Gebruik van het liedjesboek
Het doel van dit boek is, de kinderen in het evangelie van Jezus Christus te onderwijzen door middel van muziek.
Hoe u kinderen een liedje kunt leren
Kinderen leren een liedje door er vaak naar te luisteren. Als u de kinderen een liedje wilt leren, zing het hun dan eerst voor. Betrek de kinderen bij het liedje door ze er vragen over te stellen die ze aan het denken zetten.
-
Zorg dat u het liedje zelf goed kent.
Raak vertrouwd met de woorden en leer de melodie door het liedje op de piano te spelen of naar een opname ervan te luisteren, of zoek iemand die het u voor kan zingen of spelen. Stel vast welke boodschap de woorden moeten overbrengen. Vraag u af hoe u de verwijzingen naar de Schriften onder aan het liedje bij uw voorbereiding kunt gebruiken, of wanneer u de kinderen het liedje leert. Zoek sleutelwoorden, woorden die rijmen en woorden die de kinderen misschien niet begrijpen of waarvan ze misschien niet weten hoe ze ze uit moeten spreken. Let op patronen in de melodie of het ritme waardoor het liedje gemakkelijker te leren is. Oefen het liedje telkens weer, net zo vaak tot u het goed kent.
-
Maak een plan.
-
Bedenk iets waarmee u de aandacht van de kinderen kunt trekken – misschien een voorwerp, een plaatje, een tekst uit de Schrift, een ervaring of gewoon iets wat u fluistert.
-
Moedig de kinderen aan om naar het liedje te luisteren. Stel vragen waardoor de kinderen de evangelieboodschap beter zullen begrijpen. Formuleer de vragen zo, dat de kinderen achter het antwoord kunnen komen wanneer ze het liedje zingen.
-
Laat de kinderen de regels zingen die het antwoord op de vragen geven. Laat ze sneller of langzamer, harder of zachter zingen om de betekenis sterker uit te laten komen. Vraag de kinderen naar zichzelf te luisteren terwijl ze het liedje zonder begeleiding zingen. Let op dat de kinderen rechtop zitten en goed naar u kijken.
-
Geef uw persoonlijke getuigenis of lees getuigenissen voor die in de Schriften te vinden zijn.
-
Hoe u meer afwisseling in het zingen kunt brengen
-
Gebruik de woorden die ter afwisseling in het liedjesboek zijn gegeven, om de liedjes toepasselijker te maken voor bepaalde gelegenheden.
-
Leer de liedjes aan met de voorgestelde bewegingen, of laat de kinderen bewegingen bedenken waar dat is aangegeven.
-
Wijs groepjes aan om verschillende gedeelten of coupletten te zingen.
-
Gebruik liedjes met twee stemmen om samen te zingen.
-
Stel een medley samen, waarin u twee of meer liedjes die een soortgelijke boodschap hebben na elkaar laat zingen.
-
Laat een kind alleen zingen of vraag een groep kinderen het refrein samen te zingen.
-
Laat de kinderen enkele liedjes neuriën of zingen als voorspel voor de dienst.
Hoe u een liedje kunt dirigeren
Uw enthousiasme, voorbereiding en getuigenis zullen ertoe bijdragen dat de kinderen een sterker getuigenis van het evangelie ontwikkelen.
Wanneer de kinderen een liedje beginnen te leren, kunt u ze helpen bij het op- en neergaan van de melodie door middel van ‘toonhoogte-dirigeren’. U beweegt dan uw hand verder omhoog of omlaag naarmate de melodie verder stijgt of daalt. U kunt ook uw hand een beetje naar voren of naar achteren bewegen om de lengte van de noten te laten zien; zo geeft u tegelijk het ritme en de toonhoogte van de melodie aan.
Wanneer de kinderen het liedje hebben geleerd, zult u misschien liever de bij het dirigeren gebruikelijke slagpatronen gebruiken (zie volgende bladzijde), of een combinatie van toonhoogte-dirigeren en slagpatronen.
Liedjes spelen of begeleiden
De manier waarop een liedje wordt gespeeld, heeft invloed op de manier waarop de kinderen het zullen zingen. U moet hun stemmen ondersteunen, maar ze niet overstemmen. Veel van de liedjes in dit boek, zoals bijvoorbeeld gebedsliedjes, zijn geschikt om voor of na het jeugdwerkuur te spelen, en dragen ertoe bij dat er een gevoel van eerbied ontstaat. Als u liedjes die de kinderen nog moeten leren gebruikt om voor het jeugdwerkuur te spelen, zullen ze daardoor gemakkelijker met de melodie bekend raken.
Muziek kopiëren
Liedjes waar © (jaartal) IRI onder staat, liedjes zonder copyright-aanduiding, alle illustraties en algemeen materiaal in dit boek mag u kopiëren voor niet-commercieel gebruik in de kerk of thuis. Liedjes waaronder staat: ‘Dit liedje mag voor incidenteel, niet- commercieel gebruik in de kerk of thuis worden gekopieerd’, mag u kopiëren voor gebruik zoals aangegeven. Als er onder een liedje een copyright-vermelding staat, moet deze op iedere kopie die u maakt te zien zijn.
