Handboeken en roepingen
4. Leidinggevenden en raden in de Kerk van Jezus Christus


‘4. Leidinggevenden en raden in de Kerk van Jezus Christus’, Algemeen handboek: dienen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen (2024).

‘4. Leidinggevenden en raden in de Kerk van Jezus Christus’, Algemeen handboek.

wijkraadsvergadering

4.

Leidinggevenden en raden in de Kerk van Jezus Christus

4.0

Inleiding

U bent als leidinggevende in de kerk onder inspiratie door bevoegde dienstknechten van de Heer geroepen. U hebt het voorrecht om deel te nemen aan het werk van onze hemelse Vader, namelijk ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen’ (Mozes 1:39). Dat doet u door de leden aan te moedigen om aan Gods werk van heil en verhoging voor zichzelf, hun gezin en anderen deel te nemen (zie hoofdstuk 1). U zult vreugde in uw dienst aan Gods kinderen vinden.

U zult anderen naar Jezus Christus’ voorbeeld vaak één voor één dienen. U zult ook de gelegenheid krijgen om in bijeenkomsten of op activiteiten van de kerk leiding te geven. Daarnaast kunt u anderen via raden op belangrijke manieren van dienst zijn. Denk bijvoorbeeld aan presidiumvergaderingen, wijkraadsvergaderingen en dergelijke.

Uw toegewijde inzet vraagt de nodige tijd, maar verwaarloos uw eigen behoeften en die van uw gezin niet. Stel u open voor de Heilige Geest om uw taken evenwichtig uit te voeren (zie Mosiah 4:27).

4.1

Doel van leidinggeven in de kerk

Leidinggevenden moedigen de leden aan om aan Gods werk deel te nemen door ‘ware volgelingen’ van Jezus Christus te worden (Moroni 7:48). Daartoe streven leiders er eerst naar om zelf trouwe discipelen van de Heiland te zijn. Dan kunnen ze anderen helpen om dichter tot Hem te komen. Door anderen te helpen, worden ze zelf een betere discipel (zie Mosiah 18:26; Leer en Verbonden 31:5).

4.2

Beginselen van leidinggeven in de kerk

De Heiland heeft tijdens zijn bediening op aarde het voorbeeld van leidinggeven voor zijn kerk gegeven. Hij wilde bovenal de wil van zijn hemelse Vader doen, en hielp anderen om zijn evangelie te begrijpen en na te leven (zie Johannes 5:30; Mosiah 15:7). Hij hield van de mensen die Hij leidde en toonde die liefde door ze te dienen (zie Johannes 13:3–5).

De Heiland liet anderen hun capaciteiten ontwikkelen door ze verantwoordelijkheid en groeimogelijkheden te geven (zie Mattheüs 10:5–8; Johannes 14:12). Hij kwam met duidelijke en liefdevolle bemoediging en terechtwijzing (zie Johannes 21:15–17).

De Heer heeft gezegd: ‘Laat eenieder zijn plicht leren kennen, en het ambt waartoe hij is aangewezen, met alle ijver leren uitoefenen’ (Leer en Verbonden 107:99). Die woorden gelden voor iedereen die een taak heeft om in de kerk van de Heiland te dienen en leiding te geven.

Met de beginselen in dit hoofdstuk kunt u effectiever in de kerk van de Heiland leidinggeven.

4.2.1

Geestelijke voorbereiding

Jezus bereidde Zich geestelijk op zijn aardse zending voor (zie Lukas 4:1–2). U bereidt u eveneens geestelijk voor als u nader tot uw hemelse Vader komt door gebed, Schriftstudie en gehoorzaamheid aan zijn geboden. U bereidt u ook geestelijk voor door zijn profeten te volgen (zie Leer en Verbonden 21:4–6).

Zoek naar openbaring om inzicht te krijgen in de behoeften van de mensen die u leidt, en in de wijze waarop u het werk waartoe God u geroepen heeft, kunt uitvoeren.

De Heer heeft ook beloofd om geestelijke gaven te verlenen aan wie ernaar streven (zie Leer en Verbonden 46:8). Als u onze hemelse Vader nederig om die gaven aanroept, zal Hij u nog beter in staat stellen om de mensen die u dient te leiden en op te beuren.

4.2.2

Al Gods kinderen bedienen

Jezus diende mensen persoonlijk. Hij reikte mensen die zich alleen, wanhopig of verloren voelden de hand. Hij had oog voor de goddelijke natuur en eeuwige waarde van ieder mens.

