‘31. Normengesprekken en andere gesprekken met leden’, Algemeen handboek: dienen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen (2024).
‘31. Normengesprekken en andere gesprekken met leden’, Algemeen handboek.
31.
Normengesprekken en andere gesprekken met leden
31.0
Inleiding
Jezus Christus diende anderen vaak een voor een (zie bijvoorbeeld Johannes 4:5–26; 3 Nephi 17:21). Hij houdt van al Gods kinderen. Hij helpt ze individueel.
Als leidinggevende en dienstknecht van Jezus Christus bent u ook in de gelegenheid om Gods kinderen, individueel, bij hun geestelijke vooruitgang te helpen. Een belangrijke manier om dat te doen, is door normengesprekken en andere persoonlijke gesprekken te voeren. Uw zinvolste inzet vindt veelal één op één plaats. In die situaties kunt u christelijke liefde uitstralen, ‘de zwakken te hulp [komen]’ en ‘de knikkende knieën [sterken]’ (Leer en Verbonden 81:5).
In dit hoofdstuk verwijst het woord normengesprek naar een gesprek tussen een leider en een lid om vast te stellen of de betrokkene aan een verordening mag deelnemen of een roeping mag krijgen (zie 31.2). Deze gesprekken worden doorgaans door een lid van de bisschap of het ringpresidium gevoerd. Daarnaast zijn er bedieningsgesprekken die een lid van het ZHV-presidium of het quorumpresidium ouderlingen voert (zie 21.3).
Verder zijn er veel andere redenen waarom een kerkleider een gesprek met een lid kan voeren (zie 31.3). De bisschap heeft bijvoorbeeld geregeld een gesprek met iedere jongere in de wijk (zie 31.3.1). Ook als u niet in een bisschap werkzaam bent, kan de bisschop iemand vragen om met een lid te spreken dat hulp en steun nodig heeft. Of een lid komt naar u toe met een persoonlijk probleem of moeilijkheden in het gezin.
Dit hoofdstuk biedt houvast aan alle leidinggevenden die gesprekken met individuele leden voeren. Deze leidinggevenden kunnen deel uitmaken van de ZHV, het ouderlingenquorum of de jongevrouwen, dienende broeders en zusters zijn, of anderen die de bisschop aanwijst.
31.1
Leidende beginselen
31.1.1
Geestelijke voorbereiding
Als u de taak hebt om met een lid te spreken, zal de Heer u zegenen met de inspiratie die u nodig hebt, als u zich daarvoor openstelt. Bereid u geestelijk voor door gebed, Schriftstudie en een rechtschapen levenswandel. Luister naar de influisteringen van de Heilige Geest. Hij zal u leiden met ingevingen, gedachten en gevoelens. Hij kan u leringen uit de Schriften en de woorden van hedendaagse profeten in herinnering brengen die de betrokkene met wie u spreekt van nut kunnen zijn (zie Leer en Verbonden 84:85; 100:5–8).
De Evangeliebibliotheek bevat een reeks hulpmiddelen voor begeleiding. Bij uw voorbereiding op een gesprek met een lid kunt u eventueel informatie over onderwerpen doornemen die op hem of haar van toepassing zijn.
De Heilige Geest kan het lid met wie u gaat spreken ook leiden. U kunt hem of haar ook uitnodigen om zich geestelijk op het gesprek voor te bereiden.
Overweeg om aan het begin van het gesprek met het lid te bidden. Dat kan u beiden nederig stemmen en het geloof bevorderen terwijl u God eensgezind om zijn hulp vraagt (zie Leer en Verbonden 6:32; 29:6).
Tijdens het gesprek komt mogelijk een probleem of vraag naar voren waar u geen pasklaar antwoord op hebt. U kunt in die situatie voorstellen dat u en het lid de leiding van de Heer zoeken, bijvoorbeeld door studie, gebed en vasten. U kunt ook de relevante informatie in Hulpmiddelen voor begeleiding of Hulp bij het dagelijks leven in de Evangeliebibliotheek raadplegen. Daarna kunt u de kwestie in een vervolggesprek verder bespreken.
Als het lid een ernstige zonde heeft begaan, verwijst u hem of haar door naar de bisschop.
31.1.2
Help het lid Gods liefde voelen
Als leidinggevende in de kerk vertegenwoordigt u de Heiland. Een belangrijk aspect van zijn zending is Gods liefde aan zijn kinderen overbrengen (zie Johannes 3:16–17). Als leden naar u toe komen voor een gesprek of hulp bij een persoonlijk probleem, willen ze vaak bovenal weten dat hun hemelse Vader van ze houdt. Die liefde kan ze sterken en inspireren om tot Christus te komen, zich van zonde te bekeren en goede keuzes te doen.
De Schriften en de woorden van hedendaagse profeten nodigen de Geest uit en zetten zuivere leer uiteen. Gebruik ze vaak, met tact en liefde, als u met leden spreekt. Gebruik ze om te inspireren en bemoedigen, niet om te veroordelen, dwingen of angst in te boezemen (zie Lukas 9:56).
