerdere ringen treffen, kan het gebiedspresidium of een aangewezen gebiedszeventiger de informatievoorziening verzorgen.
Tijdens een noodsituatie bieden de kerkleiders desgewenst de hulpbronnen van de kerk aan de burgerautoriteiten aan. Na goedkeuring van het gebiedspresidium mogen de gebouwen van de kerk (uitgezonderd tempels) dienst doen als schuilgelegenheid, eerstehulppost of voedselpost. Dergelijk gebruik van een kerkgebouw dient met de aangewezen faciliteitenmanager gecoördineerd te worden. Als een andere liefdadigheids- of maatschappelijke organisatie het gebouw mag gebruiken, moet er een gebruiksovereenkomst ondertekend worden. Zie ‘Use of Church Buildings in a Disaster’ voor meer informatie.
Meer informatie is te vinden in ‘Emergency Response Procedures’.
22.9.2
Hogeraadsleden
Het hogeraadslid dat aan een ouderlingenquorum is toegewezen, ondersteunt het quorumpresidium in hun taak om voor behoeftigen te zorgen en ze zelfredzaam te helpen worden (zie 22.6.2).
Het ringpresidium wijst desgewenst een of meer hogeraadsleden de volgende taken toe:
-
Welzijns- en zelfredzaamheidsdeskundigen van ring en wijk met hun taken bekendmaken, als er deskundigen zijn geroepen (zie 22.9.4 en 22.6.4).
-
De inzet van vrijwilligers voor welzijns- en zelfredzaamheidsactiviteiten coördineren.
-
Deelnemen aan gespecialiseerde werkgroepen die beschikbare middelen met betrekking tot zelfredzaamheid of dienstverlening in de gemeenschap coördineren (zie 22.10.2).
In ringen die een welzijns- en zelfredzaamheidsbedrijf steunen, kan een hogeraadslid gevraagd worden om in het comité welzijnsbedrijven beherende ring zitting te nemen (zie 22.9.1.2).
22.9.3
ZHV-presidium van de ring
Het ZHV-presidium van de ring ondersteunt ZHV-presidiums van de wijk in hun taak om voor behoeftigen te zorgen en ze zelfredzaam te helpen worden (zie 22.6.2).
Leden van het ZHV-presidium van de ring kan gevraagd worden deel te nemen aan gespecialiseerde werkgroepen die beschikbare middelen met betrekking tot zelfredzaamheid of dienstverlening in de gemeenschap coördineren (zie 22.10.2). In ringen die een welzijns- en zelfredzaamheidsbedrijf steunen, kan een lid van het presidium ook gevraagd worden om in het comité welzijnsbedrijven beherende ring zitting te nemen (zie 22.9.1.2).
22.9.4
Welzijns- en zelfredzaamheidsdeskundigen van de ring
Het ringpresidium roept naar behoefte individuele personen of echtparen als welzijns- en zelfredzaamheidsdeskundigen van de ring.
Deskundigen kunnen een specifiek aandachtsgebied toegewezen krijgen. Zo’n aandachtsgebied kan zijn:
-
Zelfredzaamheidsgroepen of verslavingsherstelgroepen helpen coördineren of begeleiden. Dergelijke groepen worden over het algemeen door een ring- of wijkraad opgezet.
-
Kerkleden helpen om werk of opleidingsmogelijkheden te vinden.
-
Als servicezendeling of vrijwilliger voor BYU–Pathway Worldwide werkzaam zijn.
-
Ideeën en hulpbronnen aandragen zodat leden van de ring beter materieel voorbereid kunnen zijn (zie 22.1.4).
-
Zich voorbereiden op en hulp verlenen bij noodsituaties (zie 22.9.1.3).
-
Leden voorzien van informatie over beschikbare hulpbronnen van de overheid, in de gemeenschap of van de kerk (zie 22.12 en 22.13).
Deskundigen van de ring coördineren initiatieven met eventuele welzijns- en zelfredzaamheidsdeskundigen die in de wijken geroepen zijn.