Heb net als Jezus de mensen lief die u dient. Bid ‘met alle kracht van uw hart’ dat u met zijn liefde vervuld wordt (Moroni 7:48). Sluit oprechte vriendschappen. Leg contact met mensen die eenzaam zijn, troost kunnen gebruiken of andere behoeften hebben. Uw liefde zal mensen tot zegen zijn en het verlangen bij ze aanwakkeren om tot Christus te komen.

Zet anderen tot diepgaande bekering aan, en help ze hun geloof in onze hemelse Vader en Jezus Christus te vergroten. Help ze zich op de verbonden voor te bereiden die ze bij hun volgende verordening sluiten. Moedig ze aan om de verbonden na te komen die ze gesloten hebben en de vruchten van bekering te plukken. Druk ze op het hart dat ze hun goddelijke potentieel kunnen blijven verwezenlijken, wat voor moeilijkheden zich ook aandienen.

4.2.3

Onderwijzen in het evangelie van Jezus Christus

Iedere leidinggevende is een leerkracht. Streef ernaar om het voorbeeld van de Heiland als leraar te volgen (zie hoofdstuk 17; Onderwijzen naar het voorbeeld van de Heiland). Draag in woord en daad de leer van Jezus Christus en de beginselen van zijn evangelie uit (zie 3 Nephi 11:32–33; Leer en Verbonden 42:12–14). Doeltreffend onderwijs zet mensen ertoe aan om hun band met God te verbeteren, het evangelie na te leven en het eeuwige leven voor ogen te houden.

Onderwijzen naar het voorbeeld van de Heiland houdt meer in dan praten. Luisteren en vragen stellen zoals Hij dat deed, horen daar ook bij (zie Mattheüs 16:13–17).

Een effectieve leerkracht is ook een ijverige leerling. Geef de studie van Gods woord hoge prioriteit. Besef dat het evangelie leren een levenslang proces is.

Onderwijs uit de Schriften en de leringen van de hedendaagse profeten (zie Leer en Verbonden 52:9). Bedenk dat ‘de prediking van het woord […] een krachtiger uitwerking op het gemoed van het volk [heeft] dan […] iets anders’ (Alma 31:5).

Stel u bij uw voorbereiding en onderwijs open voor de Geest. De Heilige Geest brengt de waarheid tot het hart en het verstand van wie u onderwijst (zie 2 Nephi 33:1).

Als u geroepen of aangewezen bent om een kerkbijeenkomst of -activiteit te presideren, zorg dan dat het onderwijs opbouwend en leerstellig juist is (zie Leer en Verbonden 50:21–23).

4.2.4

Rechtschapen presideren

De Heer heeft geopenbaard dat er ‘noodzakelijkerwijs […] presidenten, of presiderende ambtsdragers’ in zijn kerk zijn (Leer en Verbonden 107:21). Wie priesterschapssleutels dragen, presideren binnen hun taakgebied, zoals een quorum of wijk.

Andere organisaties in de kerk, zoals de zustershulpvereniging, de jongevrouwen, het jeugdwerk en de zondagsschool, worden alle door een presiderende functionaris geleid. Deze leidinggevenden ontvangen hun roeping, aanstelling en gedelegeerd gezag van iemand met priesterschapssleutels of iemand die hij gemachtigd heeft (zie 3.4.3).

Iedere presiderende functionaris functioneert als zodanig op aanwijzing van iemand die priesterschapssleutels draagt (zie 3.4.1). Die structuur zorgt voor orde en duidelijke lijnen van verantwoordelijkheid en rekenschap bij de uitvoering van het werk van de Heer.

Een presiderende functionaris mag een tijdelijke presiderende taak aan iemand anders delegeren. Als een ZHV-presidente bijvoorbeeld afwezig is in een zondagse ZHV-bijeenkomst, wijst ze haar eerste raadgeefster aan om de bijeenkomst te presideren.

Een leidinggevende die een kerkorganisatie, bijeenkomst of activiteit presideert, ziet erop toe dat de doeleinden van de Heer worden verwezenlijkt. Daarbij volgt hij of zij de evangeliebeginselen, het kerkbeleid en de aanwijzingen van de Heilige Geest.