Plan ruimschoots tijd voor het gesprek in. Het lid mag niet het gevoel krijgen dat u het te druk hebt. Schenk hem of haar uw volle aandacht.
31.1.3
Help het lid uit de macht van de Heiland putten
Jezus Christus heeft onze zonden op Zich genomen, ‘om [onze] overtredingen uit te wissen volgens zijn macht ter bevrijding’ (Alma 7:13). Hij heeft ook onze benauwingen, pijn en zwakheden op Zich genomen, ‘opdat Hij […] zal weten hoe zijn volk te hulp te komen’ (zie Alma 7:11–12).
Moedig de leden aan zich tot Hem te wenden. Help ze een beroep te doen op zijn macht om te sterken, te troosten en te verlossen. Die macht komt door geloof in Jezus Christus te oefenen, zijn voorbeeld te volgen, priesterschapsverordeningen te ontvangen, verbonden na te komen en naar de ingevingen van de Heilige Geest te handelen.
31.1.4
Zorg dat het lid zich op zijn of haar gemak en veilig voelt
Sommige leden hebben ervaringen gehad waardoor ze zich angstig of overweldigd voelen als ze met een leidinggevende van de kerk spreken. Bedenk wat ervoor zorgt dat ze zich rustig, veilig en op hun gemak voelen. Vraag het lid wat u kunt doen om te helpen.
Bied het lid altijd de mogelijkheid om er tijdens een gesprek iemand anders bij te hebben. Als u met een lid van het andere geslacht, een kind of een jongere spreekt, zorg er dan voor dat er een ouder of een andere volwassene aanwezig is. Hij of zij kan het gesprek bijwonen of buiten de ruimte wachten, afhankelijk van de voorkeur van het lid met wie u spreekt.
Leidinggevenden spreken doorgaans persoonlijk met leden en bieden zo ook geestelijke hulp en steun. Ze zoeken een plek waar de Heilige Geest aanwezig kan zijn en vertrouwelijkheid gewaarborgd is. Dat kan een klaslokaal of kantoor in het kerkgebouw zijn. De woning van de leidinggevende of het lid kan ook een geschikte plek voor een gesprek zijn. Leidinggevenden houden bij de locatiekeuze rekening met hun eigen veiligheid en de veiligheid van het lid. Zie 31.4 voor informatie over virtuele gesprekken met leden.
Een ander belangrijk aspect dat aan het gevoel van veiligheid bij de leden bijdraagt, is informatie vertrouwelijk houden. Verzeker het lid dat het gesprek in vertrouwelijkheid plaatsvindt.
Geef geen vertrouwelijke informatie door aan anderen – met inbegrip van uw huwelijkspartner of andere leidinggevenden in de kerk – tenzij het lid daar toestemming voor geeft. Blijf dergelijke kwesties vertrouwelijk houden, ook nadat u ontheven bent. Als u de vertrouwelijkheid uit het oog verliest, kan dat het geloof, vertrouwen en getuigenis van de betrokkene schaden. De leden zullen eerder de hulp van kerkleiders inroepen als ze weten dat wat ze vertellen vertrouwelijk wordt gehouden.
Zie 32.4.4 voor meer informatie over vertrouwelijkheid en juridische aspecten.
31.1.5
Stel geïnspireerde vragen en luister aandachtig
Stel in een gesprek met een lid vragen die u een beter beeld geven van zijn of haar situatie. Geef het lid de kans om zijn of haar gedachten en gevoelens vrijelijk te uiten.
Luister aandachtig terwijl het lid aan het woord is. Probeer hem of haar volledig te begrijpen voordat u reageert. Stel zo nodig vervolgvragen om er zeker van te zijn dat u het begrijpt. Maar vraag niet onnodig door.
Luisteren bevordert het vertrouwen. Het geeft anderen het gevoel dat ze begrepen, gewaardeerd en geliefd zijn. Mensen hebben bij het oplossen van moeilijkheden vaak iemand nodig die zij vertrouwen en die naar hen luistert. Door te luisteren stelt u uw hart ook meer open voor de ingevingen van de Heilige Geest.
31.1.6
Moedig zelfredzaamheid aan
Vanwege uw liefde voor de leden wilt u misschien meteen oplossingen voor hun problemen aanreiken. U zult ze echter meer tot zegen zijn door ze te helpen hun eigen oplossingen te vinden en hun eigen beslissingen te nemen (zie Leer en Verbonden 9:8).
Help ze hun problemen of vragen in de context van het evangelie van Jezus Christus en het heilsplan te analyseren. Leer ze hoe ze door middel van de Schriften, de woorden van hedendaagse profeten en persoonlijke openbaring de leiding van de Heer kunnen zoeken. Zo bereidt u de leden op andere moeilijkheden in de toekomst voor. Ze zijn dan ook beter in staat om anderen, onder wie hun familieleden, te helpen.