22.10
Rol van de ringraad
De leden van de ringraad bespreken de behoeften van de leden in de ring en plannen om ze zelfredzaam te helpen worden (zie 29.3.7). Zij stellen vast welke hulpbronnen er in de gemeenschap en de ring zijn die leidinggevenden in hun zorg voor de materiële en emotionele behoeften van hun leden ten dienste staan (zie 22.12 en 22.13). Zij stellen een eenvoudig plan op voor het geval zich in de ring een noodsituatie voordoet (zie ‘Paraatheid van ring en wijk’). De ringraad plant eventueel ook manieren om in de gemeenschap vrijwilligerswerk te doen.
22.10.1
Door de ring gecoördineerde hulpbronnen
De ringraad kan, indien plaatselijk voorhanden, gebruik maken van de volgende optionele hulpbronnen. Ze bevorderen de zelfredzaamheid van de leden in de ring of bieden mogelijkheden tot dienstverlening in de gemeenschap.
-
Zelfredzaamheidsgroepen voor werk, eigen bedrijf, opleiding, persoonlijke financiën of emotionele veerkracht
-
Genezing door de Heiland – verslavingsherstelprogramma
-
JustServe (zie JustServe – Leidraad maatschappelijke dienstverlening)
-
Overzicht van plaatselijke overheids- en maatschappelijke instanties die behoeftigen helpen (zie 22.12 voor voorbeelden)
22.10.2
Gespecialiseerde werkgroepen
Voor het opzetten en beheren van de optionele hulpbronnen in 22.10.1 kan het ringpresidium gespecialiseerde werkgroepen, zoals JustServe-werkgroepen, in het leven roepen. In die groepen hebben bijvoorbeeld bepaalde leden van de ringraad of het ringcomité leidinggevenden van volwassenen zitting (zie 29.3.8). Daarnaast komen de volgende deskundigen voor deelname in aanmerking:
-
Welzijns- en zelfredzaamheidsdeskundigen (zie 22.9.4).
-
Communicatiebestuurders van de ring of JustServe-deskundigen (zie JustServe – Leidraad maatschappelijke dienstverlening).
-
Anderen naar behoefte.
22.11
Rol van de bisschoppenraad van de ring
In de bisschoppenraad van de ring wordt over allerlei taken van de bisschoppen beraadslaagd. Regelmatig komen beginselen aan de orde met betrekking tot (1) de zorg voor mensen met materiële en emotionele behoeften, en (2) de bevordering van zelfredzaamheid. (Zie 29.3.10.)
De raadsleden worden aangemoedigd om:
-
Ideeën en hulpbronnen uit te wisselen om in de materiële en emotionele behoeften van de leden te voorzien. Daar horen hulpbronnen in de gemeenschap bij. Denk ook aan ideeën voor werk of dienstverlening voor leden die hulp van de kerk ontvangen.
-
Manieren te bespreken om kerkleden aan te moedigen de vastenwet na te leven.
HULPBRONNEN VANUIT OVERHEID, GEMEENSCHAP EN KERK
22.12
Overheids- en maatschappelijke instanties
In veel gebieden hebben kerkleden toegang tot overheids- of maatschappelijke instanties die de eerste levensbehoeften lenigen. Die hulpverlening kan bestaan uit:
-
Gezondheidszorg.
-
Voedsel.
-
Beroepsopleidingen en werkgelegenheidsdiensten.
-
Hulp bij psychische problemen.
-
Onderwijsprogramma’s.
-
Hulpprogramma’s voor ouderen.
-
Hulp bij huisvesting.
22.13
Hulpbronnen van de kerk
De volgende tabel bevat een overzicht van hulpbronnen van de kerk waar leden op terug kunnen vallen om in hun materiële en emotionele behoeften te voorzien en zelfredzamer te worden. Het voorraadhuis van de Heer (zie 22.2.1) en het vastengavenfonds (zie 22.2.2) staan bisschoppen in elke wijk ter beschikking. De overige genoemde hulpbronnen zijn optioneel en lopen per locatie uiteen.
Categorie |
Hulpbronnen |
---|---|
Categorie Onmiddellijke behoeften | Hulpbronnen
* De bisschop maakt goederenopdrachten via ‘Opdrachten en verwijzingen bisschop’ in LCR aan. |
Categorie Opleiding en werk | Hulpbronnen
|
Categorie Emotionele gezondheid | Hulpbronnen
|
Categorie Materieel voorbereid zijn | Hulpbronnen
|
Categorie Dienstverlening in de gemeenschap | Hulpbronnen
|