Het licht proeven
Een avond met ouderling Lynn G. Robbins
CES-haardvuuravond voor jongvolwassenen • 3 mei 2015 • Salt Laketabernakel
Broeders en zusters, welkom op deze wereldwijde haardvuuravond voor jongvolwassenen. In het bijzonder heet ik welkom wie dit jaar het seminarie afronden — een prijzenswaardige prestatie en het bewijs van jullie geloof en liefde voor de Heer. Ik nodig jullie uit het voorbeeld te volgen van vele anderen hier vanavond en je zoektocht naar geestelijke kennis voor te zetten in het instituut voor godsdienstonderwijs of aan een universiteit van de kerk. Ik beloof je dat je belangrijke leiding zult blijven ontvangen voor alle andere belangrijke beslissingen in je leven. Ook zul je mensen ontmoeten die veel voor je gaan betekenen.
Jullie zullen me vanavond horen getuigen van de Heer Jezus Christus en zijn evangelie. Je zult me de woorden ‘ik weet’ horen gebruiken. Ik wil uiteenzetten hoe ik te weten ben gekomen dat Hij de letterlijke Zoon van God is, de Verlosser en Heiland van de wereld, en dat zijn evangelie waar is.
Ik wil jullie ook laten ontdekken dat je eigen getuigenis van de Heer Jezus Christus en zijn evangelie veel sterker is dan je wellicht denkt.
Waar is mijn getuigenis in het geloofspectrum?
Ik wil jullie om te beginnen graag een mentale zelfbeoordeling laten doen. Kijk naar de lijn in deze illustratie en geef je getuigenis een cijfer in dit geloofspectrum:
Onderaan is de atheïst. De atheïst krijgt als cijfer een nul. Bovenaan de schaal is een tien, ofwel een volmaakte kennis van Jezus Christus en zijn evangelie. Waar plaats je jezelf in dit spectrum? Ik vermoed dat velen van jullie jezelf een lager cijfer geven dan je verdient.
Onthoud het cijfer dat je jezelf hebt gegeven en let op of het gedurende deze presentatie hoger wordt. We gaan diverse geloofsversterkende aspecten van een getuigenis onder de loep nemen en hoe die bijdragen aan onze vooruitgang in het geloofspectrum, waardoor we meer gemoedsrust en geluk ondervinden.
Alma nodigt ieder uit om de eerste stap vooruit te zetten in het geloofspectrum door ‘mijn woorden te beproeven, en een sprankje geloof [te] oefenen — ja, al kunt gij niet meer doen dan verlangen te geloven’ (Alma 32:27; cursivering toegevoegd).
Verlangen
Het volgende inzicht illustreert de wijsheid van het verlangen om te geloven.
In 1623 werd de geniale Franse wiskundige en uitvinder Blaise Pascal geboren. Hij was onder meer grondlegger van de kansrekening als wiskundige onderbouwing van de rationele-keuzetheorie — een logische benadering om optimale beslissingen te nemen. Met de besluitvormingstheorie zag Pascal haarscherp in dat mensen in het spel van het leven niet om de grootste gok van het leven heen konden: of God wel of niet bestaat. Deze zogeheten Gok van Pascal, met als inzet iemands eigen leven — of beter gezegd iemands eeuwige leven — zoals in deze illustratie te zien is:
In de kolomkoppen staan twee mogelijkheden: God bestaat of Hij bestaat niet. In de rijen staan ook twee mogelijkheden: ik kan kiezen om te geloven of niet te geloven.
De mogelijke resulterende combinaties zijn als volgt:
-
Als God bestaat en ik geloof en daarnaar handel, kan ik het eeuwige leven beërven.
-
Als ik geloof en God niet bestaat, heb ik niets verloren.
-
Als ik niet geloof en God niet eer of gehoorzaam en Hij wel bestaat, verspeel ik het eeuwige leven.
-
Als ik niet geloof en God niet bestaat, levert mij dat niets op.
-
De Gok van Pascal stelt dat geloven in het bestaan van God de optimale beslissing is en dat alleen een dwaas gokt dat God niet bestaat, omdat hij alles te verliezen heeft en er geen enkele baat bij heeft.
De verloren zoon zou zeggen dat hij de kans op ‘eet, drinkt en weest vrolijk’ verliest (2 Nephi 28:7) — een schrale troostprijs als je beseft wat er op het spel staat. Hij heeft misschien ‘enige tijd vreugde in [zijn] werken, maar weldra komt het eind’ (3 Nephi 27:11). Zijn dromen van plezier en genot worden een heuse nachtmerrie als hij onvermijdelijk wakker wordt met de geestelijke kater die hij in dit leven ervaart en hij er zelf achterkomt dat ‘goddeloosheid […] nooit geluk [heeft] betekend’ (Alma 41:10), en later, op de dag des oordeels, ‘voor het aangezicht van God zal erkennen dat zijn oordelen rechtvaardig zijn’ (Mosiah 16:1). Na verloop van tijd komt hij erachter dat hij is beetgenomen door de meester van illusie met zijn zoetgevooisde voorstelling van ellende in de gedaante van genot. Dus, ‘laat je hart niet jaloers zijn op de zondaars’ (Spreuken 23:17).
Gelukkig kreeg de verloren zoon een tweede kans — wat een van de grote lessen is die de Heiland ons uit deze gelijkenis mee wil geven (zie Lukas 15:11–32).
Zaai het zaadje — begin met leren
Alma beschrijft hoe iemand die dat verlangt beslag op geloof kan leggen:
‘Laat dat verlangen dan in u werken totdat gij zó gelooft dat gij plaats kunt inruimen voor een deel van mijn woorden.