31.1.7
Bied steun in het bekeringsproces
Soms zoekt een lid hulp bij de bekering van zonde. U kunt veel doen om geloof in Jezus Christus aan te wakkeren en het lid aan te moedigen vergeving te zoeken.
Alleen de bisschop of ringpresident kan iemand helpen met ernstige zonden in het reine te komen. Sommige staan in 32.6 genoemd. Als het lid een van deze zonden heeft begaan, moet hij of zij onmiddellijk met de bisschop of ringpresident spreken.
Iedere bisschop en ringpresident is een ‘rechter in Israël’ (Leer en Verbonden 107:72). Met dat gezag helpen zij de leden zich van zonde te bekeren en tot Christus te komen, die zonde vergeeft (zie 32.1 en 32.3).
In die hoedanigheid vertegenwoordigen deze leiders de Heer. Zij streven ernaar zo te oordelen dat Hij er behagen in schept (zie 3 Nephi 27:27). Zij maken duidelijk dat bekering bestaat uit geloof oefenen in Jezus Christus, een verslagen geest, zonde verzaken, streven naar vergiffenis, schadeloos stellen en de geboden met hernieuwde toewijding onderhouden.
Bisschoppen en ringpresidenten worden met de geestelijke gave van onderscheid gezegend om hun rol te vervullen. Met deze gave kunnen ze waarheid onderscheiden, weten wat er in het hart van een lid leeft en zijn of haar behoeften vaststellen (zie 1 Koningen 3:6–12; Leer en Verbonden 46:27–28).
Hoewel belijdenis bij een ‘rechter in Israël’ plaatsvindt, kunnen andere leidinggevenden, met toestemming van de betrokkene, hem of haar steunen in het bekeringsproces. Dat is vooral nuttig als de bekering een lange weg inhoudt. Zie het laatste deel van 32.8.1 voor richtlijnen.
31.1.8
Reageer gepast op mishandeling of misbruik
Misbruik en mishandeling in welke vorm dan ook mogen niet worden getolereerd. Neem meldingen van mishandeling en misbruik serieus. Als u merkt dat iemand mishandeld of misbruikt is, meldt u dat aan de betreffende overheidsinstanties en raadpleegt u de bisschop. In 38.6.2 staan richtlijnen over het melden van en reageren op mishandeling en misbruik.
Zie in 38.6.2.1 wat bisschoppen en ringpresidenten moeten doen wanneer hen gevallen van mishandeling of misbruik ter ore komen.
Zie ‘Mishandeling en misbruik (hulp aan het slachtoffer)’ in Hulpmiddelen voor begeleiding voor informatie over hulp aan slachtoffers van mishandeling of misbruik. U kunt leden ook verwijzen naar nuttige informatiebronnen over mishandeling en misbruik in Hulp bij het dagelijks leven.
Zie 38.6.18.2 voor informatie over hulpverlening aan slachtoffers van verkrachting of andere vormen van seksueel geweld.
31.2
Gesprekken
31.2.1
Doelen van gesprekken
Doorgaans voeren kerkleiders een normengesprek met leden om te bepalen of zij:
-
Klaar zijn om een verordening te ontvangen of eraan deel te nemen.
-
Voor een roeping in de kerk in aanmerking komen.
Dergelijke gesprekken worden veelal door een lid van de bisschap of het ringpresidium gevoerd. Ze mogen niet aan andere leidinggevenden in de wijk worden gedelegeerd. Een ringpresident mag echter sommige gesprekken wel delegeren aan hogeraadsleden zoals weergegeven in het Overzicht van roepingen (zie 30.8).
31.2.2
Soorten gesprekken
De bisschop is geroepen als de ‘gewone rechter’ in zijn wijk (Leer en Verbonden 107:74; zie ook 7.1.3). De ringpresident fungeert ook als gewone rechter (zie 6.2.3). Deze leiders dragen priesterschapssleutels voor het machtigen van verordeningen. Om die redenen zijn er bepaalde gesprekken die alleen zij mogen voeren. Ze mogen andere gesprekken aan hun raadgevers delegeren. De volgende tabel vermeldt wie elk gesprek mag voeren.
Wie het gesprek mag voeren |
Doel van het gesprek |
---|---|
Wie het gesprek mag voeren Alleen bisschop | Doel van het gesprek
|
Wie het gesprek mag voeren Bisschop of een door hem aangewezen raadgever | Doel van het gesprek
|
Wie het gesprek mag voeren Alleen ringpresident | Doel van het gesprek
|
Wie het gesprek mag voeren Ringpresident of een door hem aangewezen raadgever | Doel van het gesprek
|
Een voltijdzendeling voert een gesprek voor doop en bevestiging met iedere bekeerling (zie 31.2.3.2).
De presidiums van het ouderlingenquorum en de ZHV voeren bedieningsgesprekken (zie 21.3).
