-
Jezus Christus
Ex. 3:14; LV 38:1; Johannes 14:6; Mosiah 3:17; Hel. 5:12; 3 Ne. 9:14–18; Mrm. 9:11; LV 76:22–24, 40–42
-
De Heer heeft alles geschapen
Mozes 1:31–33, 39; 7:30; Mosiah 4:9
-
De aarde
Gen. 1; Mozes 2; LV 59:16–21; zie ook de schriftteksten van plaat 2
-
Adam en Eva knielen bij een altaar
2 Ne. 2:17–25; Mozes 5:4–11
-
Adam en Eva geven hun kinderen onderricht
Mozes 5:12; LV 68:25, 28
-
De stad Zion wordt opgenomen
Gen. 5:24; Heb. 11:5; Mozes 7:18–19, 69
-
Bouw van de ark
Gen. 6–7; Mozes 8
-
Noach en de ark met dieren
Gen. 6:12–22; 7:2–23; 8
-
Abraham gaat Isaak offeren
Gen. 21:1–8; 22:1–18; Jakob 4:5
-
Rebekka bij de bron
Gen. 24
-
Jozef wijst Potifars vrouw af
Gen. 39; LV 42:22–24
-
Jakob zegent zijn zonen
Gen. 49
-
Mozes en de brandende braamstruik
Ex. 3:1–4:17; Handelingen 7:30–33
-
De tien geboden
Ex. 19–20
-
Mozes verleent Aäron het priesterschap
Ex. 28:1–29:9; 40:12–15; Heb. 5:4
-
Mozes en de koperen slang
Num. 21:4–9; Johannes 3:14; Alma 33:19–21
-
Ruth leest aren op het veld
Ruth 1–4
-
De jonge Samuël door de Heer geroepen
1 Sam. 3
-
David doodt Goliat
1 Sam. 17
-
Elia wedijvert met de priesters van Baäl
1 Kon. 18:17–39
-
Ester
Ester 3:8–15; 4; 7
-
Jesaja schrijft over de geboorte van Christus
Jes. 7:14; 9:6–7
-
Daniël weigert het voedsel en de wijn van de koning
Dan. 1; LV 89
-
Daniël legt de droom van Nebukadnessar uit
Dan. 2
-
Drie mannen in de brandende oven
Dan. 3; Alma 36:3
-
Daniël in de leeuwenkuil
Dan. 6
-
Jona
Jona 1–3