‘Nu zullen wij het woord vergelijken met een zaadje. Welnu, indien gij plaats inruimt, [laat het] zaadje in uw hart […] worden gezaaid’ (Alma 32:27–28; curisvering toegevoegd).
Het zaadje zaaien betekent dat je nu handelt naar het verlangen met een geïnspireerde nieuwsgierigheid naar het experiment. Je hebt het leerproces in gang gezet.
Volgens de Schriften vindt dit leerproces op twee manieren plaats: ‘En omdat niet allen geloof hebben, moet gij ijverig woorden van wijsheid zoeken en ze elkaar leren; ja, put woorden van wijsheid uit de beste boeken; zoekt kennis, ja, door studie en ook door geloof’ (LV 88:118; cursivering toegevoegd).
In de Schriften worden ook twee leerkanalen genoemd waardoor de Geest ons onderricht:
‘Ja, zie, Ik zal in uw gedachten en in uw hart tot u spreken door de Heilige Geest, die op u zal komen en die in uw hart zal wonen.
‘Welnu, zie, dat is de geest van openbaring’ (LV 8:2–3; cursivering toegevoegd).
Leermethoden en leerkanalen met elkaar verbinden
Voordat we naar het geloofspectrum terugkeren, wil ik het onderlinge verband tussen de twee leermethoden en de twee leerkanalen illustreren. Die kruisverbanden geven je nuttige inzichten in hoe we in het geloofspectrum vooruit blijven gaan.
Toen Joseph Smith door studie over het gebed leerde, las hij in de Bijbel: ‘Als iemand van u in wijsheid tekortschiet, laat hij die dan vragen aan God, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt, en ze zal hem gegeven worden’ (Jakobus 1:5).
Joseph leerde over het gebed door geloof toen hij naar zijn overtuiging handelde en naar het heilige bos ging om te bidden.
Bovenaan de illustratie staan de twee leerkanalen — verstand en hart.
Leren door studie koppelen aan het verstand
Als we kennis zoeken door studie, spreekt de Heer in de vorm van geïnspireerde gedachten tot ons verstand. Woorden die verband houden met ‘Studie’ en ‘Verstand’ zijn onder meer de volgende woorden, die aangeven hoe we het zaad kunnen opkweken:
Zaaien
-
Gedachten
-
Interesse
-
Nieuwsgierigheid
-
Onderzoek
-
Studie
-
Zoeken
-
Overwegen
-
Vragen
-
Overpeinzen
Geïnspireerde vragen zetten je aan tot overpeinzen, en overpeinzen onder invloed van de Geest brengt je tot het volgende niveau van leren, waarin studie het hart raakt.
Leren door studie koppelen aan het hart
Het zaadje begint te ontspruiten, en je begint door de Geest geïnspireerde gevoelens te krijgen. Het is het hart, ofwel geïnspireerde gevoelens, dat een gedachte in een overtuiging verandert.
Ontspruiten
-
Gevoelens
-
Geloofsovertuigingen
-
Begrip
-
Heerlijk
-
Hart diep geraakt
-
Toename in geloof en hoop
-
Geïnspireerd om te handelen
Alma zegt het als volgt: ‘Indien het een deugdelijk zaadje is, of een goed zaadje, zie, dan zal het — indien gij het niet uitwerpt door uw ongeloof, zodat gij u tegen de Geest des Heren verzet — in uw boezem gaan zwellen; en wanneer gij die zwelling bemerkt, zult gij bij uzelf beginnen te zeggen: het moet wel een goed zaadje zijn, ofwel een goed woord, want het begint mijn ziel te verruimen; ja, het begint mijn verstand te verlichten, ja, het begint heerlijk voor mij te zijn’ (Alma 32:28; cursivering toegevoegd).
Hoewel we het woord begrijpen doorgaans met het verstand associëren, koppelen meerdere Schriftteksten begrip ook aan het hart, bijvoorbeeld: ‘En hun hart was open en in hun hart begrepen zij de woorden die Hij bad’ (3 Nephi 19:33). Aangaande Jakobus 1:5 merkte de jonge Joseph op: ‘Nooit heeft enige passage uit de Schrift een mensenhart sterker getroffen dan deze op dat moment het mijne’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:12).
Met dergelijke gevoelens, zegt Alma, ‘nu zie, zou dat uw geloof niet vergroten? Ik zeg u, ja; het is echter niet tot volmaakte kennis uitgegroeid’ (Alma 32:29; cursivering toegevoegd).
Het is nog geen volmaakte kennis. Maar als ons hart is geraakt, zet dat ons er wel toe om nog een stap in het geloofspectrum te zetten. Joseph werd geïnspireerd om tehandelen en op de Schriftuurlijke uitnodiging om te bidden in te gaan. Hij zou ‘geen getuigenis [ontvangen] dan na de beproeving van [zijn] geloof’ (Ether 12:6).
Leren door geloof koppelen aan het verstand
Leren door geloof vereist handelen naar gevoelens en overtuigingen.1 De Heiland deed die uitnodiging om door geloof kennis op te doen toen Hij zei: ‘Als iemand de wil heeft om Zijn wil te doen, zal hij van dit onderricht weten of het uit God is, of dat Ik vanuit Mijzelf spreek’ (Johannes 7:17; cursivering toegevoegd). In dit vers leert de Heiland ons dat doen het handelen in geloof is waardoor een overtuiging in kennis verandert. Mensen die er niet van willen weten, spoort Hij aan: ‘Maar als […] u Mij niet gelooft, geloof dan de werken, opdat u erkent en gelooft dat de Vader in Mij is en Ik in Hem’ (Johannes 10:38; cursivering toegevoegd).