31.2.3
Doop-en-bevestigingsgesprekken
31.2.3.1
Ingeschreven kinderen
De bisschop draagt de priesterschapssleutels voor de doop van 8-jarige ingeschreven kinderen in zijn wijk. Daarom voert hij of een van zijn raadgevers een doopgesprek met de volgende personen:
-
Ingeschreven kinderen van 8 jaar.
-
Kinderen van 8 jaar die niet staan ingeschreven, maar van wie minstens een ouder of voogd lid van de kerk is.
-
Ingeschreven leden van 9 jaar en ouder van wie de doop wegens een verstandelijke handicap werd uitgesteld.
In het gesprek ziet het lid van de bisschap erop toe dat het kind het doel van de doop begrijpt (zie 2 Nephi 31:5–20). Ook vergewist hij zich ervan dat het kind het doopverbond begrijpt en zich eraan wil houden (zie Mosiah 18:8–10). Hij hoeft geen specifieke lijst met vragen te gebruiken. Dit is geen normengesprek, aangezien kleine kinderen geen bekering nodig hebben (zie Moroni 8:11).
Toestemming van ouders of voogden is vereist voordat een minderjarige zich mag laten dopen (zie 38.2.8.2).
31.2.3.2
Bekeerlingen
De zendingspresident draagt de priesterschapssleutels voor de doop van bekeerlingen. Daarom voert een voltijdzendeling gesprekken met:
-
Iemand van 9 jaar of ouder die niet eerder is gedoopt en bevestigd. Zie de uitzondering in 31.2.3.1 voor mensen met een verstandelijke handicap.
-
Kinderen van 8 jaar en ouder van wie de ouders geen lid van de kerk zijn.
-
Kinderen van 8 jaar en ouder die een ouder hebben die zich ook laat dopen en bevestigen.
De districtsleider of zoneleider voert het gesprek. Zie 38.2.8.6 voor informatie over situaties waarin speciale toestemming nodig is.
Iedere kandidaat-dopeling maakt vóór zijn of haar doop en bevestiging ook kennis met de bisschop. De bisschop voert echter geen doopgesprek met hem of haar. Noch stelt hij vast of de betrokkene zich aan de kerknormen houdt. Het doel van dit gesprek is een band met de betrokkene opbouwen.
In het gesprek volgt de zendeling de leiding van de Geest om na te gaan of de betrokkene aan de voorwaarden in Leer en Verbonden 20:37 voldoet (zie ook Mosiah 18:8–10; Moroni 6:1–4). De zendeling gebruikt de volgende vragen. Hij past ze aan de leeftijd, volwassenheid en omstandigheden van de betrokkene aan.
-
Gelooft u dat God onze eeuwige Vader is? Gelooft u dat Jezus Christus de Zoon van God is, en de Heiland en Verlosser van de wereld?
-
Gelooft u dat de kerk en het evangelie van Jezus Christus door de profeet Joseph Smith zijn hersteld? Gelooft u dat [huidige president van de kerk] een profeet van God is? Wat betekent dit voor u?
-
Wat houdt bekering in voor u? Hebt u het gevoel dat u zich bekeerd hebt van vroegere zonden?
-
U is geleerd dat het lidmaatschap in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen het naleven van evangelienormen met zich meebrengt. Hoe begrijpt u de volgende normen? Bent u bereid die te gehoorzamen?
-
De wet van kuisheid, die elke seksuele omgang buiten het wettelijke huwelijk tussen man en vrouw verbiedt
-
De wet van tiende
-
Het woord van wijsheid
-
De sabbat heiligen, wat onder meer inhoudt dat u elke week aan het avondmaal deelneemt en goeddoet aan anderen
-
-
Hebt u ooit een ernstig misdrijf begaan? Zo ja, bent u nu voorwaardelijk vrij of staat u onder toezicht?
-
Bent u ooit bij een abortus betrokken geweest? (Zie 38.6.1.)
-
Bij uw doop sluit u een verbond met God dat u bereid bent de naam van Christus op u te nemen, anderen van dienst te zijn, te allen tijde als getuige van God op te treden en zijn geboden uw verdere leven na te komen. Bent u bereid dit verbond te sluiten en ernaar te streven het getrouw na te leven?
Zie 38.2.8.6 voor instructies als iemand bevestigend antwoordt op vraag 5 of 6. Zie ook 38.2.8.7.
Als de betrokkene klaar is voor de doop, vult de gespreksvoerder het formulier Doop en bevestiging in (zie 18.8.3).
31.2.4
Gesprekken voor ordening tot een ambt in het Aäronisch priesterschap
De bisschop draagt de priesterschapssleutels voor de verlening van het Aäronisch priesterschap. Hij draagt ook de sleutels voor de ordening tot het ambt van diaken, leraar en priester. De bisschop of een van zijn raadgevers voert een gesprek met wie op de nominatie staat geordend te worden tot diaken of leraar om na te gaan of hij geestelijk voorbereid is. De bisschop voert echter zelf een gesprek met wie priester zal worden.