Wie presideert, dient anderen in navolging van Jezus Christus met vriendelijkheid, zachtmoedigheid en zuivere liefde (zie Johannes 13:13–15). Iemand is vanwege een presiderende roeping of taak niet belangrijker of waardevoller dan anderen (zie Leer en Verbonden 84:109–110).

Als u geroepen bent of de taak hebt om te presideren, volg dan deze instructie van de Heiland: ‘Wie onder u de eerste wil zijn, die moet uw dienaar zijn’ (Mattheüs 20:27; zie vers 26–28). Overleg met anderen en streef eensgezind naar inzicht in de wil van de Heer en de uitvoering van zijn werk (zie Leer en Verbonden 41:2; zie ook 4.4 in dit handboek).

Een presiderende functie in enige organisatie in de kerk van de Heer ambiëren, is ongepast (zie Leer en Verbonden 121:34–37). Dien liever nederig en trouw in de positie waartoe u geroepen bent. Streef ernaar om het werk van de Heer met het oog alleen op zijn eer gericht te doen (zie Leer en Verbonden 4:5).

wijkvergadering

4.2.5

Taken delegeren en rekenschap laten afleggen

De Heiland gaf zijn discipelen zinvolle opdrachten en taken (zie Lukas 10:1). Hij bood ze ook de gelegenheid om verslag over het opgedragen werk uit te brengen (zie Lukas 9:10).

Als leidinggevende stimuleert u de vooruitgang van anderen door taken aan ze te delegeren. Zo ontvangen ze ook de zegeningen van hun dienstverlening. Betrek zo mogelijk alle leden bij de uitvoering van Gods werk.

Delegeren maakt uw inzet tevens doeltreffender. Als u te veel hooi op uw vork neemt, zult u ‘er zeker aan bezwijken’ (Exodus 18:18). Zoek naar de leiding van de Geest om te weten wat u moet delegeren, zodat u zich met de belangrijkste kwesties kunt bezighouden.

Delegeren houdt meer in dan iemand iets opdragen. Het betekent ook dat u een ander instructies geeft en de taak echt toevertrouwt. Goed delegeren omvat doorgaans de volgende elementen:

  • Vraag de betrokkene in een gesprek om de Heer met een taak te dienen. Zorg ervoor dat de persoon de taak en de doelen ervan begrijpt.

  • Overleg met elkaar over de taak, wie er nog meer bij betrokken kunnen worden en wanneer de taak klaar moet zijn. Zorg ervoor dat de betrokkene de taak begrijpt en die gewillig op zich neemt. Spreek uw vertrouwen in zijn of haar capaciteiten uit.

  • Moedig de betrokkene aan om inspiratie over de vervulling van de taak te zoeken. Geef blijk van uw vertrouwen en help hem of haar slagen. Bied naar behoefte aanwijzingen en ruggensteun.

  • Laat de betrokkene periodiek verslag over de taak uitbrengen. Neem de verrichte werkzaamheden in dank en met waardering aan.

De richtlijnen voor het verstrekken van een roeping in 30.1.1 moeten indien van toepassing ook gevolgd worden bij delegeren.

4.2.6

Anderen voorbereiden op leidinggeven en onderwijzen

De Heiland bereidde zijn apostelen voor om zijn kerk te leiden. U bereidt anderen ook op leidinggevende en onderwijstaken voor. In het werk van de Heer gaat het vooral om mensen helpen, niet alleen om de uitvoering van kerkprogramma’s. Die programma’s vormen geen doel op zich. Ze zijn er om mensen tot vooruitgang te bewegen.

Overweeg onder gebed wie een kerkfunctie of -taak kan vervullen. Bedenk dat de Heer wie Hij roept, ook bekwaam zal maken. Het gaat er bovenal om dat ze bereid zijn om te dienen, nederig de hulp van de Heer zoeken en hun best doen om goed te leven. Roepingen en taken zijn mogelijkheden voor hen om te groeien, doordat ze hun geloof oefenen, hard werken en voelen dat God hun inspanningen zegent. Begeleid en help jongeren, nieuwe leden en anderen die extra ondersteuning in hun roeping kunnen gebruiken.

Soms worden dezelfde mensen steeds weer voor leidinggevende functies geroepen. Overbelasting van hen en hun gezin ligt dan op de loer en anderen krijgen zo geen kans. Geef alle leden de kans om te dienen en te groeien.

Zie hoofdstuk 30 voor meer informatie over kerkroepingen.