Over erkennen en weten zegt Alma:
‘En nu, zie, omdat gij de proef hebt genomen en het zaadje hebt gezaaid, en het is gaan zwellen en ontspruiten en is begonnen te groeien, moet gij wel weten dat het zaadje goed is.
‘En nu, zie, is uw kennis volmaakt? Ja, daarin is uw kennis volmaakt en sluimert uw geloof; en wel omdat gij wéét […] dat uw verstand verlicht en uw denken verruimd begint te worden’ (Alma 32:33–34; cursivering toegevoegd).
Handelen naar je geloof heeft je kennis gegeven.
Woorden die verband houden met leren door geloof en het verstand zijn onder meer de volgende:
Groeien
-
Doen
-
Kennis (daarin volmaakt)
-
Bidden
-
Bekeren
-
Gedragsverandering
-
Gehoorzamen
-
Ervaringen
-
Proeven
Alma gebruikt het werkwoord proeven op een wel zeer eigenaardige manier in de combinatie licht proeven. Luister:
‘O, is dat dan geen werkelijkheid? Ik zeg u, ja; want het is licht; en alles wat licht is, is goed, omdat het waarneembaar is; daarom moet gij wel weten dat het goed is; en nu, zie, wanneer gij dat licht hebt geproefd, is uw kennis dan volmaakt?
‘Zie, ik zeg u, neen; ook moet gij uw geloof niet terzijde leggen, want gij hebt slechts uw geloof geoefend om het zaadje te zaaien, zodat gij de proef kondt nemen om te weten of het zaadje goed was’ (Alma 32:35–36; cursivering toegevoegd).
Doordat je het licht geproefd hebt, is je kennis daarin volmaakt dat je weet dat het zaadje goed is. Het licht nodigt je uit om tot Jezus Christus te komen, ‘en de macht Gods [werkt] wonderen [in je] en [bekeert je] tot de Heer’ (Alma 23:6).
Leren door geloof aan het hart koppelen
Alma vervolgt: ‘En zie, wanneer de boom begint te groeien, zult gij zeggen: laten wij die met grote zorgvuldigheid verzorgen, […] met grote ijver en met geduld, en uitzie[n] naar de vrucht ervan. […]
‘[…] Zie, [dan] zult gij er weldra de vrucht van plukken [of proeven], die uiterst kostbaar is (Alma 32:37, 4142; cursivering toegevoegd).
Verzorgen en proeven
-
Bekering
-
Worden
-
Grote verandering van hart
-
Doop
-
Heilige Geest
-
Zegeningen
-
Vreugde en geluk
-
Verlangen uit te dragen
-
Zoals Jezus Christus worden
Proeven van de vrucht brengt ons tot het punt waarop leren door geloof en het hart elkaar kruisen. Hier komen we er zelf achter dat de vrucht inderdaad zoet en kostbaar is. Als we Jezus Christus volgen en zijn wil doen, proeven we in meerdere opzichten van zijn verzoening en het evangelie. Eerder in het proces werd ons hart diep geraakt. Nu vindt er ‘een machtige verandering [van] hart’ plaats zoals Alma het beschrijft (Alma 5:12), en de Geest verandert onze ervaring en kennis in bekering.
Wanneer we ‘tot de Heer bekeerd’ zijn (Alma 23:8), volgen we de Heiland door ons te laten dopen en de gave van de Heilige Geest te ontvangen. Als we de vruchten van het evangelie proeven, genieten we zegeningen en zoveel vreugde en geluk dat we die met anderen willen delen, net als Lehi dat deed: ‘En toen ik van de vrucht daarvan nam, vervulde zij mijn ziel met een buitengewoon grote vreugde; daarom begon ik ernaar te verlangen dat mijn gezin er ook van zou nemen; want ik wist dat ze boven alle andere vruchten begerenswaardig was’ (1 Nephi 8:12).
‘Tot de Heer bekeerd’ zijn is in letterlijke zin de machtige verandering en transformatie als we op Jezus Christus gaan lijken door ons ‘aan de ingevingen van de Heilige Geest [over te geven] en de natuurlijke mens [af te leggen] en een heilige [te worden] door de verzoening van Christus, de Heer’ (Mosiah 3:19). In de bredere zin van het woord is onze bekering pas volledig wanneer wij geestelijk gegroeid zijn ‘tot de maat van de grootte van de volheid van Christus’ (Efeze 4:13). Dat is een levenslange zoektocht met geloof in Hem en met zijn genade of goddelijke hulp (zie 2 Nephi 25:23).
Deze levenslange bekering vereist uiteraard voortdurende aandacht van onze zijde om niet te verdorren. Alma zei daar het volgende over: ‘Maar indien gij de boom verwaarloost en geen aandacht besteedt aan zijn verzorging, zie, dan zal hij geen wortel schieten; en wanneer de zonnehitte komt en hem verschroeit, zal hij verdorren’ (Alma 32:38).
‘Daarom moet gij standvastig in Christus voorwaarts streven, met volmaakt stralende hoop, en liefde voor God en voor alle mensen. Welnu, indien gij voorwaarts streeft, u vergastend aan het woord van Christus, en tot het einde volhardt, zie, zo zegt de Vader: Gij zult het eeuwige leven hebben’ (2 Nephi 31:20; cursivering toegevoegd).