Zie 18.10.2 voor meer informatie.
31.2.5
Tempelaanbevelingsgesprekken
De tempel is het huis des Heren. De tempel betreden en daar aan verordeningen deelnemen, is een heilig voorrecht. Dit voorrecht is voorbehouden aan wie geestelijk voorbereid zijn en ernaar streven de normen van de Heer na te leven, dit naar het oordeel van bevoegde priesterschapsleiders.
Die priesterschapsleiders nemen daartoe in een gesprek met het lid de vragen in LCR door (zie ook de richtlijnen in 26.3). Leiders mogen geen voorwaarden toevoegen of weglaten. Ze mogen de vragen echter wel aan de leeftijd en omstandigheden van het lid aanpassen.
31.2.6
Gesprekken voor ordening tot een ambt in het Melchizedeks priesterschap
De ringpresident draagt de priesterschapssleutels voor de verlening van het Melchizedeks priesterschap. Hij draagt ook de sleutels voor de ordening tot het ambt van ouderling en hogepriester.
Met de goedkeuring van het ringpresidium stelt de bisschop in een gesprek met het lid de onderstaande vragen. Voordat hij dat doet, gaat hij na of er op de lidmaatschapskaart van de betrokkene sprake is van een aantekening, een verordeningsrestrictie of een lidmaatschapsrestrictie.
Als de bisschop na het gesprek van mening is dat het lid klaar is om geordend te worden, vult en stuurt hij de Ordeningskaart Melchizedeks priesterschap in. Daarna voert een lid van het ringpresidium een gesprek met het lid, ook aan de hand van de onderstaande vragen.
Een man die het Melchizedeks priesterschap ontvangt, gaat de eed en het verbond van het priesterschap aan. Zie Leer en Verbonden 84:33–44. Tijdens de gesprekken gaan de bisschop en het lid van het ringpresidium na of het lid de eed en het verbond van het priesterschap begrijpt en ermee instemt ernaar te leven. De leider stelt daarna de volgende vragen:
-
Gelooft u in en hebt u een getuigenis van God, de eeuwige Vader; zijn Zoon, Jezus Christus; en de Heilige Geest?
-
Hebt u een getuigenis van de verzoening van Jezus Christus en van zijn rol als uw Heiland en Verlosser?
-
Hebt u een getuigenis van de herstelling van het evangelie van Jezus Christus?
-
Steunt u de president van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen als profeet, ziener en openbaarder, en als de enige persoon op aarde die bevoegd is om alle priesterschapssleutels te gebruiken?
Steunt u de leden van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen als profeet, ziener en openbaarder?
Steunt u de andere algemene autoriteiten en de plaatselijke leiders van de kerk?
-
De Heer heeft gezegd dat ‘alle dingen in reinheid voor [zijn] aangezicht’ gedaan moeten worden (Leer en Verbonden 42:41).
Streeft u naar zedelijke reinheid in uw gedachten en gedrag?
Leeft u de wet van kuisheid na?
-
Volgt u in uw gedrag tegenover gezinsleden en anderen, privé en in het openbaar, de leringen van de Kerk van Jezus Christus?
-
Steunt of verspreidt u opvattingen, praktijken of leerstellingen die in strijd zijn met die van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen?
-
Streeft u ernaar de sabbat heilig te houden, zowel thuis als in de kerk; de kerkdiensten bij te wonen; u op het avondmaal voor te bereiden en er waardig aan deel te nemen; en in overeenstemming met de wetten en geboden van het evangelie te leven?
-
Streeft u ernaar bij alles wat u doet eerlijk te zijn?
-
Betaalt u een volledige tiende?
-
Begrijpt u het woord van wijsheid en leeft u het na?
-
Hebt u financiële of andere verplichtingen aan uw ex-partner of kinderen?
Zo ja, komt u uw financiële en andere verplichtingen na?
-
Zijn er ernstige zonden in uw leven die als onderdeel van uw bekering met een priesterschapsleider afgewikkeld moeten worden?
-
Vindt u dat u waardig bent om tot een ambt in het Melchizedeks priesterschap te worden geordend?
31.3
Andere gelegenheden voor leidinggevenden om met leden te spreken
Leidinggevenden hebben veel gelegenheden om individueel met leden te spreken. Bijvoorbeeld:
-
Leden kunnen vragen om met een kerkleider te spreken als ze behoefte hebben aan geestelijke leiding of grote persoonlijke problemen hebben. Soms krijgt een leidinggevende de ingeving om met een lid te spreken. Leden wordt afgeraden contact met algemene autoriteiten op te nemen over persoonlijke zaken (zie 38.8.25).
De bisschop kan sommige gesprekken aan andere leidinggevenden in de wijk delegeren om zo meer aandacht aan de jongeren te kunnen besteden. De presidiums van de ZHV, het ouderlingenquorum en de jongevrouwen kunnen in dat opzicht een belangrijke rol spelen. De bisschop delegeert echter geen zaken waarvoor zijn rol als gewone rechter is vereist, zoals de bekering van ernstige zonden.
