Voor moeders met jonge kinderen
Heb je kinderlijk geloof in Christus?
Ik ben op zoveel manieren door het geloof van mijn kinderen geïnspireerd.
Toen Jezus Christus Amerika bezocht, was een van de eerste dingen die Hij zijn discipelen vroeg, te ‘worden als een klein kind’ (3 Nephi 11:38).
Waarom? Kinderen weten niet alles. Mijn vierjarige stelt me zoveel vragen – wel zeker honderd per dag! Maar haar nieuwsgierigheid en dorst naar kennis zijn misschien wel de kinderlijke instincten die de Heiland wil dat we ons eigen maken.
Mijn kinderen hebben mij door hun vormende jaren heen drie duidelijke lessen over kinderlijk geloof geleerd:
-
Ze vertrouwen hun ouders volledig.
Als mijn dochters een probleem hebben, zich pijn hebben gedaan of bang zijn, roepen ze meteen mij of mijn man. Ze vragen zich niet af of ze wel hulp verdienen. Ze vragen zich niet af of ze wel gehoorzaam genoeg zijn geweest. Ze weten gewoon dat we van ze houden en klaar staan om te helpen.
Op dezelfde wijze kunnen we onze hemelse Vader vertrouwen.
Ik hou van mijn dochters. Maar mijn liefde voor hen is niet te vergelijken met de liefde die onze hemelse Vader voor ons heeft. Zodra we onze Vader in de hemel aanroepen, staat Hij voor ons klaar (zie Jozua 1:9). We kunnen onmiddellijk zijn vrede en rust voelen, en met geduld en geloof kunnen we antwoord op onze vragen krijgen.
Een paar jaar geleden kreeg ik bijvoorbeeld een geweldige baan aangeboden. Maar ik vermoedde dat ik op zondag zou moeten werken. Dat maakte de keuze er niet makkelijker op. Ik besloot te bidden en vasten. Ik kreeg een vredig gevoel en de ingeving om de bedrijfsleider te vragen of ik niet op zondagen hoefde te werken. Zonder mijn kinderlijke vertrouwen in mijn hemelse Vader had ik nooit de moed gehad om deze voorwaarde te stellen, maar de bedrijfsleider stemde ermee in. Dus begon ik aan een nieuw en spannend avontuur.
-
Ze twijfelen niet aan wat ze leren.
Toen mijn dochter nog klein was, vroeg ze me waarom haar magneetjes wel aan de koelkast bleven hangen, maar niet aan de muur. Ik legde uit hoe magneten werken, en ze geloofde deze nieuwe kennis onmiddellijk. Ze begon de magneet op verschillende oppervlakken uit te proberen.
Net zoals mijn dochter mijn antwoorden vertrouwt, verwacht onze hemelse Vader dat wij zijn antwoorden vertrouwen.
Mijn nieuwe baan zorgde echter voor de nodige problemen. Mijn werktijden zorgden thuis voor de nodige frustraties. Tot overmaat van ramp was de bedrijfsleider niet zo blij meer met mij. Ik begon te twijfelen aan het antwoord dat ik over deze baan had gekregen.
Onze hemelse Vader is ‘een God van waarheid’ en Hij kan ‘niet liegen’ (Ether 3:12). Ik veronderstelde dat ik zijn leiding niet goed had begrepen. Daardoor begon ik me af te vragen hoeveel andere ingevingen ik verkeerd had begrepen. Toen herinnerde ik me de woorden van Alma de jonge: ‘Om mijn woorden te beproeven, en een sprankje geloof [te] oefenen – ja, al kunt u niet meer doen dan verlangen te geloven – laat dat verlangen dan in u werken’ (Alma 32:27).
Ik had het verlangen om in mijn hemelse Vader te blijven geloven, dus koos ik ervoor om mijn geloof te oefenen en zijn ingeving over deze baan te beproeven. Ik hield vol.
-
Ze hebben onwankelbaar geloof.
Ik was erg ziek toen ik zwanger was van mijn jongste kind. Maar op een middag wilde mijn dochter een wandeling maken. Mijn man zei tegen haar dat ik te ziek was om te wandelen. Mijn dochter bad en vroeg onze hemelse Vader of Hij me beter wilde maken, waarna ze zich klaarmaakte om te gaan. Enkele minuten later zag mijn man tot zijn verbazing dat ik wakker was. Hij vertelde me over het gebed van onze dochter, en haar oprechte geloof inspireerde me om het te proberen. Op de een of andere manier lukte het me om de top van een heuvel te bereiken.
Het geloof om mijn arbeidscontract uit te dienen, vergde ook geloof, zoals dat van mijn dochter. Ik kon niet in de toekomst kijken. Maar ik liet me niet van de wijs brengen, vol vertrouwen dat onze hemelse Vader me niet voor niets naar deze baan had geleid. En die reden werd uiteindelijk geopenbaard.
Op een rustige werkdag vertelde een collega me dat ze, toen ze hoorde dat ik lid van de kerk was, ervan uit was gegaan dat ik precies zo zou zijn als sommige twistzieke godsdienstige mensen uit haar verleden. Ze zei dat ze onder de indruk was van mijn respect en hartelijkheid jegens haar en andere collega’s. De volgende uren spraken we over geloof en Jezus Christus.
Ze zei dat ze in Hem wilde geloven, en het sprankje geloof begon in mijn boezem te zwellen toen ik haar over het evangelie vertelde.
Ik besefte dat zij een van de redenen was waarom onze hemelse Vader me naar deze baan had geleid. Het was een wonder.
President Russell M. Nelson heeft gezegd: ‘Wonderen komen naar uw geloof in de Heer. Dat geloof moet berusten op een vertrouwen in zijn wil en timing – hoe en wanneer Hij u met de gewenste wonderbaarlijke hulp zal zegenen. Alleen uw ongeloof zal God ervan weerhouden u te zegenen met de wonderen die nodig zijn om de bergen in uw leven te verzetten.’1 Toen ik kinderlijk geloof in zijn ingeving oefende om deze baan aan te nemen en mijn contract uit te dienen, toonde mijn hemelse Vader mij dat Hij bij machte is wonderen te verrichten.
Kinderlijk geloof houdt ons op het pad
In het leven is het soms moeilijk om aan eenvoudig, maar krachtig, kinderlijk geloof vast te houden. Onze Heiland weet dat. Daarom nodigt Hij ons uit om het standvastige voorbeeld van kinderen te overwegen. Als we ons hart openstellen en net als kleine kinderen op onze hemelse Vader en zijn profeten te vertrouwen, zullen we een ongelooflijke geestelijke groei doormaken en zijn liefde en het plan dat Hij voor ieder van ons heeft, beter begrijpen.