Die machtige verandering en bekering betekenen niet dat we geen vragen meer zullen hebben. Na het licht geproefd te hebben, zouden onze vragen echter het verlangen naar meer kennis moeten aanwakkeren en geen twijfel moeten zaaien die ons groeiende geloof verstikt. ‘En wie in mijn naam gelooft, in geen enkel opzicht twijfelende, aan hem zal Ik al mijn woorden bevestigen’ (Mormon 9:25).
Vragen zijn goed. Ze zetten ons tot overpeinzen, zoeken en bidden aan. Joseph Smith is zijn hele leven vragen blijven stellen. Vrijwel elke afdeling in de Leer en Verbonden werd bij monde van hem geopenbaard na een vraag die hij de Heer in gebed had voorgelegd, regel op regel en voorschrift op voorschrift. Zo leerde de Heiland ook: ‘En Hij ontving aanvankelijk niet van de volheid, maar vorderde van genade tot genade, totdat Hij een volheid ontving’ (LV 93:13).
Een volmaakte kennis
Terug naar ons geloofspectrum: bovenaan hebben we een ‘volmaakte kennis van Jezus Christus en zijn evangelie’.
Laten we de woorden ‘volmaakte kennis’ nader bekijken. Met betrekking tot ‘licht proeven’ zei Alma: ‘Daarin is uw kennis volmaakt’ (Alma 32:34). Let in het volgende vers op hoe de profeet Mormon dezelfde woorden, ‘volmaakte kennis’, gebruikt terwijl hij van hetzelfde licht getuigt:
‘Want zie, mijn broeders, het is u gegeven te oordelen, zodat gij goed van kwaad kunt onderscheiden; en opdat gij het met volmaakte kennis zult weten, is de wijze van oordelen even duidelijk als het verschil tussen het daglicht en de donkere nacht.
‘Want zie, de Geest van Christus wordt aan ieder mens gegeven, opdat hij goed van kwaad zal kunnen onderscheiden; welnu, ik toon u de wijze van oordelen; want alles wat uitnodigt om goed te doen en overreedt om in Christus te geloven, wordt door de macht en gave van Christus uitgezonden; daarom kunt gij met volmaakte kennis weten dat het van God is. […]
‘En nu, mijn broeders, aangezien gij het licht kent waarmee gij kunt oordelen, welk licht het licht van Christus is, ziet toe dat gij niet verkeerd oordeelt’ (Moroni 7:15–16, 18; cursivering toegevoegd).
Beide profeten getuigen dat het licht van Christus ons een volmaakte kennis van de waarheid geeft. Zelfs de mensen van de wereld merken dat ze een innerlijk besef van goed en kwaad hebben. Zij erkennen het licht van Christus in het gebruik van het woord geweten, ofwel met een moeilijk woord consciëntie, dat is afgeleid van het Latijnse woord conscientia, wat ‘kennis in jezelf’ betekent.2
Met dat licht als ons waarheidszegel gaan we regel op regel en voorschrift op voorschrift (zie 2 Nephi 28:30; LV 98:12; 128:21) vooruit in het geloofspectrum, ‘en door de macht van de Heilige Geest kunt gij de waarheid van alle dingen kennen’ (Moroni 10:5; cursivering toegevoegd).
We gaan Alma’s experiment straks zelf uitvoeren, zodat jullie het licht weer kunnen proeven en nagaan hoe dat jou volmaakte kennis geeft.
Tegenstelling brengt de waarheid aan het licht
Voordat we het experiment uitvoeren, is het van belang op een ander element in het proces te wijzen. In 2 Nephi 2 staat dat er ‘een tegenstelling in alle dingen [moet] zijn’ (2 Nephi 2:11). Mensen ‘smaken het bittere, opdat zij het goede weten te waarderen’ (Mozes 6:55). Gezondheid is bijvoorbeeld voornamelijk de studie van haar tegenstelling, kwalen en ziekten; vrijheid, de studie van onderdrukking en slavernij; geluk, de studie van ellende; enzovoort. En net als bij de piepkleine vuurvliegjes gaan we aan het licht voorbij zonder donkere achtergrond.
Tegenstellingen zijn onontbeerlijk voor ons leerproces en geluk. Zonder tegenstellingen blijft de waarheid verborgen terwijl die pal voor je neus is, zoals zuurstof in de lucht vanzelfsprekend is tot je er naar snakt. Omdat het licht van Christus altijd aanwezig is, merken veel mensen de Geest in hun leven niet op, net zoals de Lamanieten in 3 Nephi 9:20 die ‘werden gedoopt met vuur en met de Heilige Geest; en zij wisten het niet’.
Tegenstellingen openbaren of onthullen niet alleen de waarheid maar ook de inherente kracht, vreugde en heerlijkheid ervan. De verloren zoon moest bijvoorbeeld het bittere leven proeven voordat hij inzag wat een heerlijk leven hij thuis had achtergelaten en in zijn jeugd als vanzelfsprekend had beschouwd.
