Mannen
Het priesterschap verlenen en tot een ambt ordenen


‘Het priesterschap verlenen en tot een ambt ordenen’, Priesterschapsverordeningen en -zegens (2018).

‘Het priesterschap verlenen en tot een ambt ordenen’, Priesterschapsverordeningen en -zegens.

Het priesterschap verlenen en tot een ambt ordenen

Afbeelding
man ontvangt priesterschap

Deze verordening kan alleen verricht worden door iemand die daartoe gemachtigd is door een priesterschapsleider die de juiste sleutels draagt of die onder de leiding van iemand met die sleutels werkzaam is.

Als de noodzakelijke gesprekken en goedkeuringen zijn afgerond, gebeurt het volgende:

  1. De ringpresident (of een ander op zijn aanwijzing) mag iemand ordenen tot het ambt van ouderling. Hij mag ook een andere Melchizedeks-priesterschapsdrager machtigen om dat te doen. Alleen Melchizedeks-priesterschapsdragers mogen in de kring staan.

  2. De ringpresident (of een ander op zijn aanwijzing) mag iemand ordenen tot het ambt van hogepriester. Hij mag ook een andere hogepriester machtigen om dat te doen. Alleen hogepriesters mogen in de kring staan.

  3. De bisschop (of een ander op zijn aanwijzing) mag iemand ordenen tot het ambt van diaken, leraar of priester. Alleen priesters en Melchizedeks-priesterschapsdragers mogen het woord voeren of in de kring staan.

Om aan een ordening deel te nemen moet men (1) priester of Melchizedeks-priesterschapsdrager zijn, en (2) hetzelfde of een hoger priesterschapsgezag bezitten dan door de ordening wordt verleend. Zo mag een ouderling bijvoorbeeld niet in de kring staan als er een hogepriester wordt geordend of wanneer een broeder wordt aangesteld voor een functie waarvoor hij hogepriester moet zijn.

Bij een ordening in het priesterschap leggen een of meer bevoegde priesterschapsdragers hun handen licht op het hoofd van de broeder. De priesterschapsdrager die de ordening verricht:

  1. Noemt de persoon bij zijn volledige naam.

  2. Verklaart dat de ordening verricht wordt met het gezag van het priesterschap (Aäronisch of Melchizedeks).

  3. Verleent het Aäronisch of Melchizedeks priesterschap, tenzij het al verleend is.

  4. Ordent de persoon tot een ambt in het Aäronisch of Melchizedeks priesterschap, en verleent alle rechten, machten en gezag van dat ambt. (Bij de verlening van het priesterschap of de ordening tot een van de priesterschapsambten worden er geen priesterschapssleutels verleend.)

  5. Spreekt een zegen uit naar de ingevingen van de Geest.

  6. Sluit in de naam van Jezus Christus.

Een ordening is een gelegenheid om een zegen uit te spreken. De persoon krijgt doorgaans uitgebreid raad en instructie bij de uitleg van zijn taken, niet tijdens de ordening.

Een ordening moet geen formele bijeenkomst worden. Het is niet nodig om bij een ordening een gebed uit te spreken of om getuigenissen of instructie te geven.

Afdrukken