4.2.7

Bijeenkomsten, lessen en activiteiten met een duidelijk doel plannen

Streef naar inspiratie van de Heer bij het plannen van bijeenkomsten, lessen en activiteiten met een duidelijk doel. Dat doel is in elk geval mensen individueel en als gezin sterken, ze dichter tot Christus brengen en Gods werk van heil en verhoging tot stand brengen (zie hoofdstuk 1 en 2). Volg bij het plannen de beginselen in 4.4.2 en in hoofdstuk 20 en29.

4.2.8

Uw inspanningen evalueren

Neem uw taken en geestelijke groei als leidinggevende regelmatig onder de loep. Denk ook aan de ontwikkeling van de mensen die u leidt.

Uw succes als leidinggevende wordt voornamelijk afgemeten aan de ijver waarmee u Gods kinderen helpt om trouwe discipelen van Jezus Christus te worden. Daar alle mensen handelingsvrijheid hebben, kunnen sommigen ervoor kiezen om het verbondspad te verlaten. Dat werkt soms ontmoedigend, maar als u zich tot de Heer wendt, zal Hij u opbeuren en troosten (zie Alma 26:27). U kunt ervan uitgaan dat de Heer tevreden over uw inzet is als u voelt dat de Geest door u werkt.

4.3

Raden in de kerk

Onze hemelse Vader heeft raden ingesteld als belangrijke katalysator om inspiratie te ontvangen, besluiten te nemen en zijn werk tot stand te brengen. Er waren al raden voordat de wereld geschapen werd. We namen allemaal aan die raden deel voordat we op aarde kwamen. (Zie Leer en Verbonden 121:32; Abraham 3:22–28.)

De Kerk van Jezus Christus wordt volgens dit patroon op elk niveau door raden bestuurd. De Raad van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen (zie 5.1.1.1), gebiedspresidiums (zie 5.2.1), ringpresidiums en bisschappen zijn bijvoorbeeld allemaal raden. Naast de ring- en wijkraad is elk presidium van een kerkorganisatie, quorum of klas ook een raad.

De Heer draagt de leidinggevenden in zijn kerk op om inzake de uitvoering van zijn werk met elkaar te overleggen (zie Leer en Verbonden 41:2–3). Raden bieden de raadsleden de gelegenheid om openbaring te ontvangen terwijl ze de behoeften van Gods kinderen proberen te begrijpen en plannen maken om daarin te voorzien.

twee mannen in gesprek

4.4

Beginselen voor doeltreffende raden

In deze paragraaf worden enkele beginselen voor doeltreffende raden behandeld.

4.4.1

Doelen van raden

Het belangrijkste doel van raden is de leden te helpen om samen goddelijke leiding te zoeken over aangelegenheden die personen en gezinnen tot zegen zullen zijn (zie Leer en Verbonden 43:8–9). Raden richten zich in het bijzonder op hulp aan leden om verordeningen te ontvangen en de daarbij behorende verbonden na te komen. Raadsleden streven ook naar inspiratie over de planning en coördinatie van het werk van de Heer binnen hun taakgebied.

Voor sommige bestuurlijke zaken, zoals planning van de kalender, is bespreking in een raadsvergadering wellicht niet nodig. Dat kan grotendeels voor en na vergaderingen afgestemd en afgehandeld worden.

Raadsleden besteden extra aandacht aan personen en gezinnen met dringende behoeften. Raden helpen met de coördinatie van hulp. Zie Hulp bij het dagelijks leven in de Evangeliebibliotheek voor informatie over sommige van die behoeften, en informatiebronnen voor meer inzicht en hulp.

4.4.2

Raadsvergaderingen voorbereiden

Er vinden regelmatig presidium- en raadsvergaderingen plaats. Bij het plannen van raadsvergaderingen vragen leidinggevenden de Heer om aanwijzingen. Ze vragen ook om inbreng van de raadsleden om te bepalen wat er wordt besproken.

Leidinggevenden laten de raadsleden de bespreekpunten vooraf weten. De raadsleden bereiden zich voor om inzichten over die punten aan te dragen. Voor wijk- en ringraden vindt een groot deel van die voorbereiding in presidiumvergaderingen plaats.

Raadsleden bereiden zich geestelijk op deelname aan raadsvergaderingen voor.