Alleen door pijn en ziekte gaan we onze gezondheid waarderen. Als slachtoffer van oneerlijkheid koesteren we integriteit. Door het ondergaan van onrecht en wreedheid stellen we liefde en vriendelijkheid op prijs — allemaal met een ‘volmaakte kennis’, omdat we de vrucht van elk hebben geproefd met het licht dat in ons is. De volmaakte kennis komt vrucht na vrucht, door de tegenstelling in alle dingen. Gehoorzaamheid aan Gods geboden belooft ons ultiem geluk, groei en vooruitgang door tegenstellingen, niet eromheen. ‘Een kalme zee maakt geen kundige zeelieden.’3
Sta eens stil bij de volgende leerzame uitspraak van de profeet Joseph Smith: ‘De waarheid wordt duidelijk door het bewijs van tegenstellingen.’4
En deze is van Brigham Young: ‘Alle feiten worden bewezen en komen aan het licht door hun tegenstelling.’5
Het geloofsexperiment
Ik vraag jullie nu mee te doen met het experiment door enkele geboden of christelijke deugden te overwegen, met hun tegenstelling. Het licht van Christus in je zou in je verstand en je hart moeten bevestigen dat elke christelijke deugd zoet is en de tegenstelling bitter:
-
Liefde versus haat, vijandigheid, tegenstand
-
Eerlijkheid versus leugens, bedrog, diefstal
-
Vergevensgezindheid versus wraak, wrok, bitterheid
-
Vriendelijkheid versus gemeen, boos, onvriendelijk
-
Geduld versus onbeheerst, driftig, intolerant
-
Nederigheid versus hoogmoed, hardleers, arrogant
-
Vredestichter versus kritisch, onenigheid brengend, opstoken
-
IJver versus lusteloosheid, opgeven, koppig
Dit zijn maar een handjevol christelijke deugden, maar voldoende om de effectiviteit van de proef met het zaadje duidelijk te maken.
Bij het overdenken van deze lijst besef je dat elke deugd krachtig, waar en zoet is, stuk voor stuk, door duizenden validerende ervaringen. Goede vruchten dragen hun eigen inherente bewijs en validatie in zich — hun smaak. Ervan nemen is het bewijs, vrucht na vrucht en regel op regel, elk met een ‘volmaakte kennis’. Wellicht doelde de apostel Paulus daarop toe hij zei: ‘Beproef alle dingen; behoud het goede’ (1 Thessalonicenzen 5:21; cursivering toegevoegd). Als je deze en andere deugden in je leven hebt geïntegreerd, ben je veel verder in het geloofspectrum dan je waarschijnlijk dacht.
Dat is echter nog maar wat ik een terrestriaal getuigenis, met de heerlijkheid als van de maan, zou noemen. Goede, godvrezende mensen uit alle godsdiensten heeft datzelfde getuigenis, omdat hij of zij het licht van Christus, waarover Mormon sprak, ook heeft en een deel van zijn evangelie heeft aangenomen.
Het geloofsexperiment — volgend niveau
Een celestiaal getuigenis, met de heerlijkheid als van de zon, komt als we ‘de volheid van de Vader’ zoeken (zie LV 76:75–78; 93:19). Wanneer iemand zich laat dopen en de gave van de Heilige Geest waardig is, ontvangt hij of zij het licht van Christus in toenemende mate, zoals dit vers in het Boek van Mormon duidelijk maakt: ‘Als dat het verlangen van uw hart is, wat hebt gij er dan op tegen in de naam des Heren te worden gedoopt, […] zodat Hij zijn Geest overvloediger over u zal kunnen uitstorten’ (Mosiah 18:10, cursivering toegevoegd).
President Dieter F. Uchtdorf heeft ons dit geleerd: ‘Hoe meer we ons hart en verstand op God richten, hoe meer hemels licht op onze ziel neerdaalt.’6
‘En wie licht ontvangt en in God blijft, ontvangt meer licht; en dat licht wordt steeds helderder tot de volle dag toe’ (LV 50:24).
Ik hoef jullie niet te vertellen dat meer licht het zicht verbetert — dat weten jullie. De profeet Joseph Smith heeft gezegd dat ‘hoe dichter een mens de volmaaktheid nadert, hoe helderder zijn visie en groter zijn vreugde wordt’.7
Laten we met dat toegenomen licht waarmee we beter kunnen zien het experiment naar het celestiale niveau tillen. Daarbij zetten we enkele unieke leerstellingen van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen af tegen andere die elders met minder licht te vinden zijn, maar die in het algemeen zuivere bedoelingen in zich dragen:
-
God is onze Vader en wij zijn naar zijn beeld geschapen versus Hij is niet letterlijk onze Vader, Hij is onbegrijpelijk, onkenbaar
-
Zijn organisatie met profeten en apostelen versus verzaking van zijn gevestigde patroon
-
De Heer is een God van orde en bestuurt zijn werk door hen die priesterschapssleutels dragen versus verwarring, uiteenlopende stemmen, ‘valse geesten’ (LV 50:2)
-
Priesterschapsgezag en geroepen door God versus een theologiediploma; verkozen, ingehuurd of zelfbenoemd.
-
Verordeningen en verbonden versus gewoon een goed leven leiden.
-
Kinderen onschuldig versus babydoop
-
Het Boek van Mormon, een tweede getuige versus de Bijbel als enige getuige
-
Tempelwerk voor de doden versus een kaars aansteken en bidden voor de doden.
-
Eeuwig huwelijk versus tot de dood ons scheidt.
Het is verhelderend om een waarheid met haar tegenstelling te vergelijken. Dat onthult iets wat voor de hand ligt, wat verborgen is terwijl het pal voor je neus is. We zien in dat we veel meer weten dan we dachten. Dat zou ons moeten inspireren om ‘zorgvuldig onderzoek te doen in het licht van Christus […] en […] al het goede’ aan te grijpen (Moroni 7:19).
‘Zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en toch zullen geloven’ (Johannes 20:29)
Laten we nu eens kijken naar een ander interessant aspect van geloof en getuigenis.
In de Gids bij de Schriften staat dat ‘wil oprecht geloof iemand tot eeuwig heil brengen, dan moet het Jezus Christus tot kern hebben. […]
Geloven is onder meer hopen op dingen die niet worden gezien, maar die waar zijn [zie Hebreeën 11:1].8
Is het niet interessant dat oprecht geloof in Jezus Christus ‘geloven zonder te zien’ is terwijl de wereld het tegenovergestelde aanhangt: ‘eerst zien, dan geloven.’