Liedjes waar ‘KOPIËREN VERBODEN’ onder staat, vallen onder copyright-bepalingen en mogen beslist niet worden gekopieerd.
Kenmerken van het liedjesboek
Tempo-aanduidingen
Linksboven ieder liedje wordt een richtlijnvoor het tempo gegeven. Bijvoorbeeld
Voorspelhaaken
Haken boven de melodie geven aan wat u als inleiding voor een liedje zou kunnen spelen, als het liedje geen uitgeschreven inleiding heeft.
Vingerzetting
De cijfers die de vingerzetting aangeven staan meestal meteen links van de noten, iets lager. De vingerzetting helpt u de juiste stand van de handen op de toetsen aan het begin te bepalen, laat zien wanneer u een hand moet verplaatsen en geeft aan hoe u moeilijke passages zou kunnen spelen.
Uitleg van symbolen en termen
-
Op de notenbalk met de bassleutel staat meestal de begeleiding voor de linkerhand, onder de centrale C.
-
Op de notenbalk met de vioolsleutel staan meestal de melodie en de begeleiding voor de rechterhand, boven de centrale C.
-
De maataanduiding staat aan het begin van elk liedje. Het bovenste cijfer geeft het aantal tellen in elke maat aan. Het onderste cijfer zegt wat voor noot één tel duurt.
-
Het herstellingsteken heft een kruis of mol op.
-
De drie noten van een triool worden op één tel gespeeld (zie ‘Schijn voort’, blz. 96).
- 8va
-
8va boven de notenbalk betekent dat u de noten een octaaf hoger moet spelen.
-
Een fermate geeft aan dat u een noot langer aan moet houden of even moet wachten. Meestal wordt de noot minstens de helft langer gemaakt.
-
Noten of akkoorden met een accent moeten extra nadruk hebben.
-
Een staccato-punt boven of onder de kop van een noot geeft aan dat depianist die noot duidelijk los van de volgende moet spelen.
-
Twee noten met een boogje ertussen moeten op één lettergreep worden gezongen.
-
De muziek tussen de herhalingstekens moet tweemaal worden gespeeld. Als er slechts één herhalingsteken staat, moet de muziek vanaf het begin worden herhaald.
-
Een overbindingsboog (tussen twee noten op dezelfde hoogte) wil zeggen dat u die noot maar éénmaal moet zingen of spelen, en hem zolang aanhouden als de twee overgebonden noten samen. Soms geldt een overbindingsboog wel voor het ene, maar niet voor het andere couplet van een liedje.
-
Een crescendo-teken geeft aan dat de muziek sterker wordt.
-
Een decrescendo-teken wil zeggen dat de muziek zachter wordt.
-
Sommige liedjes hebben meer dan één slot. Gebruik de eerste keer de maten voor het eerste slot. Herhaal de muziek zoals is aangegeven, sla dan het eerste slot over en gebruik het tweede slot zoals is aangegeven.
- fine
-
Deze aanduiding betekent ‘het einde’.
- D.C. al fine
-
Da capo al fine betekent dat u terug naar het begin moet gaan en vervolgens tot het woord fine moet spelen.
- D.S. al fine
-
Dal segno al fine betekent dat u naar het teken
terug moet gaan en dan spelen tot aan fine. - rit.
-
Ritardando betekent dat de muziek geleidelijk langzamer moet gaan (zie ‘Hij zond zijn Zoon’, blz. 20).
- a tempo
-
Deze woorden betekenen dat de muziek vanaf hier weer het oorspronkelijke tempo moet hebben.
- extra stem
-
Een extra stem kan naar keuze wel of niet worden gezongen, en heeft een eigen tekst. Het is ook mogelijk om deze extra stem op een instrument te spelen.
- obbligato
-
Een obbligato is een instrumentale partij die desgewenst naast de melodie kan worden gespeeld. Soms is deze partij ook geschikt om te zingen; gebruik dan dezelfde woorden als voor de melodie.
- ostinato
-
Een ostinato is een muzikaal patroon (vaak maar twee tonen) dat voortdurend wordt herhaald en dat met een liedje kan worden gecombineerd (zie ‘Als je moeder roept’, blz. 71).
- canon
-
Eén groep begint met het liedje, en overal waar de cijfers staan kan een andere groep beginnen. Zing canons zonder begeleiding – de samenklank van de stemmen dient als begeleiding.
- tweestemmig liedje
-
Een tweestemmig liedje heeft twee melodieën die tegelijk kunnen worden gezongen.
-
De fraseringsboog zegt u dat deze noten moeten worden gebonden, of dat ze vloeiend moeten worden gespeeld.
-
Een arpeggio (‘als een harp’) geeft aan dat de noten, vanaf de laagste tot de hoogste, snel na elkaar moeten worden gespeeld in plaats van allemaal precies tegelijk.
Vaste slagpatronen voor het dirigeren
Grepentabel
Wanneer er geen toetsinstrument is, kan een gitaar of een ander instrument worden gebruikt. Speel dan de akkoorden die boven de melodie zijn aangegeven.