-
De bisschop, of iemand op zijn aanwijzing, spreekt met leden die materiële behoeften hebben (zie 31.3.4 en 22.6).
-
De quorumpresident ouderlingen voert één keer per jaar een gesprek met ieder quorumlid. Zij bespreken dan hoe het met het lid en zijn gezin gaat. Zij bespreken ook zijn priesterschapstaken. (Zie 8.3.3.2.)
-
De ZHV-presidente voert één keer per jaar een gesprek met ieder ZHV-lid. Zij bespreken dan hoe het met de zuster en haar gezin gaat. (Zie 9.3.2.2.)
-
Een lid van de bisschap voert een gesprek met iedere 11-jarige als hij of zij van het jeugdwerk naar het diakenenquorum of een jongevrouwenklas overgaat. In dat gesprek komt voor jongemannen ook het ontvangen van het Aäronisch priesterschap aan de orde (zie 18.10.2).
-
Een lid van de bisschap voert een gesprek met leden die in de krijgsmacht gaan (zie 38.9.2).
-
Een lid van de bisschap voert twee keer per jaar een gesprek met iedere jongere (zie 31.3.1).
-
Minstens één keer per jaar spreekt een lid van de bisschap met iedere jonge alleenstaande volwassene (zie 31.3.2).
-
De leden van het ringpresidium, de bisschap en andere leidinggevenden spreken regelmatig met leidinggevenden die op hun aanwijzing werkzaam zijn (zie 31.3.3).
Leidinggevenden die gesprekken met leden voeren, volgen de beginselen in 31.1.
Zie Hulpmiddelen voor begeleiding in de Evangeliebibliotheek voor nuttige informatie over specifieke onderwerpen die in een gesprek met leden aan de orde kunnen komen. Leidinggevenden kunnen de leden ook naar de informatie in Hulp bij het dagelijks leven verwijzen.
31.3.1
Met jongeren spreken
De allereerste taak van de bisschop is de opkomende generatie in zijn wijk geestelijk vooruitgang helpen maken. Dat doet hij onder meer door individuele gesprekken met de jongeren te voeren (eventueel met een andere volwassene erbij, zie 31.1.4). De bisschop of een van zijn raadgevers voert twee keer per jaar een gesprek met iedere jongere. De bisschop voert minstens een van die gesprekken per jaar. Vanaf het jaar dat de jongeren 16 worden, vinden beide gesprekken gedurende het jaar zo mogelijk met de bisschop plaats.
Daarnaast moeten de jongeren zich vrij genoeg voelen om de bisschop op te zoeken als ze hulp of steun nodig hebben. De bisschop streeft ernaar om een goede vertrouwensband met de jongeren op te bouwen, zodat ze zich op hun gemak voelen hem om raad te vragen.
De jongevrouwenpresidente heeft ook de taak om naar individuele jongevrouwen om te zien. Ze doet dat bijvoorbeeld door een-op-een met jongevrouwen te spreken (eventueel met een andere volwassene erbij, zie 31.1.4).
Als ze met jongeren spreken, volgen leidinggevenden de beginselen in 31.1. Veel van die beginselen zijn vooral belangrijk als er gesprekken met jongeren plaatsvinden.
31.3.1.1
Communiceren met ouders
Leidinggevenden werken nauw samen met de ouders om de jongeren te sterken. Zij steunen ouders in hun taak om hun kinderen in het evangelie van Jezus Christus te onderwijzen.
Leidinggevenden geven de jongere en zijn of haar ouders vóór hun eerste gesprek de volgende informatie:
-
Ouders hebben de primaire taak om hun kinderen te onderwijzen en op te voeden.
-
De bisschop of een van zijn raadgevers voert minstens twee keer per jaar een gesprek met iedere jongere. De jongevrouwenpresidente kan op gezette tijden ook met iedere jongevrouw spreken. In die gesprekken kunnen leidinggevenden vragen beantwoorden, steun bieden, opdrachten geven en onderwerpen bespreken die in 31.3.1.2 staan vermeld.
-
Om jongeren geestelijk op heilige zaken zoals een tempelaanbeveling, priesterschapsordening of zending voor te bereiden, is een gesprek vereist. Leidinggevenden en ouders bereiden de jongeren samen op die gesprekken voor.
-
Ouders sporen hun kinderen aan om met de bisschop of een andere kerkleider te spreken als ze geestelijke leiding nodig hebben of zich moeten bekeren.
-
Als een jongere met een kerkleider spreekt, moet een ouder of een andere volwassene aanwezig zijn. De jongere vraagt de volwassene om bij het gesprek te zitten of buiten de ruimte te wachten.