De natuurlijke mens ontdekt de wereld met de vijf zintuigen en eist tekenen als bewijs. Toch staan de Schriften vol voorbeelden van mensen die manifestaties van Gods aanwezigheid en macht via de vijf zintuigen ontvingen zonder tot blijvende bekering te komen:
-
Laman en Lemuël zagen een engel (zie 1 Nephi 3:29). Zij hoorden de stem van de Heer en die ‘kastijdde hen zeer’ (1 Nephi 16:39). Zij voelden Gods macht toen Nephi zijn hand uitstrekte en ‘de Heer deed hen schudden’ (1 Nephi 17:54). Zij proefden en roken: ‘Ik zal zorgen dat uw voedsel smakelijk wordt, zodat gij het niet behoeft te koken’ (1 Nephi 17:12). Ondanks de verschillende manifestaties via alle vijf de zintuigen kwamen Laman en Lemuël in opstand. Was zien voor hen geloven?
-
Toen Mozes de kinderen van Israël uit Egypte leidde, waren ze getuige van plagen, vuurkolommen, het scheiden van de Rode Zee en proefden ze manna — ervaringen met alle vijf zintuigen. ‘En hoewel zij werden geleid, waarbij de Heer, hun God, hun Verlosser, voor hen uit ging, hen overdag leidde en hun ’s nachts licht gaf en alles voor hen deed wat voor de mens nuttig was om te ontvangen, verstokten zij hun hart en verblindden zij hun verstand en beschimpten zij Mozes en de ware en levende God’ (1 Nephi 17:30). Zien was voor hen zeker niet geloven!
-
Er staan nog veel meer van dergelijke voorbeelden in de Schriften, maar het meest verbluffende voorbeeld is dat van de geestelijk onbekwamen die de Heiland in bijzijn van Hemzelf verwierpen. ‘Maar hoewel Hij zoveel tekenen in hun bijzijn gedaan had, geloofden zij niet in Hem’ (Johannes 12:37; zie ook LV 138:26).
Er zijn te veel voorbeelden die aantonen dat ‘eerst zien, dan geloven’ lang niet altijd opgaat. Wie hopen op één spectaculaire ervaring die hun getuigenis vormt, beseffen niet dat het grotere getuigenis van de Geest dagelijks tot ons komt, op velerlei kleine manieren, zoals de laatste keer dat je een Schrifttekst markeerde. Denk er maar eens over na. De reden waarom je die Schrifttekst markeerde is omdat je een indruk, een inzicht, een ‘Aha!’ opdeed. Een geïnspireerde indruk is openbaring.
Nog een voorbeeld van openbaring is wanneer je de ingeving krijgt om aardig te zijn of iets goeds voor iemand te doen, ‘want alles wat uitnodigt om goed te doen […], wordt door de macht en gave van Christus uitgezonden’ (Moroni 7:16). Het licht van Christus is altijd aanwezig! Je proeft het elke dag. En uit die influisteringen, uit dat ‘kleine komt het grote voort’ (LV 64:33).
‘Door de macht van de Heilige Geest kunt gij de waarheid van alle dingen kennen’ (Moroni 10:5)
Kennen jullie iemand in het Boek van Mormon die een engel zag en tot geloof kwam? Je denkt waarschijnlijk aan Alma de jonge. Er was een engel aan hem en de zoons van Mosiah verschenen en ‘hij daalde als het ware in een wolk neer; en hij sprak als het ware met de stem des donders’ (Mosiah 27:11). Jullie kennen de rest van het verhaal — Alma’s bekering en daaropvolgende bediening.
Was het voor Alma eerst zien, dan geloven? Nee! Waarom? Omdat Alma nog steeds zijn keuzevrijheid moest uitoefenen en door studie en geloof moest leren, en nog niet gebeden had om de waarheid te kennen. Zien is geen snelle route naar geloof of een getuigenis, zoals blijkt uit de voorbeelden die ik net genoemd heb. Alma beschrijft zelf hoe hij zijn getuigenis heeft ontvangen en schrijft dat niet toe aan de verschijning van een engel. Sterker nog, hij noemt de engel nergens in zijn getuigenis:
‘En dat is niet alles. Denkt gij niet dat ik die dingen voor mijzelf weet? Zie, ik getuig tot u te weten dat deze dingen waarover ik heb gesproken, waar zijn. En hoe denkt u dat ik dit zo zeker weet?
‘Zie, ik zeg u: ze worden mij bekendgemaakt door de Heilige Geest Gods. [Het licht.] Zie, ik heb vele dagen gevast en gebeden om deze dingen voor mijzelf te kunnen weten. En nu weet ik inderdaad voor mijzelf dat ze waar zijn, want de Here God heeft ze mij door zijn Heilige Geest geopenbaard; en dat is de geest van openbaring die in mij is’ (Alma 5:45–46); cursivering toegevoegd).
Een ‘wake-up call’ of een verandering in gedrag op korte termijn kunnen van buitenaf via onze vijf zintuigen op ons inwerken, maar is altijd van korte duur, zoals bij Laman en Lemuël. Een blijvend getuigenis kan alleen van binnenuit komen, doordat iemand door studie en geloof kennis tot zich neemt waarbij de Heilige Geest het evangelie ‘in hun binnenste [zal] geven en [het] in hun hart schrijven’ (Jeremia 31:33). Dat is waarom de Nephieten, die ondanks dat ze de Heiland bij zijn bezoek aan hen hadden gezien, gehoord en gevoeld, en die brood hadden geproefd en geroken die Hij op wonderbaarlijke wijze had verschaft (zie 3 Nephi 20:39), toch ‘baden om hetgeen zij het meest verlangden; en zij verlangden dat hun de Heilige Geest zou worden gegeven’ (3 Nephi 19:9).
