Digitaal thema-artikel
Bidden om mijn familiegegevens te mogen vinden
De auteur woont in Virginia (VS).
Mijn engel van een vriendin Shirley hielp mij bij het vinden van de boeken van de familiegeschiedenis van mijn voorouders.
Vele jaren geleden voelde ik de behoefte om met mijn grootvader over onze familiegeschiedenis te praten. Toen ik opa bezocht, was hij zwak en broos. Mijn tante vroeg mij om hem niet lastig te vallen, dus vroeg ik hem niets over onze familiegeschiedenis. Een paar maanden later trouwde ik en emigreerden we van Taiwan naar de Verenigde Staten. Ik had er spijt van dat ik niet meer met opa kon spreken voordat hij stierf. Ik vroeg andere familieleden naar onze familiegeschiedenis, maar niemand kon mij helpen. Ik was bedroefd en teleurgesteld, omdat ik te lang had gewacht om met opa te spreken, en omdat ik de influisteringen van de Geest om met hem over zijn leven te spreken had genegeerd.
Toen ik op zekere dag mijn patriarchale zegen las, viel mijn oog op een passage die beschreef hoe ik een wonder teweeg zou brengen voor mijn overleden voorouders en voor anderen die nog leefden. Ik vroeg mij af hoe dat ooit werkelijkheid kon worden terwijl ik niet eens wist waar ik moest beginnen. Later las ik in Leer en Verbonden 82:8, 10:
‘Ik geef u een nieuw gebod, opdat u mijn wil aangaande u zult begrijpen. […]
‘Ik, de Heer, ben gebonden wanneer u doet wat Ik zeg; maar wanneer u niet doet wat Ik zeg, hebt u geen belofte.’
Ik voelde dat de Heer mij aanmoedigde, en ik bad dat ik een manier zou vinden om achter mijn genealogische gegevens te komen.
Een paar maanden later was ik in Shanghai (China), waar ik kennismaakte met Shirley Wu uit Taiwan. We werden al gauw dikke vriendinnen. Toen ze hoorde dat ik op zoek was naar mijn genealogie, moedigde ze mij aan om niet op te geven. Zij raadde mij aan om te beginnen in de plaatselijke gezinsarchieven in Taiwan, en daar oude adressen op te vragen. ‘Misschien vind je wel iets’, zei ze.
Ik vloog naar Taiwan in de hoop kadastrale gegevens over het huis van mijn overgrootvader te vinden, maar jammer genoeg was het afgebroken. Ik wist ook niet waar hij geboren was, of wie van mijn voorouders als eerste naar Taiwan was geëmigreerd. Ondanks deze tegenslag zei Shirley dat ik mij geen zorgen moest maken. ‘Heb gewoon geloof’, zei ze. ‘God zal ons helpen, en je voorouders aan de andere kant van de sluier zullen ook meehelpen.’ Een paar dagen later keerde ik terug naar Shanghai, hopend op en biddend om een wonder.
Op een zondagmiddag stuurde Shirley mij een foto van een paar genealogische documenten. Ze vroeg of de namen mij misschien bekend voorkwamen.
Ik was stomverbaasd. De namen van mijn voorouders stonden op de pagina! Toen ik vroeg hoe zij ze gevonden had, vertelde ze mij het volgende, wonderlijke verhaal:
Ik was al enkele weken aan je genealogie aan het denken, en ik kreeg het gevoel dat ik naar het adres van je overgrootvader moest gaan om de omgeving te bekijken.
Na twee uur met de hogesnelheidstrein nam ik de bus naar Chi Kan, een stad waar ik nog nooit was geweest. Ik viel in slaap en bij de laatste halte maakte de buschauffeur mij wakker. Ik stapte uit, keek om mij heen, en zag dat ik in een vissersdorp was beland. Ik vroeg een jonge winkelier aan de overkant van de straat om informatie. Hij belde een taxi en gaf de chauffeur aanwijzingen om me naar het huis van een oude man te brengen. Toen ik aankwam en de man vroeg waar ik de genealogische archieven van het dorp kon vinden, zei hij dat ik een paar straten verder moest lopen tot ik bij een tempel kwam dichtbij de kust.
Bij de tempel zag ik een groepje mannen thee drinken en praten. Zij zeiden dat zij net hun jaarlijkse vergadering van de Lui Shi familiegenealogie zouden beginnen ter voorbereiding op een grote conferentie in oktober. Ik legde uit dat ik gekomen was om familienamen te vinden voor mijn vriendin.
‘Normaal is er niemand in deze tempel’, zeiden ze. ‘De deur is altijd op slot en gaat alleen open voor een paar uur tijdens de jaarlijkse vergadering. U hebt veel geluk dat we hier nu zijn.’
Toen ik de mannen vertelde dat ik naar de naam Liu Bei zocht, vertelden ze mij dat zij al jaren met de genealogie van de familie Liu bezig waren, en dat die naam hun niet bekend voorkwam. Een van de mannen was zo vriendelijk mij in zijn genealogie te laten kijken. Zij gingen door met de vergadering terwijl ik de gegevens doorliep. Na ongeveer 10 à 15 minuten riep ik: ‘Ik heb het gevonden!’
Geschokt hielden zij op met praten en grepen ze het boek. Ik wees naar de naam en zij vertelden mij dat die uit de familielijn van meneer Liu Qui Shan kwam, die dezelfde dag hun vergadering zou bijwonen. Ik kocht een exemplaar van dit genealogische boek, waarvan de informatie maar liefst 26 generaties terugging en 2.460 jaar van voorouders van vele verschillende familietakken beschreef.
Meneer Liu Qiu Shan bracht mij later terug naar het station. Hij vertelde mij dat ik, als ik een uur eerder of de volgende dag was gekomen of de daaropvolgende, niets of niemand zou hebben aangetroffen. Hij zei: ‘Deze tempel zit altijd op slot. Het moet een zegen zijn van een voorouder. Het is werkelijk een wonder.’
Shirley is mijn engel. Zij is vervuld van de liefde van Christus en staat altijd paraat om Gods werk te doen. Zij is een groot voorbeeld van dienstbaarheid. Haar gewilligheid om anderen te dienen heeft honderden zielen enorme zegeningen en een wonder gebracht. Ik getuig dat er engelen onder ons zijn, maar wij moeten het verlangen hebben om ten dienste van de Heer te staan om hun hulp te verkrijgen. President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft gezegd: ‘Geloof in uzelf. Geloof in uw vermogen om grote en goede dingen tot stand te brengen. Geloof dat geen enkele berg voor u te hoog is om te beklimmen. Geloof dat geen enkele storm voor u te hevig is om te doorstaan.’1 Wanneer wij de leiding van de Heer zoeken, zullen wij zijn hand en engelen in ons leven zien verschijnen, en zullen we in staat zijn om te doen wat Hij van ons verlangt.