31.3.1.2
Te bespreken onderwerpen
Het belangrijkste doel van gesprekken met jongeren is geloof in onze hemelse Vader en Jezus Christus ontwikkelen en de jongeren helpen Hen te volgen. Deze gesprekken behoren opbouwende geestelijke ervaringen te zijn. Leidinggevenden proberen alle jongeren het gevoel te geven dat ze geliefd, aangemoedigd en geïnspireerd worden om meer op de Heiland te lijken.
De jongere en de leidinggevende kunnen het volgende bespreken:
-
Geestelijke ervaringen die het getuigenis van de jongere van onze hemelse Vader, Jezus Christus en het herstelde evangelie versterken.
-
Hoe de jongere zich aan zijn of haar doopverbond houdt.
-
De voorbereidingen van de jongere om tempelverbonden te sluiten en na te komen.
-
De persoonlijke doelen van de jongere om op alle gebieden van het leven meer op de Heiland te lijken (zie ‘Kinderen en jongeren’).
-
Het belang van gebed en Schriftstudie (persoonlijk en in gezinsverband).
-
Hoe de band met ouders en andere familieleden hechter kan worden.
-
De beginselen in Voor de kracht van de jeugd: een leidraad voor het maken van keuzes.
-
Manieren waarop de jongere aan Gods werk van heil en verhoging kan bijdragen (zie 1.2).
-
Als het een jongeman betreft, de invulling van zijn priesterschapstaken en zijn voorbereiding om tot het volgende priesterschapsambt te worden geordend.
-
De zegeningen van deelname aan het seminarie.
-
Voorbereiding op een voltijdzending (zie 24.0 en 24.3). De Heer vraagt iedere waardige jongeman die daartoe in staat is zich voor te bereiden en op zending te gaan. Voor jongemannen in de kerk is op zending gaan een priesterschapstaak (zie Leer en Verbonden 36:1, 4–7). De Heer verwelkomt ook waardige jongevrouwen die daartoe in staat zijn om een zending te vervullen als zij dat verlangen hebben. Voor jongevrouwen is een zending een krachtige, maar optionele mogelijkheid. De voorbereiding op een zending zal een jongevrouw tot zegen zijn, of ze nu besluit om op zending te gaan of niet.
Leidinggevenden gaan tactvol om met wie mogelijk geen voltijdzending kunnen vervullen (zie 24.4.4).
Zie 24.2.2 voor informatie over een servicezending.
Als leidinggevenden het naleven van de geboden aan de orde stellen, verwijzen ze eventueel naar de vragen voor een tempelaanbevelingsgesprek en het boekje Voor de kracht van de jeugd. Ze letten erop dat gesprekken over zedelijke reinheid de jongeren niet op ideeën brengen.
31.3.2
Met jonge alleenstaande volwassenen spreken
De bisschop hecht veel belang aan de geestelijke vooruitgang van de jonge alleenstaande volwassenen in zijn wijk. Minstens één keer per jaar spreekt hij of een aangewezen raadgever met iedere jonge alleenstaande volwassene.
Het lid van de bisschap en de jonge alleenstaande volwassene kunnen relevante punten in 31.3.1.2 bespreken. Daarnaast kunnen ze zaken bespreken die belangrijk zijn voor jongvolwassenen, zoals zelfredzaamheid ontwikkelen.
31.3.3
Met leden over hun roeping en taken spreken
Ringpresidiums, bisschappen en andere leidinggevenden voeren individuele gesprekken met leden die aan hen over hun roeping rapporteren. Bijvoorbeeld:
-
De ringpresident voert regelmatig een gesprek met iedere bisschop in de ring (zie 6.2.1.2).
-
Een lid van het ringpresidium voert regelmatig een gesprek met iedere quorumpresident ouderlingen in de ring (zie 8.3.1).
-
De bisschop voert maandelijks een gesprek met de ZHV-presidente (zie 9.3.1). Hij voert ook regelmatig een gesprek met de quorumpresident ouderlingen en de jongevrouwenpresidente (zie 8.3.1 en 11.3.1).
-
Een lid van de bisschap voert regelmatig een gesprek met de jeugdwerkpresidente en de zondagsschoolpresident (zie 12.3.1 en 13.2.1).
-
De leden van het quorumpresidium ouderlingen en het ZHV-presidium voeren gesprekken met dienende broeders en dienende zusters (zie 21.3).
In die gesprekken inspireert en instrueert de leidinggevende het lid in zijn of haar taken. De leidinggevende spreekt zijn of haar dankbaarheid uit voor de inzet van het lid en biedt de nodige aanmoediging. Het lid brengt verslag uit over de vooruitgang en het welzijn van de mensen die hij of zij bedient. Ze bespreken samen doelen, uitdagingen en mogelijkheden. Indien van toepassing nemen ze ook het budget en de uitgaven door.