Enige jaren geleden vertelde een zendeling op leeftijd mij het volgende verhaal. Het was hem als jonge man in de jaren 1960 overkomen en het illustreert ook dat de Heilige Geest ons alleen door studie en gebed een getuigenis van de waarheid geeft. Hij zei:
‘Ik woonde op mezelf in Provo (Utah) in een appartementje in de buurt van het centrum. Ik werkte als verkoper in een kleine meubel- en stofferingszaak in Provo, en wat er gebeurde speelde zich tijdens het lange weekend rond de jaarwisseling af.
‘We hadden een lang weekend vrij. Het was donderdag 31 december, oudejaarsavond. We hadden van donderdag tot en met zondag vrij gekregen van het werk en ik was in mijn appartement zonder plannen om iets te vieren. Ik was aan het wachten tot het avondeten dat ik bereidde gaar was, en ik zocht iets om te lezen. Ik had zelf geen lectuur in het appartement en ging naar de buren en vroeg wat jonge mannen die daar woonden (studenten aan BYU) of ze iets hadden — hopelijk een tijdschrift over vissen en jagenof iets in die trant. Ze zeiden dat ze geen tijdschriften hadden, maar wel een boek dat ik misschien wilde lezen. Ze gaven me een exemplaar van het Boek van Mormon.
Ik had wel van de mormoonse kerk gehoord (wie niet in Utah?), maar kende het boek niet. Ik bedankte hen en nam het mee naar mijn appartement. Tijdens het eten bladerde ik door het boek en begon te lezen. Ik geef toe dat ik verschillende stukjes vluchtig doornam op zoek naar de verhaallijn. Er kwamen namen en plaatsen in voor waar ik nooit van gehoord had en ik raakte maar niet geboeid. Na het eten bracht ik het boek dan ook terug met een ‘nee, dank je.’
‘“Heb je erover gebeden?” vroeg een van de jonge mannen. “Erover gebeden?” reageerde ik. “Ik wilde alleen iets te lezen, niet iets waarover ik moest bidden.” Er ontspon zich daarop een zeer interessant gesprek over de inhoud van het Boek van Mormon. Ze vertelden me dat het een boek met Schriftuur was, een boek waarover ik eerst moest bidden en daarna moest lezen met een oprecht verlangen om te weten of het waar was of niet, en dat God dan de waarheid ervan aan me zou openbaren door de macht van de Heilige Geest.
‘Ik was van huis uit katholiek en was in die tijd weliswaar niet praktizerend, maar klampte me uit alle macht aan mijn lidmaatschap in de katholieke kerk vast omdat ik nooit anders had gekend. De enige gebeden die ik ooit had geuit waren het Onzevader, de Weesgegroet en het oplezen uit mijn misboek — iets wat ik al heel lang niet meer gedaan had. En nu vroegen een paar jonge mannen me om te bidden tot een God die ik niet echt kende en Hem te vragen mij te laten weten of het boek waar was of niet. Ach, wat maakte het uit, ik had toch niets anders te doen en het zou een lang, lang weekend worden. Ik nam het boek mee naar huis, opende een fles bier, stak een sigaret op, knielde neer en vroeg God me te laten weten of het boek waar was. Toen begon ik te lezen: ‘Ik, Nephi, ben geboren uit goede ouders.’
‘De namen en plaatsen waren dezelfde als die ik een paar uur daarvoor had gelezen. Het enige verschil deze keer was de “opschorting van ongeloof” die op magische wijze over me was gekomen. Ik zat letterlijk in het boek! Ik zag Nephi voor me; ik zag zijn broers voor me, en ik werd kwaad wanneer ze hem verkeerd behandelden. Ik mocht Nephi wel! Ik vereenzelvigde me met de goeien en had medelijden met de slechteriken. Ik las uren aaneen en kon het boek maar niet wegleggen. Toen ik eindelijk op mijn horloge keek, was het bijna vijf uur in de ochtend. Ik wenste mezelf een gelukkig nieuwjaar toe en ging slapen.
‘Ik werd rond half negen wakker en greep instinctief naar het boek. De rest van het weekend verliep net zo. Net als bij broeder Parley P. Pratt was de gedachte aan eten een last, ik wilde door niets gestoord worden. Ik legde de hoorn van de haak en las de hele dag door, met zo nu en dan alleen een snelle hap tussendoor. Net als de eerste nacht besefte ik uiteindelijk dat het al vroeg in de ochtend was, sliep een paar uurtjes, pakte het boek weer op en vervolgde mijn zelf-opgelegde leesmarathon. Uiteindelijk, rond vijf uur in de ochtend, had ik het boek uit, waarna ik uitgeput in slaap viel.
‘Vlak voor kerst dat jaar had ik een grote tapijtklus in de buurt van American Fork (Utah) in de wacht gesleept. Het ging om een speciaal soort tapijt en mijn baas wilde dat ik toezicht hield op de tapijtleggers. Mijn baas was bisschop geweest ergens in Provo en was een paar keer tegen mij over de kerk begonnen, maar ik wilde er niets van weten. Hij was een goede baas, maar je wilde hem niet tegen de haren in strijken, omdat hij een kort lontje had. Op die bewuste maandagochtend, om acht uur, werd ik geacht toezicht te houden op het leggen van het tapijt. De afgesproken tijd brak aan en ik kwam niet opdagen; het werd negen uur, daarna tien uur.