4.4.3

Bespreking en beslissingen

De Heer heeft gezegd: ‘Laat één tegelijk spreken en laten allen luisteren naar wat hij zegt, opdat wanneer allen gesproken hebben, allen door allen opgebouwd zullen zijn, en opdat eenieder een gelijke gelegenheid zal hebben’ (Leer en Verbonden 88:122). Dit beginsel geldt ook voor raden in de kerk.

Tijdens een raadsvergadering legt de leidinggevende (of iemand op zijn of haar aanwijzing) de kwestie ter overweging uit. De leidinggevende stimuleert vervolgens de inbreng van alle raadsleden, stelt vragen en zoekt naar ideeën.

De leidinggevende moedigt de leden aan om zich open en eerlijk uit te spreken. De verschillende achtergronden, leeftijden, ervaringen en standpunten van de raadsleden hebben meerwaarde voor de raad. De leden opperen suggesties en luisteren met respect naar elkaar. Zij zoeken de wil van de Heer, waarbij de geest van inspiratie en eensgezindheid de boventoon voert.

In een raad met vrouwen en mannen dragen beiden inzichten en ideeën aan. Vrouwen en mannen hebben vaak een verschillende zienswijze, wat evenwichtigheid in de hand werkt. Mannen en vrouwen komen tot betere beslissingen en bereiken meer in dienst van de Heer als ze elkaars bijdragen waarderen en samenwerken.

Een leidinggevende leidt de besprekingen in de raad in goede banen. Hij of zij luistert echter bij voorkeur meer dan zelf het woord te voeren. Als de leidinggevende zijn of haar visie in een raadsvergadering te vroeg naar voren brengt, kan dat de bijdragen van anderen belemmeren. Zo nodig stuurt de leidinggevende de bespreking op milde wijze bij.

Na de bespreking kan de leidinggevende een besluit nemen over een plan van aanpak, of een besluit in afwachting van meer informatie en inspiratie uitstellen. Het besluit volgt op de gehouden bespreking en bevestiging van de Geest. De beraadslaging zorgt voor geïnspireerde beslissingen die het eigen oordeel van een leidinggevende kunnen overstijgen. De leidinggevende kan de kwestie ook in een andere raad aan de orde (laten) stellen.

Soms voelen raadsleden zich misschien niet helemaal gerust over een belangrijke beslissing. De leidinggevende kan de kwestie dan ter verdere overweging doorschuiven naar een volgende vergadering en dan naar een eensgezinde, geestelijke bevestiging streven. In sommige gevallen wil een raadslid de leidinggevende wellicht onder vier ogen zijn of haar bezorgdheid kenbaar maken.

4.4.4

Eensgezindheid

De Heer droeg zijn discipelen op: ‘Wees één’ (Leer en Verbonden 38:27). De raadsleden streven ernaar hun verlangens en doel op één lijn met die van onze hemelse Vader en Jezus Christus te brengen. Ze streven eensgezindheid in hun besprekingen en beslissingen na.

Raadsleden behoren twist, onrechtvaardig oordelen en roddels te mijden (zie 3 Nephi 11:28–30). Onze hemelse Vader zal hun inzet zegenen als ze eensgezind te werk gaan.

4.4.5

Actie en verantwoording

Raadsleden verrichten het grootste deel van hun werk voor en na de raadsvergaderingen. Tijdens de vergaderingen streven ze naar inspiratie om beslissingen stelselmatig uit te voeren. De leidinggevende verzoekt de raadsleden om opdrachten met betrekking tot de plannen uit te voeren. De raadsleden vragen doorgaans anderen in hun organisatie om hulp. Mensen moeten niet met taken worden overladen.

De raadsleden brengen verslag over hun taken uit. Een goede voortgang vergt vaak voortdurende aandacht en de nodige nazorg.

4.4.6

Vertrouwelijkheid

Leidinggevenden nemen de nodige discretie in acht bij het delen van persoonlijke informatie met een raad. Ze vragen doorgaans toestemming aan het betrokken lid om anderen van die informatie in kennis te stellen.

De raad respecteert ieders wens tot vertrouwelijkheid. Raadsleden houden persoonlijke informatie buiten de raad om voor zich, tenzij een opgedragen taak van de leidinggevende om enige openheid vraagt.

Sommige kwesties zijn te gevoelig om er een hele raad bij te betrekken. Leidinggevenden behandelen dergelijke kwesties, indien dat gepast is, met individuele raadsleden. Zij kunnen sommige kwesties ook naar een andere raad doorverwijzen.