31.3.4
Met leden over materiële behoeften en zelfredzaamheid spreken
Zorgen voor behoeftigen is onderdeel van Gods werk van heil en verhoging (zie 1.2). Als leidinggevenden met leden spreken die materiële behoeften hebben, helpen ze met het lenigen van kortetermijnbehoeften en bevorderen ze de zelfredzaamheid op de lange termijn (zie 22.3).
De bisschop kan anderen in de wijk, zoals het ZHV-presidium en het quorumpresidium ouderlingen, opdragen om met leden te spreken die materiële behoeften hebben. Alleen de bisschop kan echter het gebruik van de vastengaven goedkeuren (zie 22.6.1).
In hoofdstuk 22 staan aanvullende beginselen en beleidsregels voor hulp aan mensen met materiële behoeften.
31.3.5
Met leden over huwelijk en echtscheiding spreken
Kerkleiders geven geen raad aan iemand over met wie hij of zij moet trouwen. Noch geven zij iemand de raad om al dan niet van zijn of haar huwelijkspartner te scheiden. Hoewel echtscheiding in sommige situaties een gepaste mogelijkheid is, berust een dergelijke beslissing bij de betrokkene zelf.
Kerkleiders volgen de leiding van de Geest en spreken vaak met echtparen en personen die uit elkaar gaan of gaan scheiden. Zij kunnen een echtpaar ook hulp bieden om hun huwelijk te versterken. Zij vertellen over de kracht en genezing die voortvloeien uit het nakomen van verbonden die ze met de Heer hebben gesloten en het naleven van zijn leringen. Die leringen betreffen onder meer geloof, bekering, vergeving, liefde en gebed.
Een lid dat van tafel en bed gescheiden is, of in scheiding ligt, dient pas te daten als de scheiding definitief is.
31.3.6
Professionele hulpverlening en therapie
Leidinggevenden in de kerk zijn niet geroepen om professionele hulp of therapie te geven. De hulp die ze bieden is geestelijk, met de nadruk op de versterkende, troostende en verlossende macht van Jezus Christus. Naast deze belangrijke en geïnspireerde hulp hebben sommige leden baat bij therapeutische hulp waar die voorhanden is. Dergelijke hulpverlening of therapie biedt de leden vaak handvatten om op gezonde manieren met moeilijkheden om te gaan.
Therapeutische hulp zoeken om inzicht en vaardigheden op te doen die het emotionele welzijn bevorderen, is geenszins een teken van zwakte. Dat kan juist een teken van nederigheid en kracht zijn.
Kerkleden doen er goed aan om alleen met goed bekend staande, bekwame therapeuten in zee te gaan. Zij behoren de keuzevrijheid, waarden en geloofsopvattingen te respecteren van wie hulp zoeken. Professionele hulpverleners houden volgens hun ethische code rekening met die waarden.
Als leden advies op het gebied van lichamelijke intimiteit nodig hebben, kunnen bisschoppen hen doorverwijzen naar deskundigen die gespecialiseerd zijn in dergelijke adviezen en wier geloofsovertuiging en gebruiken in overeenstemming zijn met de leer van de kerk.
De kerk is tegen elke vorm van therapie, waaronder conversie- of aversietherapie in verband met seksuele geaardheid of genderidentiteit, waarbij een betrokkene praktijken ondergaat die als mishandeling te beschouwen zijn. (Zie ‘Aantrekking tot hetzelfde geslacht’ en ‘Transgender’ in Hulp bij het dagelijks leven.)
In de Verenigde Staten en Canada kunnen bisschoppen en ringpresidenten contact opnemen met Gezinsondersteunende diensten voor het vinden van therapeuten die hulp verlenen in overeenstemming met de evangeliebeginselen. Hier volgen de contactgegevens:
+1 801 240 1711
+1 800 453 3860, toestel 2-1711
FamilyServices.ChurchofJesusChrist.org
In andere gebieden kunnen leidinggevenden contact opnemen met medewerkers van Gezinsondersteunende diensten of de manager welzijns- en zelfredzaamheidsdiensten op het gebiedskantoor.
Als kerkleden zelf of via hun verzekering niet in staat zijn om de professionele hulpverlening te betalen, mag de bisschop daarvoor eventueel de vastengaven gebruiken (zie 22.4).
31.4
Virtueel met leden spreken
Leidinggevenden spreken doorgaans persoonlijk met leden en bieden zo ook geestelijke hulp en steun. Als het niet praktisch is om fysiek bij elkaar te komen, kunnen leidinggevenden virtueel met leden spreken en ze geestelijke hulp en steun bieden.
Normengesprekken en andere gesprekken tussen leidinggevenden en leden worden niet opgenomen.
Net als bij persoonlijke gesprekken mag het lid iemand uitnodigen om tijdens een virtueel gesprek aanwezig te zijn.
Als een tempelaanbevelingsgesprek virtueel wordt gevoerd, ondertekent de leider de aanbeveling digitaal als het lid de kerknormen naleeft. Een lid van de bisschap of de gemeentepresident drukt de aanbeveling vervolgens af en overhandigt die aan het lid.