‘Uiteindelijk, rond half elf, kwam mijn baas, helemaal over de rooie, naar mijn appartement, liep naar binnen, klaar om mij de mantel uit te vegen toen hij mij op de bank zag liggen met het Boek van Mormon op mijn borst, waarna hij van gedachte veranderde. Hij deed de deur stilletjes dicht en keerde naar de winkel terug met het vertrouwen dat hij de tapijtleggers wel op gang kon helpen. Ik werd net na half twaalf wakker (me niet bewust van het bezoekje van mijn baas), keek op de klok en zond voor de tweede keer in relatief korte tijd nog een gebed op. Ik kleedde me vlug aan (in de veronderstelling dat ik bij aankomst waarschijnlijk geen baan meer zou hebben), stapte in mijn auto en racete naar de plek van de klus.
‘Ik zag mijn baas daar en ging naar hem toe om me te verontschuldigen. Hij draaide zich om, begon te grijnzen en vroeg: “En, hoe vond je het boek?” Ik besefte wat er gebeurd moest zijn en ging in gedachte terug naar het voorbije weekend. Met tranen in de ogen zei ik het enige wat ik had kunnen zeggen: “Het boek is waar. Het Boek van Mormon is het woord van God.” Ik begon te huilen, waarop hij zijn armen om me heen sloeg. Ik heb mij op 22 januari 1965 als lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen laten dopen.’
Ik heb deze goede broeder enkele tientallen jaren na zijn bekering ontmoet toen hij en zijn vrouw op zending waren in het bezoekerscentrum over het mormoons bataljon in San Diego (Californië, VS). De reden waarom dit verhaal mij zo aanspreekt, is het contrast in zijn twee pogingen om het Boek van Mormon te lezen. De eerste keer dat hij begon te lezen, was dat zonder oprechte bedoeling en zonder te bidden. De tweede keer, met verlangen en gebed, leverde een heel andere ervaring op.
Er is maar één manier om erachter te komen of het Boek van Mormon en het evangelie waar zijn, en daar komt meer bij kijken dan nieuwsgierigheid en meer dan de vijf zintuigen. Daar komen een oprecht gebruik van iemands keuzevrijheid en handelen naar het verlangen om te weten bij kijken:
‘En wanneer gij deze dingen ontvangt, spoor ik u aan God, de eeuwige Vader, in de naam van Christus te vragen of deze dingen niet waar zijn; en indien gij vraagt met een oprecht hart, met een eerlijke bedoeling en met geloof in Christus, zal Hij de waarheid ervan aan u openbaren door de macht van de Heilige Geest.
‘En door de macht van de Heilige Geest kunt gij de waarheid van alle dingen kennen’ (Moroni 10:4–5).
Die belofte is niet vervat in termen van ‘Hij zou kunnen’, ‘misschien’ of ‘wellicht’. De belofte is: ‘Hij zal de waarheid ervan aan u openbaren door de macht van de Heilige Geest.’
Nog een leerzaam beginsel in dit verhaal is dat je niet eerst het hele Boek van Mormon hoeft uit te lezen voordat je een bevestiging krijgt. De man in dit verhaal proefde het licht op de eerste pagina. Hij hoefde de hele pizza niet op te eten voordat hij wist dat die goed smaakte. Anderen moeten wellicht wennen aan de smaak en proeven gaandeweg steeds meer van het heerlijke licht. Dat lijkt Alma te zeggen in dit vers: ‘Ja, het begint mijn verstand te verlichten, ja, het begint heerlijk voor mij te zijn’ (Alma 32:28).
Je getuigenis is sterker dan je denkt
Aan het begin vroeg ik jullie je getuigenis een cijfer in het geloofspectrum te geven. Ik hoop dat je hebt ontdekt dat je getuigenis verder is ontwikkeld dan je had gedacht. Met de Heilige Geest als je leerkracht heb je een volmaakte kennis verkregen van vele vruchten van het evangelie, en vrucht na vrucht, is je getuigenis, regel op regel, elke dag toegenomen.
Hoe meer je het evangelie leert en naleeft, hoe meer licht je ontvangt en hoe meer het plan van de Vader het evangelie van het gezonde verstand wordt. We leren uit onze eigen ervaringen dat de vrucht van de boom des levens inderdaad kostbaar is en ‘zeer zoet, zoeter dan alles wat [we] ooit had[den] geproefd’, en dat het onze ziel ‘met een buitengewoon grote vreugde’ vervult (1 Nephi 8:11–12). Wij gaan ervan houden vanwege de zegeningen, vreugde en controle over positieve resultaten die we erdoor in ons leven ontvangen, en de hoop op eindeloos geluk in eeuwig familieverband.
Ik getuig dat ik weet, en ik weet dat ik het weet, door de Heilige Geest, dat het Boek van Mormon waar is; het is het woord van God is. Het is heerlijk en zoet. Ik houd en geniet van de smaak ervan. Ik getuig dat Jezus Christus de Zoon van God is en dat Hij voor de zonden van de wereld gekruisigd is en geleden heeft. Hij is onze Heiland en blijft zijn kerk en koninkrijk hier op aarde door levende profeten en apostelen leiden en besturen. Ik getuig van zijn naam en van deze heilige waarheden in de naam van Jezus Christus. Amen.
© 2015, 2016 by Intellectual Reserve, Inc. Alle rechten voorbehouden. Engels origineel vrijgegeven: 2/15. Ter vertaling vrijgegeven: 2/15. Titel van het origineel: ‘Het licht proeven’ Dutch. PD10053676 120